| |
| |
| |
Zevende hoofdstuk.
Dit ondervond denzelfden avond de Ritmeester, terwijl hij onder het liefkozen van angelique beloofde, dat hij niet vertrekken zou, was de koerier reeds afgestegen, die de orde bragt van zijn oproeping naar het leger.
Het was in het laatst van Augustus van het jaar 1830; terwijl Hollands krijgsmagt nog in onbezorgde rust in de verschillende kwartieren des Rijks verstrooid lag, heerschte er reeds onrust en kommer in het koninklijk paleis en in de raadzaal over den opstand in België, die zoo onverwacht als hevig was uitgebarsten. Naar alle zijden werden renboden afgevaardigd, ten einde 's Konings getrouwen rondom den troon te verzamelen. Zulk eene tijding bragt dan ook het huis Lindenburg in schrik en verwarring. Een Ordonnanee bragt stralenheim den last, om zich dadelijk bij
| |
| |
den Overste te begeven. Daar aangekomen, deelde deze hem het verpletterende nieuws mede, te gelijk met de order om dadelijk naar het Zuiden op te rukken; toen hij daarop zelf naar de kaserne ging, vond hij zijne manschappen reeds op de been, en druk bezig met het oppakken der bagaadje.
Het was dien nacht een onrustig tooneel in de stad N; de ontroering beheerschte aller gemoederen: de slag had zoowel hooge als lage kringen met denzelfden schok getroffen. Terwijl er luide gejammerd werd in menige hut, waar de gemeene ruiters eeuwige trouw zwoeren aan meisjes, die wel wisten hoe hunne minnaars de eeuwen berekenden, en hoe vele zij er op deze wijze reeds beleefd hadden, was er toch ook elders menig schoon oog vochtig, al was daaraan het weenen verboden, en dreigde menig hart te breken, al moest het met alle zorg verbergen, hoe stuipachtig het klopte. In dien nacht werden zeker vele banden voor altijd losgereten, vele bloemen vertrapt en - misschien ook door de wegtrekkenden vele lasten afgewenteld.
Zelfs de rustige burgers hielpen mede den nacht in dag herscheppen; de meesten hadden behoefte, anderen, die dit nieuws nog niet konden weten, van hun nachtrust te gaan berooven, om het hun mede te deelen; morgen toch zouden zij de eersten niet geweest zijn, om hunne lieve vrienden te ontrusten en te benaauwen. Le drole d'amitié!
Anderen moesten, onder het rooken van een extra pijp en het drinken van een stevig glas wijn, hunne
| |
| |
edele verontwaardiging lucht geven bij hunnen buurman, dien zij waren gaan opzoeken, en die even gelukkig was een toehoorder te vinden voor zijn politieke vertoogen. ‘Ja, Mijnheer!’ luidde het, ‘ik heb het reeds lang voorzien; mijn vrouw zou kunnen getuigen, wat ik zeide zoodra ik den Franschen opstand vernam: dat vuurtje zal nog tot ons voortloopen; niet waar, kind?’ De goede vrouw had, sedert het ontvangen van het nieuws, reeds meer dan tienmalen dezelfde vraag met een toestemmend knikje moeten beantwoorden. ‘Die Franschen, zei ik, hebben ons altijd kwaad gebrouwen. Denk bij voorbeeld aan napoleon, toen de tabak zoo duur was, en ik zulk een kostbaren remplaçant moest koopen; doch het was in den wind gepraat; niemand geloofde mij; het heette: die man is een zwaarhoofd; maar ze dachten niet aan de tijden, die ik beleefd heb; en nu, Mijnheer! voorspel ik het weder, we zijn er nog niet, zeg dat ik het u gezegd heb.’
‘Och ja!’ zuchtten de toehoorders, door de bange voorzegging getroffen; met lange gezigten klopten zij onder langzame en deftige gebaren hunne pijpen uit, en het was hun bij den onschuldigen tabakswalm, die daarop uit het komfoor oprees, als of zij den kruiddamp reeds roken.
Nog luider kreten rezen er op in de woningen van hen, die door de verbindtenis met België schade in hunne kostwinning meenden geleden te hebben. ‘De ondankbaren! de monsters! hebben zij niet alles vóórgehad? gingen niet alle voordeelen de natuurlijke
| |
| |
takken voorbij, om aan de ingeënte loten toegevoegd te worden? Bij ons druppelde het naauwelijks, terwijl het ginds regende. En het zijn immers altijd zulke onvergenoegde booswichten geweest? Nooit kregen ze genoeg, nooit was het goed, wat de Koning ook voor hen deed. Neen! ze zijn nooit genaturaliseerd geweest; de ligtzinnige Fransche geest zat er al te diep in. Indien ik de Koning geweest ware, dan zou er niets van dat alles gebeurd zijn; ik zou wel maatregelen genomen hebben; ik zou ze.....’ maar wie hoorde in die dagen, tot vervelens toe, niet regeren voor onzen Vorst?
De goedhartigsten vlogen nog laat hun huis uit, om vriend A. nog eens te groeten, of om Luitenant B. wat te helpen oppakken; met vochtige oogen namen zij de orders op zich, welke deze hun omtrent de vereffening hunner zaken, of teederder aangelegenheden, opdroegen. Daarop spoedden zij zich met een beklemd hart naar huis, en bragten hun gezin in dezelfde stemming door het verhaal van het afscheid der vertrekkenden. En ofschoon zij zich eindelijk te bed begaven, stond hun nogtans den ganschen nacht het beeld van den scheidenden vriend voor den geest, en ruischte het in hunne ooren, als of de trompetter van het regiment den afscheidsmarsch aan hun bed blies.
In diepe gedachten verzonken, digt in zijn mantel gewikkeld, reed bij het aankomen van den dage- | |
| |
raad de jeugdige Bevelhebber aan het hoofd zijner dapperen de stad uit. Het geluid der muzijk-instrumenten was niet in staat door zijne vervrolijkende klanken de verslagen harten van velen op te beuren, maar scheen eer de droefheid der wegtrekkenden te bespotten; menige snorbaard zag gedurig om naar de joelende schaar, die hun een eind wegs uitgeleide deed; en als hij eindelijk het schreijend oog ontmoet had, waarnaar zijn blik zocht, wendde hij getroffen het gelaat voorwaarts, en voelde niet eens, dat de traan, die het sedert jaren droog gebleven oog ontschoot, aan de digte knevels bleef hangen. In het algemeen, gelijk dit gewoonlijk plaats heeft, kon men de aandoeningen der ruiters best uit de bewegingen hunner paarden opmaken. Sommigen stapten met ingetrokken bek en ingehouden tred voort, en verrieden daarin den weêrzin huns meesters, om het geliefd garnizoen te verlaten; anderen drongen met gevierden teugel en steigerenden stap vrolijk en driftig op hun voorganger aan, en drukten aldus den vurigen, voorwaarts strevenden geest huns berijders uit; de ongelukkigste waren die dieren, die in hun bloedige zijde en schuimenden bek het teeken droegen, dat hun harde Heer in den drang zijner strijdige gewaarwordingen op hen den wrevel wreekte, die zijn ziel vervulde.
Ook over het voorkomen van hun aanvoerder lag de somberheid verspreid, die de eigenaardige kleur van ieder afscheid is. De scheiding van zijn vaderlijken vriend had hem diep getroffen. Dienstpligt had hem verhinderd een oogenblik te vinden, om voor
| |
| |
hem zijn vol hart te openen, en hem de gebeurtenissen der laatste belangrijke uren mede te deelen; een enkel woord, in haast op het papier geworpen, was alles wat hij had kunnen achterlaten voor haar, die onverwacht zoo groote regten op hem verkregen had; allerlei gedachten dwarrelden door zijn hoofd. Het viel hem thans, in den kouden ochtend, die even weinig van de warmte van den vorigen avond behouden had als zijn bekoeld hart, het viel hem als ijs op de leden, dat hij niet als een vrij, maar als een gebonden man de stad verliet. Hij dacht er aan, dat hij nu een groot gedeelte van zijn aantrekkelijkheid voor de kringen, waarin hij verkeerde, verloren had; dat zijn hoogmoed op het vroeger onwaardeerbaar geachte geschenk van zijn hand nu een dwaasheid geworden was; hij dacht er aan, hoe geheel anders alles had kunnen loopen, indien zijn Oom hem niet juist gisteren naar Lindenburg gezonden had....
Het ‘diantre!’ dat daarbij op zijn lippen zweefde, werd zijnen wachtmeester, die juist op dit oogenblik een fout beging, naar het hoofd geworpen.
Langzamerhand steeg de zon hooger, en trok met de ochtenddampen ook de nevelen op, die den geest der meesten bewolkten. Het ligt toch in den aard der zake, dat krijgslieden. die een soldatenhart in den boezem dragen, niet lang kunnen treuren over een verandering, die aan hun eentoonig leven onophoudelijke afwisseling, aan hun ingesluimerden moed een nieuwen prikkel, en aan hun zucht naar bevordering nieuwe kansen belooft; als slechts eens het scheidings- | |
| |
uur achter den rug is, gaan zij met moed, ja met blijde verwachting voonwaarts; want hoewel zij de onzekerheid van hunne toekomst vooruitzien, maken zij de gewone fout in hunne rekening, dat zij de namen hunner makkers op de dooden-lijst plaatsen, terwijl zij voor zich zelven op bevordering hopen, die het gevolg dezer opruiming zijn moet; soldaten zien in hunne droomen vóór een veldslag veeleer epauletten - dan kogels; zij hooren in den afscheidsmarsch het lijklied van hun buurman; van daar, dat bij al het indrukwekkende van het oogenblik een korps, dat tegen den vijand optrekt, nog zulk een vrolijk gezigt kan opleveren.
Ook stralenheim vergat langzamerhand zijn persoonlijk verdriet hij de algemeene opgewondenheid, die onder zijn manschappen begon te heerschen. Voorttrekkende van plaats tot plaats, waar aller gemoederen geheel met het denkbeeld van den opstand vervuld waren, waar men alleen droomde van strijden en overwinnen, waar iedere doortrekkende krijgsbende als wreker van 's lands eere met luide toejuiching werd ingehaald en uitgeleid, was het wel onmogelijk, zelf niet door geestdrift te worden aangegrepen; en toen hij op de plaats zijner bestemming was aangekomen, behoorde geheel zijn hart, was al zijn denken en handelen alleen toegewijd aan Koning en Vaderland.
|
|