Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |
Vrijdag 13 december 1940Vandaag bood ik een lunch aan aan Herschel Johnson, den waarnemend ambassadeur van de U.S.A. (nu Kennedy is afgetreden), Achilles, Amerikaansch zaakgelastigde bij onze Regeering en Furris, hun economischen adviseur; Lamping en Peekema waren ook aanwezig. Via Johnson nl. heb ik bericht over jou ontvangen (zie bldz. 538Ga naar voetnoot417) en ik heb ook overigens nogal veel met de Amerikaansche ambassade te maken. Herschel Johnson was niet slecht te spreken over den oorlogstoestand in zijn geheel (Middellandsche Zee), maar was wel bezorgd over de groote geallieerde verliezen op zee; trouwens de Engelsche couranten erkennen, dat zij ernstig zijn. De Engelschen zijn niet tevreden met ons antwoord inzake het beschikbaar stellen van groote passagierschepen voor troepenvervoer van hier naar het Nabije OostenGa naar voetnoot418; hun nood is klaarblijkelijk heel erg en ik geloof bepaald niet, dat wij hen in den steek kunnen laten; zij dringen er geweldig op aan, dat de Oldenbarnevelt en de Dempo, die dezer dagen uit Indië te Nieuw York aankomen, dadelijk gewapend zullen vertrekken. Gisterenmiddag hebben wij den Gouverneur-Generaal geseind, om hiermede in te stemmen; het beteekent een extra vervoer van tenminste 6000 man, die ze in Libye/Egypte momenteel natuurlijk best kunnen gebruiken; maar 't is een hachelijk ondernemen, dit traject Engeland/Atlantische Oceaan/Suez. Van onze Indische passagiersschepen varen nu onder onze vlag voor de Engelschen: Huygens, Johan de Witt, Nieuw Holland, Nieuw Zeeland. Daarbij zouden dan nu komen de van Oldenbarnevelt, de Dempo, de Marnix en de Sibajak; ik vraag mij af, hoeveel van onze mooie mailschepen wij na den oorlog nog zullen bezitten en hoeveel schepelingen het leven zullen hebben gelaten. Die schepelingen-kwestie is overigens een vraagstuk apart: er zijn bepalingen gemaakt door de Regeering, volgens welke hun dienstverband gedurende den oorlog voor onbepaalden tijd is verlengd, zoodat zij moeten varen en anders, althans in de Nederlandsche koloniën en in geallieerde landen, in de gevangenis worden gezetGa naar voetnoot419. Men kan tegen dezen dwang in oorlogstijd moeilijk bezwaar maken, doch, vooral in den tijd, dat onze koopvaarders nog on- | |
[pagina 218]
| |
voldoende of zelfs in het geheel niet konden worden bewapend, zat er in dit systeem, dat honderden Hollanders van hunne vrijheid beroofde, toch wel veel onbillijkheidGa naar voetnoot420. |
|