Dicht en ondicht(1874)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 291] [p. 291] Onze engelenwacht. (geschreven tijdens den oorlog van 1870 en 71.) Daar staat zij voor Gods troon, de driemaal heilge Trits, Door God der menschheid eens ter Englenwacht gegeven: Geloof en Hoop en Liefde, in wie zich 't godlijk leven Des Middelaars vernieuwt, uit wien hun oorsprong is. O zend ze in dezen tijd van bloed en vuur, o Heer! Tot de aarde op nieuw, en met een nieuwe zending, neer! Hoe nu? Moet wederom een bloeddoop 't waschbad zijn, Waarin de menschheid van haar smetten wordt gezuiverd? Vergeef het, Heer, als voor die proef haar 't harte huivert! Zij buigt het hoofd, - maar gij, toon deernis met haar pijn. Sta de Engel des Geloofs ze in 't loutringswerk ter zij, Om haar te troosten: ‘Liefde, ook als God slaat, is Hij.’ - ‘Hoe lang, hoe lange nog?’ - roept in de donkerheid De wachter van omhoog, die uitziet van den toren, Of haast ook 't morgenrood eens beetren dags gaat gloren? - ‘Waar blijft toch 't vredejaar, waarom het menschdom schreit?’ - Kom, Engel, op wiens kruin de star der Hope prijkt, En stort Geduld in 't hart, dat schier bij 't wee bezwijkt. [pagina 292] [p. 292] O Christus! waar zijt gij, die Liefde hebt geboôn? Ei, zie hoe onder 't kruis uw broedren broeders slachten! - ‘Hier ben ik,’ fluistert, in dien bloedigsten der nachten, Een Stem: ‘'k Zend in mijn plaats d' aartsengel uit mijn troon.’ - 'k Zie op.... een engel met een bloed-Rood kruis gaat rond, En, vol der Liefde, drupt zijn zalve in elke wond. Wees welkom, eedle trits: Geloof en Liefde en Hoop! Gij zijt, ook nu, ons weer door God ten troost gezonden. Waar gij genaakt, wordt door uw licht de nacht verslonden, En, dwars door bloed en vuur, vervolgen we onzen loop. Gij predikt: ‘Moed! Stijge ook de nood op 't allerhoogst, De Heer is in den storm; in 't onweer rijpt zijn oogst.’ Vorige Volgende