Dicht en ondicht(1874)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 282] [p. 282] Koningin Louise op het bal. (Historisch.) De Koningin, gezeteld op den troon, Waar zij den glans van Liefde en Macht ten toon spreidt, Ontvangt op 't bal den cijns, haar aangeboôn Door rang en roem, door adel, geest en schoonheid. Zoo treedt daar ook een frissche bloemkrans voor, Gevlochten uit een twaalftal jonge Schoonen, Die, in haar Horen-dans en wisslend koor, Der Uren beeld in schilderij vertoonen. Zij allen dragen bloemen in de hand, Die ze, in de vlucht der lichtgewiekte dansen, Ontbladeren - beeld van den lossen band Der bloemekens in 's levens rozenkransen! Ach, Koningin! wat droeve profecy! Hoe spoedig zal ze zich voor u vervullen! De bloemen dezer vreugd gaan snel voorbij, Terwijl u niets dan doornen blijven zullen. [pagina 283] [p. 283] Ja meer nog! Zelve een teere bloem gelijk, Bezwijkt ge voor de stormen, op uw stengel. Den hof ontrukt van 't aardsche koninkrijk, Herbloeit ge ginds als kronendragende engel! Maar zoo ook, Koningin Louise, daagt Ons in uw beeld een Leerares voor de oogen, Die op haar hoofd de kroon der wijsheid draagt... Wél hun, die naar haar lessen hooren mogen! Wél hun, die, 't zij in ouderdom of jeugd, Uw Horen-dans op 't koningsbal gedenken, En, bij de vlucht der korte levensvreugd, D'ontblaârden Krans tot wijs genot zien wenken! Vorige Volgende