Hesperiden. Nieuwe poëzie in den avond des levens(1888)–J.P. Hasebroek– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende VI. O wacht u, als de knaap ontluikt, hem de idealen Te ontnemen, waar de jeugd het hart aan op moet halen. Wees niet den gier gelijk, die 't duifje grijpt, en haar De blanke pluimen rooft van 't zilvren wiekenpaar. Ziet gij ginds vedertjes, bebloed, door 't luchtruim zweven? 't Zijn vleuglen, waar een hart zich meê omhoog moest geven. Vorige Volgende