Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 202]
| |
Maandag 25 november 1940Geluncht met eenige leden van de Amerikaansche ambassade en enkele menschen van het Internationaal Rubber Comité over de groote aankoopen door de U.S.A. van oorlogsvoorradenGa naar voetnoot384, waartoe ze het rubberuitvoerpercentage tot 100 willen opvoeren; ik heb daartegen heel ernstige bezwaren en ook de Minister en de Indische Regeering, maar de Britten en de Amerikanen zijn het eens en gebruiken heel zwaar politiek geschut om ons mee te krijgen; Engeland is bereid vrijwel alles te doen om de U.S.A. gunstig te stemmen. Ik ben van oordeel dat Amerika een zeer egoïstische politiek volgt en niets zal doen of nalaten dat niet in hun eigen kraam te pas komt, onafhankelijk van de vraag, of ze een beetje meer of een beetje minder rubber ontvangen. Ook met hernieuwd gevaar voor een Pacific Oorlog en de mogelijkheid van afsnijding van de verbindingen wordt zwaar geschermd. Ik vrees, dat wij wel zullen moeten toegevenGa naar voetnoot385. Aan de lunch vroeg ik aan één van de Amerikanen, wat de uitlatingen van Roosevelt en Lothian z.i. te beteekenen hebbenGa naar voetnoot386: hij meende, dat de President zich eigenlijk wil laten dwingen tot credietverleening aan Engeland door de publieke opinie; dat was ook onze visie. Overigens krijg ik steeds meer het gevoel, dat de Amerikaansche hulp aan Engeland met vliegtuigen, munitie, geschut enz. voor langen tijd nog niet veel te beteekenen zal hebben; dat is heel ernstig, maar ik maak het op uit allerlei incidenteele mededeelingen welke ik krijg. Ook Roosevelt zegt nu, dat er voorloopig niet zoo heel veel meer zal kunnen worden gedaan dan er al gebeurt en dat is niet erg bevredigend. Ook aan de productie-activiteit van Engeland zelf schijnt nog veel te mankeeren; de verliezen ter zee zijn beangstigend; de nachtbombardementen zijn weer zeer zwaar. Dit alles zou uitermate zorgwekkend zijn - en is het ook - als daar niet tegenover stond, dat het m.i. Hitler, en vooral Mussolini, lang niet voor den wind gaat. Met Frankrijk en Spanje schijnt hij nog weinig te zijn opgeschoten - en nu vermoedelijk des te minder, nu het Italië kwalijk schijnt te vergaan - en met Rusland heeft hij, zou men zeggen, laatstelijk ook niet veel bereiktGa naar voetnoot387. Bulgarije en Joego-Slavië houden zich krachtiger door de Grieksche successen, Turkije's houding en door het lot van Roemenië, dat voor Hitler capituleerde en nu een volmaakte chaos schijnt te zijn. | |
[pagina 203]
| |
De Engelschen hebben ons gevraagd vijf groote passagiersschepen, die door ons destijds gereserveerd zijn voor de vaart Indië-Amerika en Indië-Australië, aan hen te verhuren voor troepenvervoer van Engeland naar 't Nabije Oosten, te weten: de Oranje, de Marnix van St. Aldegonde, de Dempo, de Van Oldenbarnevelt en de Sibajak. Die route over den Atlantischen Oceaan is uitermate gevaarlijk vanwege den momenteel zeer succesvollen Duitschen en Italiaanschen duikbooten- en vliegtuigenoorlog tegen de convooien. Wij hebben nadere gegevens gevraagd over de urgentie van het verzoek en over hetgeen de Britten zelf doen. Uit het antwoord blijkt, dat 96% van de Engelsche passagiersschepen thans in deze vaart worden gebruikt, plus 17 Fransche, Poolsche, Belgische en Noorsche schepen. De Engelschen zetten er alles op voldoende troepen en uitrusting naar Afrika te krijgen en als 't voor hen een levenskwestie is, is 't dat voor ons ook. Ik ontwierp daarom een telegram dat de Minister - zij het met groote bezorgdheid voor deze prachtige en in jaren niet te vervangen schepen - aan den Gouverneur-Generaal heeft gezonden ‘ter sympathieke overweging’. Ik ben benieuwd, hoe Indië zal reageerenGa naar voetnoot388. |
|