Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdVrijdag 27 september 1940Het is weer eenige dagen geleden, dat ik dit dagboek bijhield: er is feitelijk geen gelegenheid voor geweest. Maandagavond is Welter niet weer naar Selsdon Park teruggeweest, maar is in het Mayfair Hôtel gaan slapen. Ik was weer in de shelter van Portland Place 73; ik geloof, dat die nacht althans in ons deel van Londen, de ergste is geweest. - - -Ga naar voetnoot238 Dinsdagmorgen had ik een bespreking met den Minister, die vond, dat men niet langer in Londen moest blijven slapen; het is immers vooral tijdens de nachtraids, dat de bommen zonder eenige poging tot richten worden neergegooid. Dinsdagmiddag besloot de Ministerraad zekere regelingen te treffen, die het de ministers en de vaste ambtenaren - zij die uit Holland zijn ontboden destijds - mogelijk maken 's nachts buiten Londen te verblij- | |
[pagina 133]
| |
ven. Voorts zullen in het gebouw naast Stratton House, waar de departementen gehuisvest zijn, eenige schuilkelders voor slaapverblijven worden ingericht, voor hen die daarvan willen gebruikmaken. Welter heeft van menschen, die onder ons wonen in Portland Place, gehoord dat er een huis te huur is in de country, in een klein gehucht Borringdon, op de grens van Hertfordshire en Buckinghamshire waar het zeer rustig moet zijn, één uur per auto van Londen. Welter wil onze flat in Londen evacueeren en ik geloof ook, dat wij daartoe volkomen gerechtigd zijn: toevallig zijn wij het eenige huis in de buurt, waarvan niet vrijwel alle ruiten zijn gebroken en elke ochtend vinden wij in de omliggende straten meer huizen in puin. Welter heeft nu een auto van de Regeering, wat ik op zichzelf bij het volkomen gedesorganiseerde verkeer in Londen niet onredelijk vind; alleen ware het gelukkiger geweest, indien het verschijnen van de auto niet in tijd zoo dicht lag bij de verhoogde onveiligheid. Dat geeft trouwens aanleiding tot vrij heftige gesprekken tusschen Welter en mij, omdat ik van meening ben, dat zoolang niet het heele Regeeringsapparaat uit Londen is geëvacueerd - en dit moet eerst geschieden als de kern van de Engelsche Regeering weggaat - wij ook in de stad moeten blijven. Niettemin heb ik niet het minste bezwaar een paar nachten buiten te gaan doorbrengen om eens eindelijk behoorlijk te kunnen slapen. In ieder geval, Dinsdagmiddag bevond ik mij plotseling in een auto, die ons naar 't noorden bracht: wat eigenlijk de afspraken voor ons waren, wisten noch Welter, noch Dyxhoorn - die ook meeging - noch ik. Het was tegen donker, dat we aankwamen: we werden allerhartelijkst ontvangen door de familie Torrence, die Dyxhoorn en mij aan een kamer gezamenlijk hielpen (Austin's Hall, Venus Hill Borringdon), terwijl Welter een kilometer of 12 verder werd ondergebracht. Men deed alles om het ons geriefelijk te maken, let wel, menschen, die ons nooit tevoren gezien hadden. Even later zaten we in deze oude cottage uit de veertiende eeuw om een groot haardvuur - het is opeens veel kouder geworden - en de Londensche ellende is een oogenblik uit onze gedachten. Ik sliep op een soort veldbed, maar geweldig goed: in negentien dagen had ik geen behoorlijke nachtrust gehad. 's Avonds hadden wij in 't open veld een gezicht op het bombardement van Londen gehad, 40 kilometer af: telkens was de hemel daar even hel verlicht - een lichtparachute, die de Heinckels en Dorniers gelegenheid geeft hun lading uit te werpen; telkens kon men een brand zien uitbreken en daartusschendoor in de lucht telkens lichtflitsen van springende granaten van het luchtafweergeschut. Van hieruit klinkt het | |
[pagina 134]
| |
Londensche Inferno als een licht gerommel, aanzwellend en afnemend in intensiteit. Woensdagochtend reden we naar Londen terug langs vele nieuwe ruïnes. Mijn archivaris Mr. van Dortmund, die in de Y.M.C.A. in Tottenham Court Road woont, is uit zijn verblijf weggebomd; hij zelf heeft een kozijn en een deur tegen zich aangeblazen gehad; enkele menschen zijn gedood en verschillende gewond, maar hij kwam verder met de schrik vrij. Hij blijft nu slapen in den schuilkelder van ons Regeeringsgebouw, evenals een van mijn stenotypisten, die ook niet meer in haar huis kan. Er is groote teleurstelling bij ons allen over de volkomen mislukking van de Fransch-Engelsche onderneming tegen Dakar in West Afrika; Generaal de Gaulle kwam er aan, geëscorteerd door een Britsch eskader en vroeg den Franschen autoriteiten, of zij aan zijn zijde wilden komen tegen de Pétain-Regeering; toen men weigerde is er een beetje over en weer geschoten en toen is de Fransch-Engelsche expeditie maar weer opgekrast. Een enorm prestigeverlies m.i., vooral tegenover Spanje, dat toch al heel wankel schijnt te staan, in verband met Gibraltar. Ook de Engelschen zijn er nogal katterig over en spreken er maar liever niet overGa naar voetnoot239. Gunstig is, dat de Britsche nachtaanvallen op Berlijn steeds krachtiger schijnen te worden; het is misschien de eenige manier, dat het voor een derde partij, Roosevelt of de Paus, mogelijk zou kunnen maken, voor te stellen de afschuwelijke slachting over en weer te beëindigen. Ik heb een brief van Jeannie ontvangen met afschrift van een brief van M.v.F. met eenig - niet veel - nieuws over jou en de jongens: M.v.F. zouden bij jou hebben gegeten in Scheveningen: beide jongens zouden over zijn gegaan - Goddank - en jij zou gemeubileerd ergens gaan wonen. M.v.F. zouden het goed maken; de brief is vrij nieuw - van 25 Augustus. Behalve de 25 woorden via het Roode Kruis, heb ik nog nooit iets van jezelve rechtstreeks gehoord; ik hoop, dat jij nu ook via Jeannie aan mij kunt schrijven; ik zou zoo geweldig graag hooren, hoe 't jullie nu werkelijk gaat; je kunt niet weten, hoe verlaten ik me voel, feitelijk over een heel jaar met enkele korte onderbrekingen van je vandaan. En al die menschen, die nuchterweg spreken over een oorlog van nog een paar jaar, maken me half gek. Het huisje, dat Welter hier wilde huren ging - gelukkig! - onzen neus voorbij; daarna is weer een ander plan opgekomen voor huur van een | |
[pagina 135]
| |
gedeelte van een huis en eten met andere menschen samen; ik voel er niets voor en wil in Londen blijven. Maar de moeilijkheid blijft, dat Welter, waar de anderen onderdak zijn, geen meelegger heeft behalve mij en door het opgeven van de flat in Portland Place ben ik momenteel ook dakloos. Je weet, hoe geweldig ik 't land er aan heb in een soort dwangpositie te zitten en zoo voel ik mij. Op Vrijdag 27 September hadden wij een aantal zware dagaanvallen op Londen te verduren; de Duitschers moeten ongeveer 1000 bommenwerpers hebben gebruikt, waarvan ze er 133 hebben verloren, de Engelschen 31. Maar de schade in Londen moet weer heel ernstig zijn geweest (dokken en East End). Ook Westminster Abbey en the House of Lords schijnen geraakt te zijn: men hoopt niet ernstig. 's Ochtends zijn er weer een paar van ons, als door een wonder aan den dood ontsnapt: Peekema en Mevrouw Bánszky, de secretaresse van den Minister, die in het groote flatgebouw (zie Zondag, 15 September) op Dolphin Square wonen. Zij bevonden zich op de trap, hij een paar verdiepingen hooger dan zij, toen er een bom door het heele gebouw heen naar beneden sloeg: door den luchtdruk werd het trappenhuis tusschen hen in volkomen weggeslagen; Peekema dacht, dat Mevrouw Bánszky, zij, dat hij uit elkaar geslagen was. Geheel toevallig bleven zij beide ongedeerd, alleen zwaar onder puin en gruis. Ik lunchte met Schoenfeld, den nieuw benoemden Amerikaanschen zaakgelastigde bij onze Regeering, opvolger, of liever vervanger van Gordon, die uit Den Haag destijds naar Amerika teruggingGa naar voetnoot240. Hij bracht mij het eerste nieuws van het vandaag gesloten verdrag tusschen Duitschland, Italië en Japan, feitelijk gericht tegen elk land, dat alsnog zou tusschenbeiden komen in den oorlog met Engeland of China. Het is stellig bedoeld om de U.S.A. te dwingen buiten den oorlog te houdenGa naar voetnoot241. Schoenfeld verwacht, dat Amerika heel spoedig, misschien zelfs vóór de Presidentsverkiezing mee zal doen; de publike opinie in Amerika zou dat nu - volgens hem - bepaaldelijk wenschen. Ik vroeg hem, of hij niet verwachtte, dat Roosevelt partijen zou voorstellen dit afschuwelijke moord- en vernielsysteem te beëindigen en daarmede den oorlog. Hij verwachtte dat stellig niet en meende, dat er | |
[pagina 136]
| |
een generale opruiming van het Duitsche stelsel moest komen: hoe, dat preciseerde ook hij niet. 's Middags plotseling zonder luchtalarm een ratelende uitbarsting van luchtafweergeschut; later bleek, dat groote afdeelingen Duitsche vliegtuigen het Kanaal zijn overgestoken en dat eenige eskadrilles tot Londen waren doorgedrongen: Welter zag er negen. Een bom moet voor de Foreign Office zijn ontploft.
- - -
Ik heb dezer dagen aan Welter als Minister van Financiën een nota voorgelegd, waarin ik wijs op de noodzakelijkheid onze vaste ambtenaren, krijgslieden en schepelingen een soort diplomatieke status te verschaffen, waardoor zij worden onttrokken aan het Engelsche recht; dat is belangrijk om, als eenmaal de oorlog uit is, onze banksaldi dadelijk naar Holland te kunnen meenemen en niet onder allerlei deviezenregelingen te vallen; ik heb aangenomen, dat wij dat geld dan dringend zullen noodig hebben om de financiën van onze gezinnen eenigszins op orde te brengen. Verder als ons iets overkomt om te zorgen, dat wij niet onder het Engelsche erfrecht vallen en geen Britsche (heel zware) successierechten voor ons behoeven te worden betaald en tenslotte, opdat wij geen Engelsche inkomstenbelasting hoeven te betalen. Welter was het geheel met de nota eens en heeft haar aan Buitenlandsche Zaken gezonden om na te gaan, wat aan de zaak zou kunnen worden gedaanGa naar voetnoot242. We zullen na den oorlog (wanneer?) al onze duiten wel hard noodig hebben. Uit M.v.F.'s brief maakte ik op, dat je John en Nev beiden naar BeresteijnGa naar voetnoot243 hebt gezonden; dat lijkt mij heel verstandig en dat is voor mij erg geruststellend, in zooverre je op een of andere wijze toch eenig inkomen hebt: mijn salaris, mijn pensioen of steun van anderen? - - - |
|