Dicht en ondicht(1874)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 249] [p. 249] De maagd van Orleans. O Maagd van Orleans! Wie, bij 't klaroengeschetter, U, met de lelievaan van Frankrijk in de vuist, De macht van Albion vertreden ziet te pletter, Daar 't zwicht voor 't geestdriftvuur, dat in uw boezem bruist, Hij prijst den moed eens Helds in uw Jonkvrouwlijke aderen, En waar hij op uw zege eerbiedig de oogen slaat, Eert hij in 't lauwerloof, dat ge om uw kruin mocht gaderen, De koene daad. Maar schooner eerekrans ziet hij uw slapen sieren, Waar ge, als eens Mozes' toorn de wet, dus 't zwaard verbreekt, Omdat ge in 't leger weelde en wellust bot ziet vieren, En in dien toorn het recht des heilgen oorlogs wreekt. Wie dus u ziet, zal niet alleen uw daden kronen, Maar meer uw geest en hart, Jonkvrouwlijke Heldin! Hij eert in Frankrijks Maagd, ver boven Frankrijks zonen, Den eedlen zin. [pagina 250] [p. 250] Die krans dort nimmermeer. De zege ontvlood uw vanen; Gij valt in 's vijands hand; hij legt u ketens aan; En gij, die voor uw vorst weer 't pad ten troon mocht banen, Bestijgt een houtmijt, waar uw Jeugd in moet vergaan. Maar bij die nederlaag, uw eer blijft ongeschonden. Die roem blinkt, als een star, door aller eeuwen nacht: ‘God had in u uw volk, tot heeling van zijn wonden, Een Held niet slechts, maar ook een Schutsgeest toegezonden!’ Deugd gaat vóór Kracht! Vorige Volgende