Elize
(2004)–Betsy Hasebroek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 134]
| |
Begin van het eindeDrie uur later leverde de zaal een allerliefst gezicht op. Tussen de schone partijen bloemen, die uit de oranjerie derwaarts overgebracht waren, stonden vrolijke groepen jonge lieden, zich bezighoudend met schertsen en lachen, praten of gluren, naarmate zij tot het een of ander gestemd waren. Tante Agatha zat voor aan de theetafel, waar de deftige moeders van deze lieve jeugd geschaard waren, terwijl de Baron met de aanwezige bejaarde heren een politiek gesprek voerde, waarin evenwel zoals gewoonlijk niemand op de spreker lette dan hij zelf. De jongelieden waren dus vrij, hetgeen Van Arkel zeer te stade kwam. Immers nu kon Eddy het plan niet volhouden van hem te ontwijken, dat zij zich scheen voorgesteld te hebben, nadat zijn eerste gemeenzameaant. groet flauwtjes door haar beantwoord was. Eddy was in een ongelukkige stemming. Het voorgevallene van die morgen had haar ganse ziel met het beeld van Ellington vervuld. Langzamerhand onder zijn machtige invloed geraakt, voelde zij zich door zijn zonderlingheden meer aangetrokken dan teruggestoten. Het was onmogelijk zich niet steeds met hem bezig te houden, daar hij altijd iets te raden gaf. Wie nu weet welk een grote stap men gedaan heeft als men een vrouw zo ver kan brengen dat zij zich altijd met hetzelfde voorwerp bezighoudt, zal begrijpen hoe gevaarlijk het raadselachtige, het pikante, het kokette verkeeraant. van Ellington wezen moest voor de eenvoudige kalme herinneringen die de eentonige, gelijkmatige omgang met de openhartige Johannes in haar ziel had achtergelaten. Eerst had Ellington haar verbeelding geheel ingenomen door zich bijna uitsluitend aan háár te wijden en thans, nu zij in haar onervarenheid het toneel van 's morgens voor een weerhouden bekentenis van zijn liefde voor haar hield, thans scheelde het maar weinig of haar hart stond mede op de lijst van zijn bezittingen. Onloochenbaar was het dat Johannes door al die oorzaken zonder zijn schuld daarin reeds veel grond verloren had en dat hij verre was van die terug te winnen, als het meisje onwillekeurig vergelijkingen maakte tussen de achteloos bevallige manieren van Ellington of de innemend beschaafde toon van de andere heren en de rondeaant., gemeenzame wijze van omgang die Johannes omtrent haar behouden had. Gevormd voor en door cerclesaant. vertoonden al de haar omzwevende petit-maîtresaant. zich in hun volle kracht, terwijl Van Arkel, uit gans andere stof gemaakt, zich vreemd gevoelde in de ongewone kring en zich met een schuwe linksheid aan haar vasthechtte, die haar in deze ogenblik alleronaangenaamst trof. Vernederd door het gebrek aan manieren dat de enige gast, die haar bekende was, voor aller oog verried, kwelde haar tevens de vrees dat Ellington zijn gemeenzaamheid met haar voor een bewijs van de juistheid van de gissingen van de baron houden moest. De arme Johannes had zich iets anders voorgesteld en iets beters verdiend van het meisje dan deze kwetsende ontvangst. Gekweld door het pijnlijke gevoel | |
[pagina 135]
| |
dat zo menige grote ziel in de bonte kringen van de grote wereld beklemt, van aldaar om het gemis van enkele kleine uiterlijke hoedanigheden een ongelukkig figuur te maken, had hij juist daarom de grootste behoefte gehad aan Eddy's tegemoetkomende vriendelijkheid. Maar nee, ook zij was door ijdele glans verblind, ook zij was de eenvoudige Eddy van Rijnzigt niet meer. Voor de eerste reizeaant. volgens de beproefdeaant. smaak van haar vriendin gekleed, spreidde zij in het rijke gewaad, dat haar zwanenhals onbedekt liet en met het parelsnoer van Miss Davenant door de zwarte lokken gevlochten, een fierheid ten toon die haar totnogtoe vreemd was geweest. Zij gaf Johannes dan ook geen de minste aanmoediging om vertrouwelijk met haar te spreken. Haar ogen hadden elders veel te veel bezigheid om te bemerken hoe veel tederheid de zijne verrieden. Zij vermoedde niet eens dat zij wreed was, maar schreef zijn gejaagdheid, zijn driftig spreken, het telkens afbreken van zijn rede aan de weinig vleiende oorzaak toe dat hij zich in deze kring belemmerd gevoelde en door zijn beschroomdheid zelf zijn minderheid beleed. Tot een dwaling nadeliger dan deze voor de verliefde wensen van Johannes kon het meisje wel niet vervallen zijn. Niets vernedert de man toch gevoeliger in het oog van een vrouw dan dat er een plaats in de wereld gevonden zou worden waar hij zich niet kan handhaven. Zenuwachtig druk sprak Johannes tot Eddy over Miss Davenant. Zij antwoordde met verstoorde geest bijna enkel in monosylbenaant., die soms snijdend de uitdrukkingen afbraken, waarin hij van verre op zijn tedere wensen zinspeelde, die door haar nauwelijks gehoord en volstrekt niet begrepen werden. Johannes had duidelijker moeten spreken en hij zou zich vele pijnlijke ogenblikken bespaard hebben. Sedert een uur was Eddy's oog telkens steelswijze op Ellington gevestigd. Eerst vrolijk en geestig en schitterend door vernuftige invallen, had hij zich plotseling uit de darteleaant. kring verwijderd, waarin bon-motsaant. over en weer gekaatst werden en zich gans teruggetrokken. Somber naast de piano gezeten die in een hoek van de zaal stond, hield hij zijn hoofd in zijn hand verborgen en scheen niets te willen zien van het gewoel dat hem omringde. Was het wonder dat Eddy zich verbeeldde dat het om harentwil was dat hij dus kwalijk geluimd scheen? Zij had nu reeds langer dan een uur een soort van tête-à-têteaant. met Johannes gehad. Was haar veronderstelling dan niet natuurlijk? Ellington echter dacht volstrekt niet aan haar: de lieftalligheid van Cecilia had hem in de cirkel getrokken waarvan zij het aangebeden middelpunt uitmaakte. Ieder drong zich om haar heen, hij wilde noch kon op een afstand blijven. Eerst ging alles goed: uit de hoogte zag hij neer op de laffeaant. wierook haar door enige geesteloze saletrekelsaant. toegezwaaid. Maar toen een jonge rechtsgeleerde van een allerinnemendst voorkomen zich bij haar voegde, terwijl Cecilia hem beter ontving dan Ellington aanstond, toen - toen kon hij zich niet langer goed houden. Zijn pas onderdrukte wrevel ontwaakte opnieuw, hij ontvluchtte de verleidelijke sireneaant., zoals hij haar noemde. Hem | |
[pagina 136]
| |
althans zou zij door haar liefelijke doch valse toverzang niet verlokken, dit zou hij haar doen zien. Cecilia had al haar zelfbeheersing nodig om niet te tonen hoezeer zij onder zijn weggaan leed. Door haar fierheid opgewonden om de rol van onverschilligheid omtrent hem te spelen, had zij die niet dan ten koste van inwendig lijden kunnen volhouden. Misschien was zij vroeger weleens koket geweest, maar thans was zij immers onschuldig? Zij was toch gedwongen, ter handhaving van haar eigenwaarde, hem tenminste enig ongenoegen over het gebeurde te tonen. Zeker, het was geen behaagzucht, maar behoefte aan afleiding, wanneer zij vriendelijk sprak met haar nieuwe aanbidder. Toen Francis zich dus van haar afwendde werd haar rol haar te zwaar, zij was op het punt van te schreien en...lachte en schaterde te luider. En hij, hij beet zich op de lippen, als de zilveren toon van haar stem zijn oor trof en sloeg zich de hand in de verscheurde borst, als de luide toejuichingen hem zeiden dat zij een nieuwe geestigheid gezegd had, als hij dacht dat zij schadeloos gesteld door aller aanbidding hem niet eens missen zou, niet eens zien dat hij haar bekoorlijkheden verachtte, trotseerde... ‘Hebt gij hoofdpijn, Francis?’ klonk plotseling een zachte stem aan zijn oor, een warme adem beroerde zijn wang en verkoelende eau de cologne druppelde op zijn brandend voorhoofd. Een schok trilde door al zijn leden, zijn ganse ziel was in opstand. Zij mocht dit niet zien. ‘Ik heb geen hoofdpijn’, zei hij, het geurige vocht met zijn zijden foulardaant. afwissende, om op deze wijze zijn gezicht te bedekken. ‘Scheelt u dan iets anders, Ellington?’ voer de vraagster voort. ‘Nee, nee, wat zou mij schelen? Ik heb nu eens lust alleen te zijn, zoals gij om door een kring van zotten geapplaudisseerd te worden. Laat gij mij vrij, zoals ik het u doe. Ga u vermaken, bid ik u, offer voor mij geen enkel vrolijk ogenblik op, Cecilia. Gij weet, ik ben een ondankbaar beweldadigde.’ ‘Dat zijt gij, Francis! God weet dat gij waarheid spreekt, het scheelt u weinig wie gij van u afstoot en hoeveel smart gij misschien daardoor veroorzaakt’, zei de andere op gesmoorde toon. ‘Deze morgen pas hebt gij mij zulke bittere tranen gekost en...’ een hete druppel viel op zijn hand. De doek gleed van zijn gelaat. Daar trof hem de zoete aanblik van het bekoorlijke meisje, dat bijna over hem heen gebogen stond. Haar schone ogen liepen over toen zijn blik ze ontmoette en haar borst golfde van aandoening. ‘Cecilia engel’, barstte hij uit, laat mij - ik ben een onwaardige, een ellendige, ik veracht mijzelf, hoe zou gij dit dan niet doen?’ ‘Francis, Francis’, zei zij, innig met hem bewogen, afkeurend het hoofd schuddend, ‘Geloof mij toch, gij zijt goed, gij zou volmaakt kunnen worden, zo gij slechts niet aan u zelf wanhoopte. Maar helaas, harder dan een rots, begraaft uw borst al wat zij edels bevat. Gij onttrekt anderen uw gaven, zonder er zelf genot van te hebben. Ik smeek, ik bezweer u, wees dan toch eenmaal die ge kunt en moet zijn. God en de natuur hebben haar werk aan u ver- | |
[pagina 137]
| |
richt; laat het aan u niet ontbreken terwille van uzelf, terwille van...’ Angstig luisterde hij naar haar woorden. Geweldige overspanning deed iedere zenuw van de sterke man trillen, hij vatte de zachte handen, biddend naar hem uitgestrekt, hij drukte ze in de zijne. Nog een woord en zij ging zeggen dat zij hem beminde. Als zij dat deed, zich zo verloochende, dan wilde hij nooit, nooit meer twijfelen aan haar liefhebbend hart, dan zou hij voor haar knielen, in de volle zaal, met luider stem bekennen dat zij hem overwonnen had, dan zou... ‘Freule Van Oedenrode, Cecilia, liefste vriendin!’ riepen plotseling twintig stemmen achter hen. ‘Kom toch, wij hebben u nodig. Wij hebben een heerlijk plannetje. Wij wilden zo gaarne eens dansen! De piano is al opengeslagen; de heren plunderen uw bloempotten voor boeketjes. Kom toch en zeg dat gij ons plan goedkeurt.’ In een ogenblik werden al die woorden door verschillende stemmen haastig uitgesproken. Hoe verwenste Ellington de onwelkome indringers, en Cecilia? ...Zij knipte haar tranen weg, drukte haar handen losmakende zacht twee vingers die haar nog gevangen bleven houden en fluisterde de jongeman toe: ‘Onthoud goed, de eerste wals!’ - Toen wendde zij zich gevat om. ‘Wie zal op de piano spelen?’ vroeg zij aan de juichende schaar. Allen zagen voor zich. Vervelender ding toch is er niet dan in het oneindige hetzelfde motief werktuiglijk te moeten herhalen, terwijl vlak achter u gedanst, gesprongen en...tedere blikken gewisseld worden. ‘Wie zal spelen?’ vroegen de dames elkaar, zonder dat de een meer dan de andere antwoordde. ‘Kom, ik zal het maar doen’, bood Cecilia van ganser harte aan. In haar verbeelding zag zij Ellington reeds op hetzelfde plaatsje gezeten, de anderen te druk bezig om op hen te letten, terwijl de eentonige muziek niets vorderde dan haar vingers. Zij konden dan immers het gesprek van daar straks hervatten? ‘Nee’, riepen de heren, ‘Nee freule! Eer zal er niet gedanst worden dan dat wij gedogen dat de koningin van het feest zich eclipseertaant.!’ ‘Gij zijt lastig vleiend, heren’, was Cecilia's antwoord. ‘Maar enfin, er moet toch iemand spelen. Wacht, ik bezin mij, misschien zal Miss Carlfort zo goed willen zijn. Eilieve, master Ellington, doe haar dit voorstel uit mijn naam en beweeg haar door uw welsprekendheid.’ Langzaam en met loden schoenen verliet deze zijn plaats. Hij had dezelfde berekening gemaakt als Cecilia, zo men haar slechts vergund had muziek te maken. - Onbeleefde mensen, haar juist te omringen nu hij haar gaarne alleen had! Hij gleed de zaal door naar Eddy en stoorde Johannes niet minder dan men hem gedaan had. Na lang dralen had deze eindelijk moed gevat Eddy te verzoeken hem vijf minuten haar onverdeelde aandacht te schenken, want van hetgeen hij haar te zeggen had hing voor hem alles af...Wat zou zij doen? Zij week enigszins | |
[pagina 138]
| |
achteruit, - luisterde vol ongeduld naar de omslag waarmee hij haar vertelde dat hij zijn leven ging wagen, zich aan hachelijke plichten toewijden, de lijdende mensheid bijstaan en... Hij werd onverstaanbaar in zijn stamelen. ‘En...wat bedoelt gij met deze mededeling? Wat kan ik daaraan doen?’ vroeg Eddy koel. Zij wilde een eind maken aan het lange gesprek, zij voelde dat Ellington hen gade sloeg. ‘Mij verzekeren dat uw hart mij vergezellen zal, dat ik van uw hand mijn beloning hopen mag, dat gij mij een weinigje zult lief hebben!’ barstte Johannes hartstochtelijk uit. Daar hoorde Eddy Ellingtons welbekende stap achter haar, daar naderde hij, hij was reeds onder hun gehoor, haar hart klopte van angst en valse schaamte. Zij zag in haar geest nog eens het verachtelijke lachje om Ellingtons lippen spelen...en bezweek. Zij verloochende Van Arkel. ‘Uw antwoord?’ drong Johannes haar, moed vattend door de spanning van het ogenblik. ‘Wanneer is uw vertrek bepaald, Mijnheer Van Arkel?’ vroeg zij en meer om Ellington dan om Johannes denkend, vervolgde zij luid: ‘In geval gij van avond nog plan hebt naar U. te gaan, wees dan verzekerd dat de beste wensen van een zusterhart u vergezellen.’ Snel wilde zij zich naar Ellington omkeren, maar voor zij dit deed zag zij Johannes waggelen en zijn bleek gelaat verschuilen achter de rood satijnen draperieënaant. van het gordijn dat hij vastgreep om niet neer te storten. Zij zag het en opeens tastte deze aanblik haar in het hart. Daar verhieven zich onderscheidene stemmen uit het voorledene in de ziel van het meisje en over-schreeuwden haar ijdelheid die ze gesmoord had. Plotseling trad Ellingtons beeld op de achtergrond. ‘Johannes’, begon zij met bevende lippen...maar daar was Ellington zelf! Geheel met de gedachte aan Cecilia vervuld, vatte deze haar hand zonder haar ontroering te zien of Van Arkel te bemerken en troonde haar zonder plichtplegingen met zich, verward sprekend: ‘Ik bid u, Miss Carlfort! Wees zo goed u te haasten: het jonge volkje wacht op u, zij zijn dol om te dansen. Gij zult wel willen spelen, hoopt Cecilia.’ Eer Eddy begreep wat men van haar begeerde of wist wat zij deed, zat zij op een taboeret voor het prachtige instrument en sloegen haar vingers een wals van Mozart aan, terwijl haar hoofd mee scheen te draaien met de rondslingerende paren, die, door haar rad spel gedwongen als een wervelwind rond te zwieren, haar telkens toeriepen: ‘Niet zo gauw! Langzamer! Heb medelijden met ons, Miss Carlfort!’ Spoedig was men afgemat, driemaal moest men haar om een françaiseaant. verzoeken eer zij het begreep. Toen verwisselde zij de muziek van Mozart met die van Aubertaant. en de vrolijke noten van het airaant.: Au marché qui vient de s'ouvrir.aant.
| |
[pagina 139]
| |
klonken haar tergend in de oren, als bespotten zij het berouw waardoor zij verscheurd werd. Langzamerhand werd zij kalmer; haar ontroering bedaarde, bij de aanvang van de deftige gavotteaant. was zij weer maatvast. Zij nam bij zichzelf voor het gebeurde straks te herstellen. Zij zou Johannes nog deze eigen avond spreken, hem zeggen dat zijn voorstel haar verrast had, dat zij gevoelig was voor zijn onderscheiding, dat zij echter uitstel verzocht om na te denken... ‘Uit de maat, niet zo schielijk’, riepen de dansenden. Daar tikten twee magere koude knokkels haar op de schouder, een gril liep haar over de rug, zij zag om, freule Van Oedenrode stond achter haar. Boosaardige vreugde en grote nieuwsgierigheid blonken in haar kleine grauwe ogen, toen zij zei: ‘Eddylief, ik breng u de groeten over de votre beau provincialaant.. Bleek van beschroomdheid nam hij daarstraks afscheid van mij. Hij kon niet langer blijven daar hij terstond naar U. terug moest. Hij wilde u echter niet storen, maar bad mij u uit zijn naam vaarwel te zeggen en erbij te voegen dat het zijn vurige wens is dat gij rust zou hebben bij uw laatste woorden. Eilieve, wat beduidt deze boodschap? Heeft mijn broer goed gezien en was het heertje waarlijk un amoureux? Zeg mij, was het een verliefde twist?’ vroeg zij nieuws-gierig en trachtende te horen wat zij ondanks al haar katachtig gegluur niet had kunnen zien. ‘Volstrekt niet, freule’, hernam Eddy, in haar dodelijke angst tot veinzerij de toevlucht nemend om niet in de ongenadige handen te vallen die de spitse vingers reeds naar haar uitstrekten. ‘Van Arkel kwam mij meedelen dat hij naar een gesticht ter verpleging van choleralijders vertrok en ik zei hem daarop dat ik zijn besluit afkeurde.’ ‘Gij had wel gelijk’, antwoordde freule Agatha teleurgesteld, ‘Niets is in mijn oog bespottelijker dan een filantropie, die nommer één in de waagschaal stelt. Al werd mijn eigen broer aangetast, ik zou denken: sauve qui peutaant.. Maar foei, welk een naargeestig gesprek op zulk een vrolijke plaats! Om mij te verzetten ga ik de kaarten weer opnemen, ik heb deze avond een winnende hand. Van haar bespiedende blik verlost weerhield Eddy haar tranen niet langer. Zij beefden op de toetsen, terwijl zij als een automaat voortspeelde. Een ogenblik daarna kwam Cecilia haar vragen of het spelen haar niet verveelde, doch zichzelf beantwoordende, voegde zij er bij: ‘Maar gij kent toch geen van de heren en uw vriend is verdwenen zodra het dansen begon.’ ‘Het heeft mij een weinig vermoeid’, antwoordde Eddy, om haar ontroering te verontschuldigen. ‘Foei’, zei Cecilia, ‘hoe kon ik u ook zo lang laten zitten?’ en zij kuste Eddy's voorhoofd teder. Koud zweet bedauwde het. ‘Wat scheelt u, lieve?’ vroeg zij goedhartig. ‘Gij zijt niet wel, dat draaien om u heen zal u licht in het hoofd gemaakt hebben. Daarbij, 't is hier smoorheet, ga even met mij naar buiten.’ De verse lucht verergerde Eddy's ongesteldheid zozeer dat Cecilia geholpen door de af- en aandravende bedienden haar naar haar slaapkamer bracht. Met | |
[pagina 140]
| |
behulp van Rose hielp zij haar vriendin te bed en zond toen eerstgenoemde naar het gezelschap met het bericht dat Miss Carlfort ongesteldaant. was geworden, waarom zij zich bij de gasten liet verontschuldigen. Haar tante zou de honneurs wel willen waarnemen, hoopte zij. Een kwartier na haar vertrek uit de volle verlichte zaal zat Cecilia op de stille slaapkamer, bij het flauwe schijnsel van het albasten nachtlampje. Eddy lag stil, geheel in zichzelf verdiept, en ook Cecilia had te veel te overpeinzen om naar een gesprek te verlangen. Sedert hun gestoord onderhoud had zij Ellington geen woord meer kunnen zeggen, ja, had hem na het eindigen van de eerste wals, voor welke zij samen geëngageerd waren geweestaant., nauwelijks meer gezien, bestormd als zij dadelijk werd met nieuwe aanzoeken zodra haar laatste danser met een buiging zijn afscheid nam. Ook had Ellington haar niet meer gevraagd, maar, zonder zich te ontfermen over de overtollige dames die bij gebrek aan dansers tapisserie moesten makenaant. was hij stil in dezelfde hoek gaan zitten die hij vóór de wals had ingenomen en had het aan Charles van Almhoven overgelaten eer te doen aan de dames, de schildpadsoep en de roomtaartjes. Niet lang na het vertrek van de beide vriendinnen kwamen de koetsen. Gewoon aan Cecilia's vrije manieren dacht geen van de jonge dames eraan zich over haar wegblijven te verwonderen of dit kwalijk te nemen. ‘'t Is Cecilia, origineel in alles!’ zeiden ze de schouders ophalend toen haar boodschap binnen gebracht werd. De heren speet het gevoeliger, maar ook zij waren gedwongen in haar verschoningaant. te berusten. De gasten namen afscheid en alras was de woelige zaal geheel verlaten behalve door freule Agatha, die rechtaant. huishoudelijk bleef helpen aan het uitdoven van de waslichten en het wegbergen van de wijn en de gebakjes, waarvoor zij van de bedienden bij haar vertrek uitgescholden werd als een schrale, gierige heks, die met de dood al in één lijntje liep en nog bang was om tekort te komen eer hij haar de lange hals brak - hetgeen zij menslievend wensten dat spoedig gebeuren mocht. |
|