Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende CXLVII. Gij zijt eens oud, mijn paai, en poogt u te verjongen; 't Is al om sonst. De kuur misleidt, blijft onvoldongen. Uw haar blijft grauw, uw wang blijft ruw, uw vel blijft hard; Blos, bloei en bloem zijn heen, hoe u 't verleppen smart. Wilt gij van mij een raad? Daar is een andre schoonheid, Die de ouderdom niet min, meer vaak dan jeugd, ten toon spreidt: Word beter, zachter, word geduldiger bij pijn, Word vromer bovenal: grijs, zult ge ‘een schoonheid’ zijn! Vorige Volgende