Dicht en ondicht
(1874)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij
[pagina 306]
| |
Vredeboodschap en krijgsgerucht.‘De eerste telegrafische dépêche, die van Engeland naar de Vereenigde Staten van Amerika is gezonden, op maandag avond 18 Augustus 1858, was vervat in deze woorden: ‘Europa en Amerika zijn vereenigd door den telegraaf. Eere zij God in de hoogste hemelen! Vrede op aarde! In de menschen een welbehagen!’ | |
I.‘Eere zij God in den hoogen,
En op deze aarde zij vree:
God, met de menschen bewogen,
Deelt hun zijn vadergunst mee!’
Zoo klonk eens 't lied uit den hemel,
Thans in een bliksemend schrift,
Onder der golven gewemel,
Juublend ter neder gegrift.
| |
[pagina 307]
| |
En wel te recht mag het klinken!
Liet men d'elektrischen draad
Diep in de wateren zinken,
Waarin zich Albion baadt;
Liet men hem 't bed overdekken
Van heel de Atlantische zee,
Tot waar onze oogen ontdekken,
Nieuw-AmsterdamGa naar voetnoot1), uwe ree; -
Laat de bazuinen nu galmen!
Want de triumf is behaald!
Zegen nu God in uw psalmen,
Van wien de zegepraal daalt!
Laat nu uw godgewijd juichen,
Christlijk Amerika, de aard
't Hoogere leven getuigen,
Dat ge in uw boezem bewaart!
Wilt gij oud-Engeland groeten,
Nu deze feestzon u daagt?
Wilt ge in een lied hem ontmoeten? ...
De Englen een feestlied gevraagd:
‘Eere zij God in den hoogen,
En op deze aarde zij vree:
God, met de menschen bewogen,
Deelt hun zijn vadergunst mee!’
| |
[pagina 308]
| |
II.
En op deze aarde zij vrede!
Hebt gij 't, mijn ooren, gehoord?
Zong zoo Amerika mede,
Stemmend in 't jubel-akkoord? ....
Hoort dan nog eenmaal, mijn ooren!
Wat is dat aaklig geluid,
Dat door zijn wanklank komt storen
't Lied, pas harmonisch geuit?
O al te vreeslijke galmen!
Donders van 't buldrend kanon!
Komt gij vervangen de psalmen,
Die pas de feestharp begon?
Hoort wat al aaklige kreten!
't Noorden in krijg met het Zuid!
Broeders, hun maagschap vergeten,
Dagen hun broederen uit.
Kaïn en Abel herrijzen!
Lamech herhaalt weer zijn lied!
Rachel's geklag doet u ijzen,
Als zij het moordtooneel ziet!
Rood zijn, o Hudson, uw golven,
Rood, Niagara, uw val!
't Is of in bloed zijn bedolven
Bergen en vlakten en dal!
| |
[pagina 309]
| |
't Land, eens een akker van leven
In zijn bevolking gelijk,
Schijnt nu, waar duizenden sneven,
Groote Verdelger, uw rijk!
't Is als waar' de oogstdag gekomen,
Die, waar zoo lang is gezaaid,
Goudene levens bij stroomen
Als zooveel graanhalmen maait!
| |
III.Is dat nu, is dat het: Vrede!
Waarvan ge, Amerika, zongt,
Toen gij voor 't eerst van uw reede
Londen aan Washington klonkt?
Ach, tot wat bitter ontwaken
Uit dien te hemelschen droom
Wekt ons 't verdelgende blaken,
Krijg, van uw vlammenden stroom!
Zong straks het vuur in de wateren
Van onverstoorbaren vree,
't Krijgslied, dat de aard nu hoort schateren,
Spot met dien psalm uit de zee.
Ach, nog is 't uur niet gerezen,
Als 't lied uit Efrata's dal
't Menschdom van wrevel genezen,
Vrede hun aanbrengen zal!
| |
[pagina 310]
| |
Eer ons die morgen zal dagen,
Moet eerst een hemelscher licht,
Dan telegraaf-lijnen dragen,
Dalen van 's Heilands gezicht!
Eerst moet de Vredevorst dalen,
Die, als de Koning der aard,
Grensmuren neerwerpt en palen,
Volken met volkeren paart.
Heer, tot hoe lang nog? Kom neder!
Blusch gij der twistvuren vlam!
Geef aan Amerika weder,
Wat haar de krijgstoorts ontnam!
Ja, breng heel de aarde den vrede,
Waar zij zoo lang reeds op wacht.
Doe haar naar 't woord, op haar bede,
Ons door uwe Englen gebracht:
‘Eere zij God in den hoogen,
En op deze aarde zij vree:
God, met de menschen bewogen,
Deelt hun zijn vadergunst mee! ....’
| |
IV.Eindlijk dankt de aarde d' Algoede:
Hij heeft die bede verhoord.
Oorlog! hij stilde uw woede!
Zonne des vredes! gij gloort!
| |
[pagina 311]
| |
't Zuid reikt aan 't Noorden de handen,
En - wat eens 't twistvuur ontstak -
Topsy noch Tom draagt meer banden,
Die nu het Vreêbestand brak.
Onder de bruisende golven
Tusschen New-York en Euroop
Blijft sinds de lichtlijn vervolgen
D' eenmaal gebakenden loop.
Vrede! zoo zingen de baren;
Vrede! zoo jubelt de mensch;
Vree! juichen de Englenscharen;
Vrede! weerklinkt Aller wensch!
1870. Later aangevuld. |