Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 307] [p. 307] CLIII. Gij ziet een wielewaal. De vleuglen saamgeplooid, Toont hij niets ongemeens. Maar vliegt hij weg, zijn wieken Door 't zonnegoud bestraald of 't rood van 't morgenkrieken, Vertoonen u een schat van kleuren, rijk getooid. Hoe droef, dat wij ook vaak, als ons de doôn ontvliên, Eerst de oogen oopnen en hun volle schoonheid zien! Vorige Volgende