Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdMaandag 23 september 1940Over de weekend ben ik er niet toe kunnen komen dit dagboek voor je bij te houden, mijn Joke; het leven is wel héél deprimeerend en ik zie eigenlijk zoo weinig vooruitzichten. Dezer dagen is het zoo wat een jaar geleden, dat ik naar Engeland ging voor die ellendige onderhandelingenGa naar voetnoot235 en wat zijn we in die twaalf maanden bij elkaar geweest? Ik doe | |
[pagina 131]
| |
mijn uiterste, uiterste best om opgewekt te blijven, mijn plicht te doen en vertrouwen te hebben in de toekomst, maar ik voel me zoo ontzettend eenzaam zonder jou en zonder de jongens. Zou aan dit alles ooit nog een goed einde komen? Wanneer zullen we weer bij elkaar zijn? Hoe maken jullie het? Heb je erge zorgen en moeilijkheden? Mijn laatste bericht kreeg ik op 4 September en dat was toen al meer dan twee maanden oud. Zaterdagochtend ben ik weer naar Cook's geweest om te hooren, of ze al iets vernomen hadden over de aankomst van de op 1 Augustus van hier verzonden brieven: niets..... Ik wacht nu maar even met opnieuw schrijven, totdat ik weet, of de andere brieven doorkomen, maar die onzekerheid wordt langzamerhand ondragelijk. En het leven hier geeft niets geen afleiding; na 7 uur 's avonds gaat niemand meer de deur uit; om half acht - acht uur beginnen de raiders bommen rond te strooien zonder eenig pogen zelfs om bepaalde objecten te raken. Gistermiddag (Zondag) met de bus naar Kew gereden in den regen: Kew Gardens waren dicht vanwege de airraid, dus maar weer terug; heel veel ingestorte gebouwen gezien onderweg, maar onze buurt is toch wel een van de zwaarst geteisterde. Welter, die nooit in de schuilkelder wil slapen, gaat nu elken avond met een legerauto naar Selsdon Park; ook voor de weekend is hij weggeweest; hij heeft mij dringend gevraagd met hem mee te gaan, maar ik heb geweigerd, want ik wil mijzelf blijven en geen adjudant van den Minister worden; ik blijf in Londen, totdat de Regeering als zoodanig uitmaakt, dat het wenschelijk is, dat wij niet langer in de stad slapen. Je hebt het natuurlijk allerberoerdst onder Duitsch bewind, maar ik verzeker je, dat het hier in Engeland thans ook verre van prettig is: op 't departement is er, vanwege het beleg, niet erg veel te doen; om zes uur, half zeven ga ik naar huis; eet - alléén - om 7 uur, schrijf een beetje in dit dagboek; dan beginnen al gauw de airraids en de bommengooierij en dan is 't tien uur lang schuilkelder, nu al zestien dagen lang en dit beleg duurt al vijf weken. Maar er zal wel eens een einde aan dit alles komen; het publiek houdt zich flink, zelfs flinker dan in het begin, maar de zenuwen van de menigte, die elken nacht in de Underground en de schuilkelders wordt gejaagd, worden heel zwaar op de proef gesteld: Warschau was zeker veel erger - tot nog toe! -, maar dat duurde een dag of tien en Rotterdam's afgrijselijke slachting was in een half uur afgeloopen. Ik hoorde vandaag dat iemand, met wien ik de vorige week lunchte, gisteren door een bom is gedood; in het flatgebouw, waar Peekema woont, sloeg een bom in de schuilkelder gisteren: tien dooden en veer- | |
[pagina 132]
| |
tig gewonden en zoo krijgen we elke dag de opwekkende berichten. Maar 't ergste is die eenzaamheid. Welter heeft mij wel niet in de steek gelaten, want hij heeft mij dringend en herhaaldelijk gevraagd om met hem mee te gaan, maar er zijn te veel menschen, die niet weg kúnnen. Als de Regeering zich uitspreekt, dan zal ik verder zien. Zooeven het bericht, dat 85 kinderen, die naar Canada geëvacueerd zijn, zijn omgekomen, toen hun schip in de Atlantische Oceaan zonder waarschuwing 's nachts werd getorpedeerd in een storm. Japanners en Franschen slaags geraakt in Indo-ChinaGa naar voetnoot236; wat zal daaruit weer voortkomen voor ons goede Indië? Daar gingen buiten weer de sirenes en het geratel en gedonder en geknetter van het afweergeschut is weer losgebarsten; de huizen dreunen en schudden, de ramen rammelen: slape, wie slapen kan; buiten gaan de brandweerwagens alweer voorbij. Zaten we maar samen op MegamendoengGa naar voetnoot237. Denk vooral niet, dat ik behoor tot de gedrukten en bangen: ik blijf vrij opgewekt en kan gelukkig velen opvroolijken, maar 't is zoo 's avonds alléén in de zitkamer, dat nu en dan een bui van gedruktheid mij overvalt en dan geeft het mij een opluchting, als ik dat voor jou kan opschrijven. |
|