Zondag 25 augustus 1940
De airraids hebben de laatste dagen een nieuw aspect gekregen. Op de kustplaatsen geschieden zij massaal met zeer groote aantallen (bijvoorbeeld 600), maar naar het binnenland en naar Londen toe met veel kleinere aantallen, die van groote hoogte af brandbommen gooien en vooral 's nachts.
Vannacht zijn voor het eerst bommen op de City gegooid: kantoren en een kerk in brand. Zware aanvallen, groote schade en vrij wat dooden op de badplaats Ramsgate. (Ik zit dit Maandagavond om half negen te schrijven; ben nl. wat achter geraakt en nu beginnen de sirenes weer van alle zijden haar luguber geloei; zouden jullie dat ook telkens weer moeten hooren?) Welter en ik gaan tot dusverre maar niet in den schuilkelder: misschien is het stom, maar 't is niet misplaatste heldenmoed, doch het gevoel dat als wij telkens, meestal ook tweemaal per nacht naar beneden gaan, we geen behoorlijke slaap meer zullen krijgen en dit kan nog maanden zoo voortgaan, misschien - maar dat geloof ik niet! - zelfs jaren. En de Engelschen bombardeeren op dezelfde wijze Duitschland en Italië.
Het wordt langzamerhand pure destructie en doodmaken van burgers, vrouwen en kinderen over en weer. Afschuwelijk, waar moet dat heen? 't Mist zijn effect niet geheel en men bemerkt, dat de menschen hier ook bezorgd, zij 't nog niet ‘paniekig’ worden.
Vanochtend weer naar de Hollandsche kerk in de City geweest: eerst laat in den dienst ontdekte ik, dat de Koningin in de bank naast mij zat, nogal achterin, een plaats of vijf van mij af. Bijna niemand had Haar opgemerkt.