Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdZondag 1 december 1940Welter heeft een brief van De Geer ontvangen uit Portugal, waarin hij zegt, dat hij maar afziet van zijn reis naar Indië en voornemens is naar Holland terug te keerenGa naar voetnoot399; hij is niet voornemens daar ook maar eenigszins op den voorgrond te treden, of aan politiek te doen, zegt hij. Maar de ministers zijn over dit besluit - en terecht - ten zeerste ontdaan. Het is inderdaad hoogst onbehoorlijk; men had hem geholpen aan de mogelijkheid om naar Nederlandsch-Indië te gaan via Lissabon en dit is nu feitelijk volkomen kwade trouw. Het zal - zelfs als De Geer zich in Holland inderdaad geheel afzijdig houdt - (en daarop is niet ieder volkomen gerust) voor de Duitschers een geweldig propagandamiddel zijn, dat de leider van de Regeering van Nederland, met welke zij den oorlog zijn begonnen, in het Vaderland is teruggekeerd. Misschien heeft De Geer deze zijde van de zaak onvoldoende overdacht - ik geloof van wél; hij was, ondanks zijn ongeschiktheid als premier, zéér sluw - maar men kan het moeilijk anders dan als landverraad beschouwen. | |
[pagina 208]
| |
Niet alleen, dat hij de Duitschers met zijn daad zeer helpt, ook tegenover ons volk, maar de indruk bij de Britsche Regeering zal abominabel zijn. Een groote, eenzame wandeling met mijn hond gemaakt: het was heerlijk weer en een mooie streek; ik heb tegenwoordig héél veel behoefte om alleen te zijn en te ontsnappen aan het eeuwige politieke gepraat in onze zitkamer, gepraat met een défaitistischen inslag. Ook ik ben warm voorstander van een vrede door vergelijk - als Nederland volkomen onafhankelijk kan worden; ik blijf het vreeselijk vinden dezen oorlog voort te zetten met al die slachting van non-combattanten, die blokkade tegen mijn eigen land door onze eigen bondgenooten, dat bombardeeren van ons eigen land door de Britten; bovenal wil ik naar jou en de jongens terug. Maar Welter en vooral Peekema zijn veel te zeer ingesteld op een ‘accoordje’ met Duitschland, kankeren op de Engelschen en op alles wat die doen en nalaten, alsof onze eigen Regeering niet het ongelukkigste en meest impotente stelletje was, dat men zich kan indenken. Zij gispen ook wel wat de Duitschers doen, maar toch met een soort intellectueele bewondering, die mij soms razend maakt. Als ik verhuis - het is hetzelfde liedje van reeds maandenlang! - dan laat ik de Minister (die overigens zeker de bekwaamste en meest actieve van allen is) geheel aan Peekema over en dan kunnen er gekke dingen gebeuren; dit is ook de opinie van Steenberghe en enkele anderen en daarom blijf ik maar in Welter's buurt, maar 't is vaak een heele zware wissel op mijn zenuwen, die het door de eindelooze scheiding van jou toch al zwaar genoeg te verduren hebben! |
|