Dicht en ondicht(1874)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] In memoriam. Geschreven bij de Genestet's graf te Rozendaal. Hoe welkte uw poëzij, .... Een bloem van korte dagen - Nog vóôr het zomertij? De Génestet. Een steen beneden, Die de aarde dekt; Een steen, die rijzend Zich opwaart strekt; Een naam, ten teeken, Wie 't eerblijk gaf; Zijn naam ten opschrift; - Ziedaar zijn graf! Maar - om dien grafsteen Een boomenkrans, Die blinkt in 't zonlicht En 's maanlichts glans! [pagina 46] [p. 46] Een krans geweven Door u, Natuur, Voor wie u wijdde Eens minnaars vuur; Voor wie zijn speeltuig Uw tooverfluit Zacht na deed spelen Met zoet geluid! Wel zingt gij 't graflied Hier vroeg en spâ, Melodisch ruischend, Acacia! Wel plengt ge uw tranen, Gij, lijkcipres, Met dauw bedruppeld Uit 's hemels flesch! Wel heft ge uw spitse, Gij, populier, Omkranst met rozen En eglantier! Die roos, zij past hier Meer dan de tuil Van marmren rozen Op 's Dichters zuil! Neen, voor den Zanger Geen roos van steen, Wiens luit van bloemen Omstrengeld scheen; [pagina 47] [p. 47] Wiens zang blijft ruischen Van jaar tot jaar, Of 't, waar hij rondsuist, Steeds lente waar'! Ik vang die klanken Op 't bed van gras, Waar 'k peinzend neerzit Bij 's dichters asch. Een handvol bloemen, Voor hem geplukt, Strooi 'k op den lijksteen, Die koud hem drukt. Een traan van droefheid Ontrolt mijn oog; Een Vraag vol liefde Rijst naar omhoog; Een laatste Waarom, Bij 't Vragental, Dat in zijn zangen Steeds leven zal. Waarom, o Dichter Van 't Leekendicht, Die trek des weemoeds Op uw gezicht? Waarom benevelt Somwijlen 't grauw Eens droeven twijfels Uws hemels blauw? [pagina 48] [p. 48] Waarom soms, tastend, Zoekt gij de rust, Die in de ziele Haar weifling sust? ... O! wat alhier dus Uw' blik ontvlood, Hebbe u ontsluierd De bleeke Dood! Laav' ginds nu 't harte Zich uit de Bron, Die 't hier, schoon zoekend, Niet vinden kon! Voor 't ‘Peinzensmoede,’ Klink' nu een lied, Dat voor 't ‘Gevonden!’ God hulde biedt! .... Op aarde intusschen Ruischt altijd voort De zoete nagalm Van uw akkoord. En op uw tombe, Omwuifd van roem, Daalt telkens weder Een versche bloem. En schoon de herfstwind 't Gebloemt' verstrooit Om 't grafgesteente - Die bloem sterft nooit! Vorige Volgende