Het dagboek van dr. G.H.C. Hart
(1976)–G.H.C. Hart– Auteursrechtelijk beschermdMaandag 8 juli 1940De brief, dien de Minister mij gisteren in ontwerp liet lezen, bestemd voor een schrijven van den Ministerraad aan de Koningin, is vandaag in het Kabinet behandeldGa naar voetnoot64, doch gaat vermoedelijk weer niet uit, nu H.M. over den gang naar Indië weer met Minister de Geer gaat spreken; het schijnt dat de uitzending van den brief nog ‘praematuur’ zou zijn! Het wordt langzamerhand de vraag, of, als er nog eens het kloeke en eenig | |
[pagina 39]
| |
gave besluit wordt genomen om naar eigen territoir in Indië de geheele Regeering te verplaatsen, er nog wel mogelijkheid daartoe zal bestaan; de afsluiting van Engeland schijnt te vorderen, al spreekt de doorsnee-Engelschman nog rustig over de ‘afsluiting van het continent’ met evenveel egocentriciteit als hij in 1931 na de devaluatie van het pond, verwonderd vroeg: ‘what is the matter with your guilder?’ 's Middags liep het gerucht, dat een jongen erin geslaagd zou zijn met een klein bootje uit Holland naar Engeland te ontkomen; op Selsdon Park vernam ik 's avonds, dat het gerucht juist is: het is de zoon van Van EendenburgGa naar voetnoot65, lid van de Nederlandsche Scheepvaart en Handelscommissie, die ook op Selsdon Park woont en dien ik geregeld spreek. Groote geestdrift over deze prestatie, die nog groeit als wij langzamerhand vernemen, hoe het avontuur is verloopen. Het blijken drie jongelui te zijn geweest, waarvan twee studenten in Leiden, tevens reserveofficierenGa naar voetnoot66. Het was een zeilbootje van slechts 12 voet, een allerhachelijkst ondernemen op de hooge zee. De jongens zijn wekenlang met de voorbereiding bezig geweest en door geregeld op de kust bij Noordwijk te spelevaren in het gezicht van de Duitschers hebben zij de argwaan weten te overwinnen. Toen er tenslotte een verbod kwam voor de bootjes langs het strand, gaven zij voor hun vaartuigje naar IJmuiden te brengen, waar het heette thuis te behooren: zij voeren langs de kust, totdat een regenbui hun gelegenheid gaf volle zee te kiezen. Van Vrijdag tot Zondagavond duurde de overtocht; zij voeren geheel op een goedkoop kompas en kwamen slechts drie mijl verder aan in Engeland dan zij bedoeld hadden; tenslotte werden zij door een Engelsch oorlogsvaartuig opgepikt. Wij wachtten tot laat op Van Eendenburg, die eerst om half twaalf uit de City terugkwam: van alle kanten werd hij, moe, maar stralend, gelukgewenst. Zijn zoon had hij nog alleen maar even door de telefoon gesproken, want de jongelui waren den geheelen dag door de Admiraliteit, de Intelligence Service en onze Departementen van Oorlog en Buitenlandsche Zaken verhoord. |
|