Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdDonderdag 1 augustus 1940Ga naar voetnoot124Een dag, dien ik ontzettend graag met jou samen zou hebben doorgebracht in de duinen bij Overveen: de twintigste herdenkingsdag van onze verloving. 't Is niet mogelijk geweest. Wat zou jij vandaag doen en denken? Maar toch kon ik iets meer bij je zijn dan ooit tevoren in deze bijna drie maanden. Want de gelegenheid is juist geopend om door bemiddeling van Thos. Cook & Son brieven via een postbox in Lissabon naar Holland te zenden en ik vond het prachtig en een goed voorteeken, dat ik juist op dezen dag eindelijk mijn eersten brief aan je kon schrijven. Ik heb me daarin erg moeten beperken en héél wat dingen niet kunnen | |
[pagina 68]
| |
aanroeren, welke ik had willen vertellen en héél wat dingen niet durven vragen, welke ik zoo graag had willen weten. - - - Als die brief je nu maar bereikt en jij me kunt antwoorden: ik heb de aanwijzingen voor het antwoord nauwkeurig opgenomen. De ‘gebruiksaanwijzing’ van Cook plak ik curiositeitshalve hierachterGa naar voetnoot125; ik ben, geloof ik, één van de eersten, die van dezen nieuwen dienst gebruik maak. De reactie van de City op de begrooting, welke Sir Kingsley Wood een dag of tien geleden bij het Lagerhuis indiende en die een tekort vertoonde, waarvan hij £ 800.000.000 eenvoudig ongedekt liet (7× de geheele Nederlandsche normale begrooting!) was, dat de Regeering klaarblijkelijk niet meer serieus de inflatie bestrijdt en dat het pond dus, wellicht spoedig, een neerwaartsche tendens zou gaan vertoonen. En dan gaat onze gulden, door de betalingsovereenkomst, mee naar beneden; waar we al wat bang voor waren, toen we met de Treasury het payments agreement sloten, zou nu kunnen gebeuren: toen hield het pond door de koersfixatie de van zijn anker afgeslagen gulden drijvendeGa naar voetnoot126; langzamerhand echter zal het pond den gulden, die intrinsiek gezonder lijkt, omlaag trekken. Maar ook ‘privé’ zijn we bij deze zaak betrokken: de meesten van ons houden ons salaris angstvallig onaangetast en leven geheel van onze - gedrukte - verblijfsvergoedingenGa naar voetnoot127. Hoewel ik, tengevolge van mijn lotsverbinding met Welter, lang niet zoo zuinig leef, als ik wel zou willen in dezen tijd, houd ik ook van mijn verblijfsvergoeding iets over, want uitgaven buiten mijn hotel, voeding, vervoer en rooken heb ik bijna niet. Maar aldus hebben we langzamerhand vrij wat ponden op zak van onze salarissen, welke wij intact willen houden om terug te betalen, wat jullie bij vrienden en kennissen hebben moeten opnemen om den tijd door te komen. Doch als die ponden werkelijk gaan kelderen, dan verdwijnt langzamerhand ook die steun. Steenberghe heeft advies gehad van den beleggingsspecialist van zijn vriend Brenninkmeijer, die voor zijn beleggingen zelfs een aparte maatschappij heeft opgerichtGa naar voetnoot128. Op dien specialist gaan wij (Steenberghe, Welter, Gerbrandy, Van Rhijn, Lamping en ik) nu maar af en we zijn bezig een aantal goede aandeelen te koopen, die, als de politieke toestand niet ernstiger wordt, door koersstij- | |
[pagina 69]
| |
ging min of meer de waardedaling van het pond zullen neutraliseeren. Laten we hopen, dat 't zoo uitvalt: ik heb naar mijn beste weten gehandeld. Wederom is het aspect van het ‘Indië-plan’ veranderd; voor hoe lang? Welter lichtte mij in over het bezoek van premier de Geer hedenmiddag aan de Koningin. Zij wil de uitzending van de ministers nu uitstellen ‘tot beter weer’, d.w.z. totdat de spanningen in Oost-Azië - laten wij hopen - van de baan zijn: inmiddels wordt het oordeel van den Landvoogd ingewonnen over de komst van eenige ministers, ‘mede’, voegde Welter er listig aan toe, ‘in verband met de onderhandelingen met Japan’Ga naar voetnoot129. Ik denk, dat het antwoord niet twijfelachtig zal zijn. |
|