Nieuwe winde-kelken(1864)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] De denneboom. (Aan mijne gade.) Gezegend zij de goede Hand, Die voor mijn kluisje u heeft geplant, Gij, immergroene, frissche Den, Die ik als 't beeld der trouwe ken. Wanneer de zon haar vollen gloed Verzengend op mij stralen doet, Ontsluit me uw groen een loverhut, Die voor de hitte mij beschut. Als 's avonds 't licht des hemels daalt, Dat op uw lover heeft gestraald, Dan aâmt dat loof een geur zoo frisch, Als zelfs geen geur van bloemen is. [pagina 81] [p. 81] En als ik op mijn leger rust, Wanneer de dagtoorts is gebluscht, Hoe lief gluurt door uw groen de maan Me als 't Bruidje door haar sluijer aan! Soms is 't mij, als de nachtwind ruischt, Of mij een geestenstem omsuist!... Neen! 't zijn de takken van mijn pijn, Die 't windeke tot snaren zijn. Daar blaast de Herfst de hoven kaal, De boomen dor, de velden vaal!... Geen nood! een eeuwig Meisaizoen Bekleedt mijn spar met eeuwig groen. En schoon de wind uit 't Noorden raast, En koude door de reten blaast, Zij spreidt om huis en huisvertrek Haar takken als een levend dek. Hoe dik en digt heeft in den nacht Het zwerk haar kruin met sneeuw bevracht!.. Maar straks een straal - en om haar hoofd Wat glans, die zelfs juweel verdooft! [pagina 82] [p. 82] Is 't soms alsof de winterkoû Mij bij den haard bevriezen zou, - Een handvol van haar vruchten voedt Het kwijnend vuur tot nieuwen gloed! Geeft God mij somtijds thuis een feest Te vieren met verheugden geest, Mijn Den tooit met haar groen mijn huis, En vormt een lusthof van mijn kluis! Of is er in mijn woning rouw, Schoon alles treurt, zij groent getrouw, En wijst in 't beeld dier eeuwge jeugd Op 't wederkomen van de vreugd. Ja, dreigde al ooit ter kwader uur Mijn dak de gloed van 't bliksemvuur, Afleider, bood ze trouw haar spits - Ik weet het - aan de bliksemflits! En als de dood mij eenmaal treft, 'k Weet ook, als men de lijkbaar heft, Lekt op het rouwkleed van haar blaân Een ochtend-dauwdrop als een traan. [pagina 83] [p. 83] Gezegend zij de goede Hand, Die voor mijn kluisje u heeft geplant, Gij immergroene, frissche Den, Die ik als 't beeld der trouwe ken! Gezegend zij de goede God Voor 't mij geschonken huwlijkslot! Mijn egâ heeft zijn trouwe Hand Als zulk een Den voor mij geplant. Vorige Volgende