Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 277] [p. 277] XVII. De zwemmer, met zijn arm als roeispaan, weert zich vlug; Maar wordt hij worstlensmoê, hij werpt zich op den rug, Om drijvende op den stroom een wijle in rust te blijven. Zoo gij, o mensch! Doe wat gij kunt met al uw macht; Maar waar die faalt, geef 't op; vertrouw u aan Gods kracht: Wees niet te trotsch om, zwak, op zijn genâ te drijven. Vorige Volgende