Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdMaandag 26 augustus 1940Vannacht weer eenige airraids: verschillende - de meeste - menschen, welke ik sprak, zijn eenige uren in de shelters geweest: ze zullen m.i. daarmee vanzelf moeten ophouden, want dit wordt voor hen een cumulatief, opstapelend tekort aan slaap, dat zich zeker wreken zal. Geluncht met Van Boetzelaer, die benoemd is tot Gezant in Washington, weliswaar onder Loudon, die allang nogal erg ziek is - aderontsteking -, doch die men wel wil uitschakelen, hetgeen mij zeer noodig lijkt. Volgens onze berichten van den Gouverneur-Generaal is de legatie in Washington volkomen ontredderd en gebeurt er bijna nietsGa naar voetnoot194 en dat op zoo'n post in zulk een tijd! Er wordt ons arme land niet veel bespaard. Van Boetzelaer maakt een heel prettigen en intelligenten indruk, maar geen krachtfiguur. We spraken over allerlei onderwerpen, die voor ons in Amerika van belang zijn, vooral natuurlijk de Japansche kwestie, maar ook over relief voor Holland, rubber, tinverkoopen, credieten voor de Indische defensie. Hij vertrekt morgen per Clipper naar Nieuw York. 's Avonds vertelde Welter mij in strikt vertrouwen, dat de Koningin erop is blijven staan, dat De Geer ontslag neemtGa naar voetnoot195, niet slechts als premier, doch ook als Minister van Financiën. Vanmiddag behandelde de Ministerraad deze zaak en besloot zijn portefeuilles ter beschikking van de Koningin te stellen: dat is aanstonds geschied. Wat nu? Het besluit is m.i. niet juist: de Koningin moge het ontslag van De Geer op zeer onelegante wijze hebben behandeld, vaststaat, dat hij tegenover Haar ernstig en défaut is geweest en bovendien momenteel volstrekt ongeschikt is. |
|