Nieuwe winde-kelken(1864)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 140] [p. 140] Andersen. De oudheid verhaalt ons van menschen, wier zielen, Plotsling in aard en in wezen verkeerd, Bloeiden als bloemen, als dauwdroppels vielen, Zongen als vooglen, door niemand geleerd, Spreekt ons van Procne's, wier smart nog weêrklinkt, Als ons de zwaluw haar lentelied zingt. Maar ook deze eeuw mag haar wonderen roemen! Zij fluistert zacht van een Mensch, wiens gemoed Vooglen ten tolk werd, en meidauw, en bloemen, Die in hun sprake ze ons toespreken doet.... Andersen! noemt hem de ruischende faam, En leert aan de echo's der velden zijn naam! Vorige Volgende