Dicht en ondicht(1874)–J.P. Hasebroek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Het gebed eens dichters. Aan Victor Hugo. Oh, n'exilons personne. Chants du crépuscule. Seigneur, preserve moi - - - - De jamais voir, Seigneur - - - - La maison sans enfans. Feuilles d'Automne. Ma fille, va prier! - Va prier pour ton père! - Feuilles d'Automne. ‘O ban toch niemand uit!’ - Zoo hebt ge, o Bard, gebeden In 't lied, uw jonglingsluit eens tooverzoet ontgleden; En zie! Men bande u zelv'! Gij aat in 't uitheemsch oord Het brood der ballingschap, zoo hard voor weeke harten. Gij moest een dubblen storm op Guernsey's zeestrand tarten. ‘Geen ballingschap!’ zoo vroegt ge; uw beê bleef onverhoord! ‘Heer, zie ik nooit mijn huis van kindren gansch berooven!’ Zoo klom op d' eigen tijd uw smeekstem op naar boven; En zie! Gij draagt uw zoon, uw laatsten troost, naar 't graf. Half Frankrijk mengt en plengt met de uwe mee zijn tranen, [pagina 44] [p. 44] Om d' ondergang van 't licht, dat voor uw oog moest tanen.... ‘Geen leege woning!’ klonk uw bee; God sloeg haar af. Maar hoe! kan 't zijn, dat God steeds elk gebed verwerpe, Dat van de snaar klinkt van de eens hem gewijde harpe? Neen! Neen! Die harp vroeg mede eens God om ‘Biddenstroost.’ Die bee hoort God altijd! O wil die beê herhalen! En Hij, die in uw ziel zijn licht en kracht doet dalen, Vergoedt u, balling, 't kruis, u, kinderlooze, uw kroost! 1873. Vorige Volgende