Dicht en ondicht(1874)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 284] [p. 284] Het lied eens konings. (Willem Frederik IV van Pruisen.) 'k Weet, mijn Verlosser leeft, en leidt mij op zijn wegen; 'k Ga rustig aan zijn hand het donkerst schrikdal tegen, En zoo de nacht me omgeeft, gelijk een zwarte tent, 'k Zie door de scheuren heen het licht, dat hij mij zendt. 'k Weet, mijn Verlosser leeft, en sterkt in 't leed den lijder; Zijn kruisbanier omwuift d' aan hem getrouwen strijder; En straal' mij ook geen star, de ladder Gods daalt neer, En langs een pad van licht stijg 'k opwaarts tot den Heer! 'k Weet, mijn Verlosser leeft, en zal een kroon mij vlechten, Waar hij de doornen mijner smarten in zal hechten, En uit de dropplen bloeds, die eens hun spits vergoot, Ontspruiten rozen, schoon als 't eeuwig morgenrood! Vorige Volgende