Dicht en ondicht(1874)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 285] [p. 285] Op Stolzenfels. (Na den dood van Koning Willem Frederik IV van Pruisen.) I. Schoon Stolzenfels! Hoe rijk en prachtig Verreest ge als uit het graf, Toen 's Konings hand, zoo mild als machtig, U 't leven wedergaf. Sinds werdt gij hem de zoetste rustplaats, En, als de zwaan in 't nest, Zocht hij, aan 's Rijnstrooms boord, zijn lustplaats In uw verjongde vest. En, wapperde de konings-stander Van 't oude burchtslot neer, De golven zongen, de een aan de ander, Den lof toe van uw Heer! II. 'k Betrad op nieuw de rijke zalen; Maar 't was er kil en naar; Een graflucht scheen er om te dwalen, Als om eens dooden baar. [pagina 286] [p. 286] De hand versteef, die u herbouwde, En 't lustpaleis werd thans Een mausoleum. Doodsche koude Blaast op ons van zijn trans. Maar aan uw voet, nooit moêgezongen, Zingt steeds de Rijn zijn lied, Als waren al zijn golven tongen: ‘'k Vloei heen, maar sterve niet!’ Vorige Volgende