Journalistiek leven in Curaçao
(1944)–Joh. Hartog– Auteursrecht onbekend
[pagina 9]
| |
Inleiding.Een proeve te leveren een geschiedbeschrijving te geven van de Pers in Curaçao is geen eenvoudige taak. Geldt het al van Curaçao in het algemeen, dat er geen volledige en wetenschappelijk opgestelde Geschiedenis bestaat, erger is het, dat men hier in elk opzicht met een ongeevenaarde onachtzaamheid zelfs de bronnen en documenten, waaruit het nageslacht deze historie zou kunnen vorsen, behandelt, zodat de kostbaarste bronnen hier vergaan. En dit geldt zowel van die bronnen, welke in handen of onder de macht der Overheid zijn als van die over welke particulieren beschikken. Des te onbegrijpelijker is deze onachtzaamheid, omdat juist van de bevolkingen der Curaçaose Eilanden haar vaderlandsliefde, haar gehechtheid aan de geboortegrond - die deugd der liefde, welker majesteit St. Thomas met zoveel recht beschrijft - schier haars gelijke niet gevonden wordt en deze zelfs zo sterk en innig is, dat de bewoners der onderscheidene eilanden elkander bijna niet eens als landgenoten willen erkennen. Redelijkerwijze zou men dus mogen verwachten, dat al wat op hun Eilanden betrekking heeft, met zorg wierd bewaard. Nòg erger is deze onachtzaamheid, omdat het grote belang van dit Gebied toch zeker voldoende blijkt uit de | |
[pagina 10]
| |
gevechten, zeeslagen en zelfs oorlogen, die de volken geleverd en gevoerd hebben om het bezit van onze Eilanden. Pijnlijk evenwel is deze onachtzaamheid, nu in deze tweede Wereldoorlog dit gebied tezaam met Suriname vrij gebleven is van den vijand, zodat in de eeuwen, die komen zullen de annalen onzer vaderlandse historie Curaçao en Suriname, met het kleine onbezet gebleven deel van Indië, een stukje van Nieuw Guinea, bij herhaling zullen noemen. Ongetwijfeld zal in de tijd, die komen gaat, meer aandacht aan Curaçao gewijd worden. Vele hoge persoonlijkheden hebben gedurende Wereldoorlog II de Curaçaose eilanden bezocht. Nederlandse instellingen vestigden er haar zetel. Inderdaad pijnlijk zal het dan zijn wanneer hun, die vragen om gegevens omtrent dit gebied, niets ten antwoord zal kunnen worden gegeven. Een alles omvattende Geschiedenis van het Curaçaos Gebied zal dus te gelegener tijd moeten worden geschreven. ook al om tegemoet te komen aan de zeer gerechtvaardigde wens, door den Voorzitter der Staten van Curaçao, John Horris Sprockel, bij de behandeling der Curaçaose Begroting 1944 ten aanzien van gebrek aan nationaal Curaçaos geschiedenisonderwijs geuit. Toen de schrijver dezes nu vernam, dat anderen begonnen waren om in een monographie op het gebied hunner kunde, vast te leggen zoveel zij nu nog konden achterhalen eer het verloren ging, meende hij althans een proeve te moeten doen ten aanzien van die in onze huidige maatschappij zo op elk gebied belang- en invloedrijke factor, welke de Pers genoemd wordt. Een welkome gelegenheid bood het samentreffen van het zestigjarig jubileum van Dagblad Amigoe di Curaçao op 1 Januari 1944 met dat van de Nederlandse Journalisten-Kring en van het veertigjarig jubileum der Nederlandse Rooms-Katholieke Journalisten-Vereniging, welker zetels tijdelijk, gedurende deze tweede wereldoorlog, op Curaçao gevestigd | |
[pagina 11]
| |
zijn. De schrijver meende hierdoor twee belangen te dienen: conservering van veel, dat nog slechts in het geheugen der levende generatie bewaard is en een overigens praetentieloze bijdrage te leveren aan de geschiedenis der Nederlandse Pers in het algemeen. Wat het Eiland Curaçao betreft, bestond er iets, van de andere niet. Pater A.P. Euwens O.P. in de ‘Amigoe di Curaçao’ van 22 Juni 1922, Pater H.M. Hulsman O.P. in de editie van 30 December 1933, en W.M. Hoyer in ‘La Prensa’ van 9 April 1934, hebben reeds lijsten samengesteld van wat zij, wat betreft het Eiland Curaçao, hebben kunnen achterhalen; zonder deze lijsten was het zeker onmogelijk geweest tot het resultaat te komen, dat hierbij gepubliceerd wordt. Pater Euwens' lijst is practisch een copie van een lijst, welke de krantenverzamelaar Casten D. Meyer hem bij brief van 3 November 1919 toezond. Pater Hulsman heeft deze lijst aanzienlijk weten uit te breiden. Het is gelukt deze lijst ongeveer te verdubbelen door verschillende toen niet achterhaalde periodieken in te lassen en bovendien zijn waar mogelijk aan de lijst van namen die biezonderheden en karakteristieken toegevoegd, welke den lezer een indruk geven van het blad, welks naam alleen toch bijna niets zegt. Allereerst volgt een lijst van welke periodieke publicaties bekend zijn geworden: Aruba, Bonaire, Curaçao, Bovenwinden. Hierna volgt een uiteenzetting omtrent factoren, welke op de ontwikkeling der journalistiek in Curaçao invloed hebben geoefend (talen, drukkerijen, berichtgeving) om vervolgens de inhoud der Curaçaose kranten en haar doel in samenvattend verband te bezien en na te gaan hoe uit dit alles de huidige Curaçaose pers is tot stand gekomen. Enkele plaatselijke gebeurtenissen zijn iets uitvoeriger vermeld dan men in een geschrift over de Pers eigenlijk zou verwachten. Dit is gedaan voor hen, die op Curaçao als de vreemdelingen in Jeruzalem zijn. | |
[pagina 12]
| |
Vaak stuit men bij zijn naspeuringen op de meest tegenstrijdige gegevens. Het is niet steeds mogelijk geweest dit alles te ontraadselen. Behalve deze tegenstrijdigheden zijn er nog andere open vragen, welke voor verdere geschiedvorsing bewaard blijven. De schrijver dankt allen, die zo welwillend waren hem te helpen. Zonder hun gewaardeerde hulp zou het moeilijk, zo niet onmogelijk geweest zijn tot het hier aangeboden resultaat te komen. In het biezonder erkent de schrijver zijn dank aan de Heren S.A.L. Maduro, die hem uit zijn rijke archief veel materiaal, vooral dat ter illustratie, ter beschikking stelde, J.A.M. Hart, die als directeur van de Paulusdrukkerij de uitgave verzorgde, J. Linker, die bereid was het foto materiaal voor dit boek te vervaardigen en E.A. Winters van de Gouvernementspersdienst, die het symbolische bandstempel ontwierp. Het spreekt vanzelf, dat de meningen welke de schrijver in dit geschriftje naar voren brengt, niet steeds die van de betrokken verenigingen of van al haar leden behoeven te zijn. Als norm voor opneming is gesteld: op bepaalde of onbepaalde tijden verschijnende geschriften. Of zulk een geschrift gedrukt, of gestencild verscheen of verschijnt, is buiten beschouwing gelaten, daar enkele van de belangrijkste geschriften op de meest primitieve wijze tot stand kwamen. Ook geschriften, welker circulatie beperkt is tot zekere groep - club en schoolblaajdes - zijn opgenomen, omdat in onze kleine samenleving immers alles het eigendom der gemeenschap is. De waardij van dit gemeenschappelijk bezit, dat de Pers is, ook in Curaçao beter te doen beseffen, zij het resultaat van dit geschrift. |
|