Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende LXVIII. De wereldling betreurt zijn ramp, als enkel schade. De Christen uit een weenend: Ach! Maar doet het met een blijden lach: Hij groet ze, Aprilskind, als omsluierde genade. Vorige Volgende