Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende XXVI. Gij neemt bij 't weerglas raad, dat ge in de lucht deedt hangen? ‘Het vriest’. Wat kwaad, mits u uw haard voor koû bescherm? Zóó gij! verkillend moge u 's werelds lucht omvangen, Houd slechts door 't binnenvuur uw hart in 't binnenst warm! Vorige Volgende