| |
| |
| |
Vyf en twintigste hoofdstuk.
Beschryving der Slaaven.
De Slaaven. die tot Bebouwing der Plantagiën en verdere diensten der Colonisten worden gebruikt, zyn voor het grootste gedeelte herkomstig uit Guinee, (een groot Landschap, in 't Noordwesten van Africa; dat ten Noorden aan Nigritie, ten Oosten aan Abissinie, en ten Zuiden aan het Land der Kaffers grenst; wordende verdeeld in Opper- en Neder-Guinee,) en worden door de Slaafhaalders naar America gevoerd, en aldaar aan de Spanjaarden en Portugeezen verhandeld, of in de Nederlandsche Volkplantingen aangebragt. Men heeft 'er ook bovendien eenige Indiaanen, Roode Slaaven genaamd, die op de Rivieren der Amazoonen en de Oronoque, van de Portugeezen en Spanjaarden, en Landwaards in, van de Indiaanen, door de Handelaars, by ons Christen Zwervers geheeten, worden gekocht of ingeruild, en voorts ter verkoop naar Essequebo, Suriname en de Berbice overgevoerd; doch als zy ingebragt zyn, moet de Zwerver, alvoorens hy dezelven vermag te verkoopen, onder Eede verklaaren, dat het ingeruilde Slaaven zyn, van onvrye Natiën, en dus in geen Verbond met ons staande: want by de gemaakte Vrede met de Caraïben, Warouwen en Arowakken is bedongen, (gelyk reeds is aangemerkt) dat alle die van gemelde drie Natiën zyn, niet in Slaaverny mogen gebragt worden; ten zy zy een Manslag hebben begaan; in welk geval dezelven, op aanklagte van den beledigde party, door den Gouverneur, tot Slaaven verweezen worden. Voorts worden de aangebragte Slaaven bevoorens door een Tolk ondervraagd van welke Natie zy zyn, en bevonden wordende verkoopbaar te zyn, ter Secretary van 't Gouvernement geregistreerd; moetende de Kooper voor ieder Hoofd betaalen zekere Erkentenis; zonder welke Registratie de Slaaf, wegloopende en weder gevangen wordende, niet mag gestraft, veel min in Slaaverny gehouden worden.
| |
| |
De Roode Slaaven zyn van een tederer gesteldheid dan de Negers, en niet zo wel in staat om zwaaren arbeid in de brandende Zon te verrichten: waarom zy meest tot Huiswerk en ligter bezigheden gebruikt worden.
Nog hebben wy tot Slaaven, die in onze Volkplantingen uit Slaaven gebooren worden, Creoolen genaamd, die men voor de beste en trouwste Lyfeigenen houdt: men noemtze Creoolen om hen te onderscheiden van de Zoutwater Negers, welken naam men toeëigent aan alle Slaaven die van Africa ingevoerd worden.
De Negers worden in Guinee, sedert het openstellen der Vaart en Slaavenhandel op de Africaansche Kusten, door Schepen van byzondere Handelaars, die hunne Recognitie aan de Westindische Maatschappy betaalen, ingeruild zo op de boven Kust, als van de Bevelhebbers der Sterktes; en verder in onze Colonien aangebragt. Men betaalde voor deezen een vast-gestelden prys voor een Neger: doch de pryzen reizen en daalen nu, naar maate van den overvloed of het gebrek der Slaaven en Slavenhandelaars; zynde de Vrouwen een vierde of een vyfde beter koop dan de Mannen. Deeze betaaling geschied in Koopmanschappen, die daar te Lande getrokken zyn, als Staven Yzer, Yzerwerk, Kruid, Kogels, Linnen en andere Waaren, ook voornaamelyk Boesis, zynde zekere Hoorntjes, by ons Cauris genaamd, die van de Maldivische Eilanden, door de Oostindische Compagnie, in Europa worden gebragt, en in Guinee voor Geld verstrekken: doch deeze Boesis zyn 'er thans genoegsaam buiten gebruik, uitgezonderd aan de Fortresse Acra, en by de Portugeesche Schepen, daar het niemand geoorloofd is handel mede te dryven, dan den Directeur Generaal alleen.
Dit ongelukkig Volk nu, word op verscheidenerlei wyze in Slaaverny gebragt: voor eerst worden de geene die in den Oorlog (welke dikwyls tusschen de Vorsten der kleine Heerschappyën, waarin Guinee verdeeld is, ontstaat) tot Krygsgevangenen worden gemaakt, zo Mannen, Vrouwen als Kinderen verkocht tot Slaaven. Ten anderen worden 'er door hun Koningjes of Overheden wegens Schuld of eenig Misdryf tot Slaaverny gedoemd, en dus verliest niet alleen de Schuldenaar of Misdaadige zyne Vryheid, maar menigmaal zyn geheele Huisgezin en allen die aan hem ver- | |
| |
maagtschapt zyn. Voorts zyn het Slaaven die uit Slaaven gebooren worden, of aan hunne Koningjes vereerd zyn; ook zyn veelen eerst al eenigen tyd in Africa Slaaven van zwarte Meesters geweest. Bovendien is 'er in tyd van volle Vrede niets gemeener, dan dat de Negers van eene Natie die van eene andere steelen en aan de Europeaanen leveren. Deeze Gestoolenen maaken wel verre het grootste getal der Slaaven uit; en worden meest gerooft door zwarte Slaavenhandelaars, Caboceërs genaamd, die hier van een Kostwinning maaken, en zulks op heimelyken last van hunne Koningjes uitvoeren, door welke zy worden uitgezonden om een zeker getal van Slaaven te leveren, waar toe de gemelde Koningjes zich aan de Europeaanen by Contract verbonden hebben: dan gaan zy dezelven by hunne Gebuuren, ja dikwerf by hunne eigene Inwooners des nachts op een diefachtige wyze opligten en rooven, en binden de geenen die ze krygen, zo Mannen als Vrouwen, aan handen en voeten vast, en stoppen daarenboven hen een Prop in den mond; maar de Kinderen steekenze in een Zak, en voeren hen dus weg: doch dit is een gevaarlyke Onderneeming: want somtyds vinden die Menschen-Roovers zulk een sterken wederstand, dat zy zelven overweldigd worden; wanneer zy hun Diefstal met den Dood, of met verlies hunner Vrysheid moeten boeten, in welk laatste geval, zy voor Slaaven worden verkocht, zonder dat de Koning zich hunner in 't minste aantrekt; maar zich ontschuldigt, als ware dit buiten zyn bevel geschied; ja menigmaal tot Straf der Misdaad, die hy zelf gebooden heeft, hen ter Slaavernye ten zynen voordeele doemt. Er zyn ook Voorbeelden, zo men zegt, dat Kinderen hunne Ouders verkocht hebben, om aan hun Goed te komen. Als mede, dat een Man (die zo veel Vrouwen heeft als hy onderhouden of krygen kan) 'er altemets eenige verspeelt, of tot Onderpand voor Schuld geeft, als wanneerze op den vervaltyd niet gelost zynde, verkocht worden, of den Pandhouder eigen blyven; even zo handeld hy ook met zyne Kinderen, ja dat meer is, met zich zelven. Men verhaalt ook dat de Negers, indien 'er Hongersnood ontstaat, zich zelf aan elkander verkoopen, om Leeftogt te hebben. Zo veelerlei manieren zyn 'er, op welken de rampspoedige Negers, somtyds, uit een bloeijenden staat gedompeld worden in de hardste Slaaverny.
| |
| |
Zo dra die Negers in Guinee als Slaaven gevoerd zyn, laat men hen den gantschen dag in de vrye Lucht op het Plein van 't Hoofdkasteel; alwaar zy gewasschen worden, zich met Oly besmeeren, eeten en zich vertreeden kunnen naar hun welgevallen tot na Zonnen ondergang; wanneer zy allen in een ry geschaard en door de Bomba's gesteld, in een Casie gebragt en aldaar bewaard worden tot dat de Zon weder opkomt, wordende dan als vooren los gelaaten, tot dat zy eindelyk by den Directeur Generaal en Raad-Fiscaal (aan wien alleen de Slaavenhandel aan D'Elmina is toegestaan) worden gebragt, alwaar zy dan naakt, zo wel Mannen als Vrouwen, door de Capiteinen of Slaavenhaalders naaukeurig bezien, en de Piece d'India of leverbaaren van de Bonkjes (in onze Colonien Makkaroens genaamd) of onleverbaaren gescheiden worden, onder welke laatstgenoemden men telt die boven de vyf en dertig Jaaren oud, verminkt, of aan eenige Ziektes onderhevig zyn, ook die gryze Hairen hebben, of eenige Tanden missen. De leverbaare Slaaven worden met een gloeijend Yzer op den Arm met het Merk van den Kooper getekend, omze te onderscheiden uit de gebreklyken, die men gewoonlyk voor Rum aan de Nieuw Engelandsvaarders verkoopt: op dat de goede niet tegens de minderen verruild worden. Onderwyle krygen zy goede Negerkost die wel gekookt, gebakken of gebraaden is; ook geeft men hen dagelyks vars of nieuw gebakken Brood, 't welk gemaakt word van witte of roode Millio, of Maïz; zo lang, tot 'er Scheepsgelegenheid ter verzending is; wanneer men ze zonder andere Kleeding dan de Paantjes die zy gewoon zyn te draagen, naar boord brengt, tot drie honderd of drie honderd vyftig in een Schip, daar de Mannen, van de Vrouwen gescheiden, geboeyd en in een byzonder Verblyf geplaatst worden; doch, zo als men denken kan, zeer dicht op malkanderen, het geen somtyds wel besmettelyke Ziektes en veele Dooden veroorzaakt.
Driemaal des daags worden zy met redelyke goede Spyze verzorgd; en van tyd tot tyd laat men eenigen boven komen, om zich te verluchten; wanneer de Wagten met Scherp geladen, en verdubbeld worden.
Niettegenstaande de Scherpe Wagt, en dat de groote Negros Slaaven, in het overvoeren op de Schepen, met voet boeijen voorzien worden;
| |
| |
loopen ze echter somwyle het Schip af, dooden de Equipagie, en zetten het Schip op Strand: waar van verscheiden' Voorbeelden zo by ons, als by de Engelschen en andere Natiën voorhanden zyn. 't Is zeker dat die Elende op de Schepen, gevoegd by het verdriet van uit hun Land gevoerd te worden (alzo zy nog altyd hoop behouden waar ze ook op de Kust zyn om weder by de hunnen te komen) en bovendien de gedachten waar in sommigen, en vooral die wat diep uit het Land komen, zyn, dat zy in een veel erger Slaaverny zullen geraaken, of ook wel datze gegeeten zullen worden, hen tot dusdaanige wanhoopige en vertwyfelde Onderneeming doet overgaan.
Aan onze Volkplantingen gekomen zynde, worden zy op nieuws door een Chirurgyn onderzocht, die alle hunne Ledemaaten zorgvuldiglyk bezichtigd; vervolgens wordenze in 't openbaar aan den meestbiedende verkocht, en door de Koopers met hun Merk het zy op de Armen of op de Borst gebrandtekend; moetende de Vendumeesters voor de betaaling van dezelven aan de Schippers Borge blyven.
De Negers zyn van natuure allen Afgodendienaars; doch daar is geen Land of Dorp, ja byna geen Geslacht onder hen, dat niet in Geloof en Godsdienst verschilt, schoon zy dezelve in onze Coloniën weinig of niet oefenen. Sommigen hunner verbeelden zich dat de Menschen door een groote Spin, dien zy Anansié noemen, zyn geschapen: anderen dat God, by hen Jan Compaan genaamd, en voor een goed Man gehouden, zwarten en blanken Menschen te gelyk heeft voortgebragt; dat de Zwarten hadden verkooren de gaave en bezitting van het Goud, en de Blanken die der Kunsten en Wetenschappen: waarom de eerstgemelden de laatstgenoemden ten eeuwigen dagen moeten dienen: anderen, dat de Menschen uit Holen, Putten enz. zyn voortgekomen, alzo zy nog dergelyken Klip aan Zee, dicht by het Fort Acra in Guinee, aantoonen.
Hun Opperwezen, gelyk gezegd is, noemen zy Jan Compaan; hunne mindere Goden, Heiligdommen en Offerhanden, Fetiches, met welken zy ook hunne Eeden en bezweeringen betekenen.
Deezen Jan Compaan hebben zy haare Geboortedagen toegeweid: ieder van hen heeft zyne byzondere verbodene Spyzen, daar hy zich van ont- | |
| |
houdt; welke onthouding op hunne Kinderen overgaat. Doch de Strandnegers zyn thans beschaafder, en willen ook wel bekennen dat het God is, die alle dingen geschapen heeft en regeert. Ook weeten zy wel, dat zy, als geringe en zondige Schepsels, geen toegang tot dien God kunnen hebben; waarom zy, Hem iets willende verzoeken, zulks, door hunne Fetiche Paapen, aan hunnen Propheet Benjan, welke zyn Verblyf aan de Rivier die naar hem genoemd is, heeft, laaten uitvoeren, die hunne begeerte dan aan God te kennen geeft, en van het Antwoord van dien God aan de gemelde Paapen verslag doet; voor welke moeite zy den Benjan telkens Vereeringen, die hy eischt, en welke door de Fetiche Paapen des nachts weggehaald en onder malkander verdeeld worden, geeven moeten.
Het is genoegsaam niet op te maaken wat eigenlyk hun gevoelen is wegens de Ziele, 't Lighaam, en de Opstandinge na den dood; de eene heeft 'er deeze en de andere geene denkbeelden van, doorgaans zeer weinig daar op peinzende, wylze in dit Leven schynen te denken, tot geen ander Oogmerk geschapen te zyn, dan tot voldoening der Vleeschelyke Lusten. Onderwyzingen hebben zy gantsch niet; al wat hen deswegens in geheugenis blyft, bestaat in Vertellingen van Geesten en gedaanteverwisselingen van Menschen en Beesten, die zy evenwel maar als bedachte Vertellingen erkennen; nogthans schynt het dat zy eenig denkbeeld hebben, dat 'er by den Mensch zodaanig iets is, dat met den dood niet vergaat, vermids zy omtrent de afgestorvene zeer bygeloovig zyn, meenende dat zy, of hunne Spooken komen waaren, en hen goed of kwaad toebrengen; doch die Verbeelding is zeer stoffelyk; alzo zy dezelven, om hen te bevredigen, van tyd tot tyd Spys en Drank, toevoegen. Sommigen onder haar gelooven de Zielverhuizing, en dat zo ras als iemand overleden is, hy weder in zyn Land komt: doch de minsten weeten van Straf of Belooning na dit Leven; echter gelooven eenigen, dat die geene, die hunne Godsdienst-pligten wel hebben waargenoomen, door hunnen Afgod in een aangenaame Landstreek zullen worden verplaatst, achter de Bergen; maar dat de kwaaden in zekere Rivier zullen worden gesmoord.
Schoon de Negers in onze Volkplantingen zich met weinige Plegtigheden ophouden, en geen openbaaren Godsdienst pleegen, dewyl zy zeggen, dat
| |
| |
God een goed Man is, en zy Hem uit dien hoofde geen dienst bewyzen; vreezen zy echter zeer den Duivel, by hen Douwey, of Bossum genaamd, die hen, zo zy voorgeeven, veel kwaat doet; des zy hem aanbidden, op dat hy haar niet beschadige.
Het ophangen is voor hen geen straf, wyl zy gelooven dan gaaf en ongeschonden in hun Land op te staan; maar voor het onthoofden en radbraaken zyn zy zeer bevreesd, zich verbeeldende dat zy dan verminkt zullen opstaan en niet in staat zyn hun werk te verrichten.
Zy hebben onder hen verscheiden oude Toveressen en Toveraars; de Mans noemenze Gran Tata of Grootvader, en de Vrouwen Gran Mama of Grootmoeder. Deeze Tata's, of Mama's zyn ook de Loekemans, dat is Zienders, die met zekere Wichelaary omgaan, welke de eene op deeze en de andere op geene wyze voor de Negers in 't werk stelt; die om alles wat 'er voorkomt by hen komen en tot het laatste dat zy bezitten te berde brengen, om te weeten wat hen, de hunnen of anderen over 't hoofd hangt, en 't kwaade af te weeren; waar toe dan vry wat geeischt word. Ook maaken die Loekemans allerlei betoverde Touwen met Knoopen, die om 't Lyf of aan Handen en Voeten gedraagen worden; 't eene om Vergiftiging, Ziektes en Ongemakken te ontgaan; 't andere om geliefd te worden; om sterk in 't vechten te weezen; om niet geslaagen te worden enz., dat alles rykelyk betaald word, vooral in gevallen van eene Ziekte, ook omtrent hunne Minnehandelingen, het vertrouwen van hun Meester of Meesteresse en wat het ook anders zyn mag. Gemelde Zienders zyn ook gemeenlyk hun zogenaamde Doctooren, die Kruiden of Remediën geeven voor Ziektes en Kwaalen: nimmer zal zodaanig een of ook een ander die iets ter geneezing aan iemand geeft zulks doen, alvooren hy, van den geenen die 't aangaat, Geld (om, zo zy zeggen, zekere werkingen te doen) heeft bekomen, eischende bovendien dikwyls de beste Kleederen van den Lyder, onder voorwendzel van die werkingen.
Alle deeze Plegtigheden van Toveryën houden zy voor de Blanken zeer bedekt; en niet dan door geheime navorschingen kan men daar iets van te weeten krygen: 't slimste is, dat de meesten van die Oude gevleeschte
| |
| |
Duivels wanneerze de onnoozelen veel hebben wysgemaakt van de kracht van haar Toverkonst, zo om liefde of genegenheid te verwekken als anderszins, dan wel eens een Poedertje bereiden om die geen daar het op gemunt is, in te geeven, ook wel om zulken die zich beklaagen dat hun middelen zonder gevolg zyn uit den weg te ruimen. Evenwel is het aanmerkelyk dat 'er weinig Voorbeelden zyn, dat ze Blanken vergift bybrengen, althans zo verre bekend is geworden.
De Negers die met Vergif omgaan, zullen het doorgaands eerst trachten te bekomen om zich te wreeken wegens eenig ongelyk; maar nog meer om een ander die hen in den weg is, van kant te helpen, of uit jaloezy omtrent de Vrouwlui of wel ook over den voorrang van meerder gunst en aanzien, 't zy by de Meesters of in 't algemeen op de Plantagiën: gelyk het ook meest onder de voornaamste Slaaven gevonden word; en alsze daar eerst eenig gebruik van gemaakt hebben, dan gaan ze daar mede voort om de geringste reden, ja ook zonder oorzaak helpenze eenigen van kant; dikwyls gebruiken zy het om hun Meester kwaad te doen, of onder te houden, niet alleen als hy hen te straf behandelt, maar ook als hy goed is, op dat hy ryk wordende niet naar 't Vaderland of van hen zal gaan. Als de zulken gevat zynde, aan 't bekennen komen zyn het gemeenlyk gantsche Lysten vol van Slaaven die zy met Vergif hebben doen omkomen. Veelerhande soorten van Vergift gebruiken zy: somtyds doet het heel schielyk en met een overval zyn werking; somtyds na eenige dagen met de Koorts; somtyds met den Bloedloop, waar van men te Suriname een Voorbeeld gezien heeft van twee Negers die het gebruikt hadden, en daar over gevangen zynde, een Stukje witachtig Hout aanweezen, waar van zy een weinig afgeschraapt onder de Nagels in een Soopje doende vallen, aan die het inkreeg in twee Uuren den Bloedloop veroorzaakten, en in twee dagen den Dood: om een proef te neemen of het waar was, wierd het aan een van hen dus gegeeven; en het had ook dezelde uitwerking: doch, zo zy bekenden, gebruikenze het op die wyze niet, dan wanneer zy het niet anders kunnen doen, om dat het dus te ligt gemerkt kan worden; maar, volgens hun zeggen, leidenze het te trekken in een Calabas met Koorn en Water, en gaven dan van dat Astreksel te drinken, wanneer het zo schie- | |
| |
lyk niet werkte, en den dood met den zevenden of negenden dag eerst tot gevolg had: deeze beide Negers hadden een Lyst van meer dan twintig Stuks die ze dus vergeeven hadden.
Zy zyn ook aan allerlei Toverkonst en Bygeloovigheden vast: zy beelden zich vastelyk in, dat ze op veelerhande wyze kunnen betoverd worden; en die Loekemans maaken hen alles wys watze willen, om onder hen gevreesd en geëerd te worden, ook geeven zy voor de Vergiftigers te kunnen uitvinden, door haar Toverkonst. De befaamde Quasje te Suriname, die zo onder hen, als onder de Indiaanen, voor een grooten Loekeman te boek staat; heeft dikwyls goede diensten daar mede gedaan; schoon hy by de voornaamste Blanken wel wil weeten, dat het maar beuzelingen zyn; doch die zoo grooten indruk op het gemoed van de Zwarten maaken, dat hy 'er alles door kan ontdekken. Als men hem op een Plantagie brengt daar vermoeden is van vergift, gaat hy daar niet of hy heeft het al te vooren uitgevorscht, wyl geen Slaaf noch Slaavin iets voor hem durft verbergen, weetende dus wie daar voor gehouden word; als hy 'er dan gemeenlyk na veel uitstellens komt, en vernacht heeft, laat hy voort alle de Slaaven, een voor een, voor hem passeeren, terwyl hy een bos met Vogelvederen in een Glas doet rond draayen; daar ieder Slaaf voor hem stil blyft staan, en door hem bezichtigd word; en als de Man die het weezen zal, komt, dan mist het niet of zodaanig een Jaagt het Hart zichtbaar, en die bekend het ook zo dra hy hem in de oogen ziende maar toespreekt; doch 't hapert ook wel eens met stoute Knaapen die van 't loopje weeten; dan heet het, die van de kunst weet beschaamt zyn meester niet.
De Negers zyn geheel zwart, hoewel van de eene Landaart meerder dan van de andere; zy hebben zwart, gekruld, wollig Hair, dat ongemeen fyn is, gelyk de Negers in 't algemeen: heldere bruine Oogen, platte Neusen, dikke Lippen en zeer witte Tanden. Men ziet 'er zelden, die dubbelde Leden hebben, gebogheld zyn of kreupel, ten zy door toevallige Ongelukken. 'T zyn meerendeels forse, sterke en welgemaakte Karels, gehard tegens alle vermoeijing des Lichaams en Ongemakken van het Weer. Ook zyn 'er sommigen van hen van Verstand niet onbedeeld. Doch de meesten zyn tevens zeer luy, bedrieglyk, wreed, genegen tot
| |
| |
Diefstal, den Drank en de Vrouwen; (maar als men goeden aantreft en en hen wel behandelt, voornaamelyk de Creoolen of Ingeboorenen, zeer getrouw voor hunne Meesters) minneyverig over hunne Vrouwen; doch zy stooren zich niet wat geschied is, eer zy haar tot wyf genoomen hebben; ook houden de Mans zich zelden by een Vrouw maar hebben gaarne hier en daar andere, of bywyven even als in haar Land, doch wylze de magt niet hebben, om hunne Wyven te beletten het zelfde te doen, gaan die ook denzelfden gang; echter alsze te samen Kinderen krygen, blyvenze gemeenlyk by elkanderen. Geen Ouders zullen ooit zich met hunne Kinderen, of Kleinkinderen vermengen; maar ligtelyk zullenze (schoon zy het voor onbehoorlyk houden) verscheiden Zusters met of na elkanderen neemen. Zy zyn zeer wraakgierig, inzonderheid als men hen onschuldig straft, het geen zy niet ligt vergeeten wanneer zy ook nooit om Vergiffenis verzoeken; schoon zy schuldig gestraft wordende, zulks gewillig doen. Voor het overige zyn zy moorddaadig en bloeddorstig, gelyk in den laasten Opstand in Berbice gebleeken is. Met dit alles zyn zy zeer lafhartig, waar van men Voorbeelden aldaar heeft gezien, ja zelfs zoo dat twee of drie gewapende Indiaanen tien of twaalf van de hunnen op de vlucht gedreeven hebben. Midlerwyl schynen zy weinig Vreeze te hebben voor den Dood, 't welk doorstraalt in de gerustheid, waar mede zy dien ondergaan, al wordenze door 't Gerecht ter dood gebragt: in Slaaverny zynde, zullen zy ook somtyds, uit wanhoop, Klei eeten, waar van zy kwynen en elendig sterven.
Hunne Verlustigingen bestaan in zeker Spel met Hoorntjes, daar zy mede speelen, op de wyze als met Dobbelsteenen, waar van de even of oneven liggende de Winst of Verlies van het Spel uitmaaken.
Zy zyn groote Liefhebbers van zingen: maar hun Muziek is onaangenaam, en het Geluid niet streelende. Hunne Muziek-Instrumenten zyn weinig en zeer eenvoudig, bestaande in een soort van Guitar, genaamd Banja, gemaakt van een halve Calabas met een greep ter langte van twee Voeten voorzien, en met Leer bekleed, waar op een Kam met vier Snaaren is gesteld, daar zy met hunne Vingeren op speelen: ook hebben zy Trommels van tweederlei grootte, zynde de grootste van drie of vier Voe- | |
| |
ten lang en vyftien of zestien Duimen over 't kruis wyd, en de kleinste, dien zy Baboula noemen, van dezelfde langte en byna half zo wyd; dezelven zyn gemaakt van twee strooken Hout, Hoepelswyze, doch van een ongelyke holte, boven over welken heen een Bokke- of Schaapsvel, daar het Hair of de Wol is afgeschraapt, gespannen is, maar de andere eindes open: zy speelen op dezelve met vier Vingeren; dienende de kleine alleen om geraas te maaken, zonder eenige Maat, en de groote voor Bas om de Maat te slaan. In hun Land hebben zy ten minsten twintig en meer soorten van Trommels, waar in hunne grootste glorie bestaat: en doordien zy zich op dezelven kunnen doen verstaan, en door dien weg elkander dikwyls schelden en allerlei ongerymdheden zeggen, zo is dit veeltyds oorzaak van oneenigheden; waar van 't gevolg is, dat zy handgemeen worden, en dan meenig een om hals raakt.
Zy zyn ook groote Liefhebbers van Dansen: doch hunne Dansen bestaan meest in zodaanige Postuuren en beweegingen te maaken die volstrekt tegen de Zedigheid en Eerbaarheid strydig zyn. De Dansers by voorbeeld, staan op twee ryën, de Mannen aan de eene de Vrouwen aan de andere zyde, houdende de Handen en Armen, als de geene die by ons met Castignetten dansen. Dan scheidt een Danser zich van ieder Linie af, en naderd, al dansende, zodaanig een Persoon, van de andere Linie, als hem of haar behaagt, op den afstand van twee of drie Voeten, en keert weder in cadans te rug, tot dat het geluid van de Trommels hen waarschouwd van elkander te naderen en zich samen te voegen, wanneerze met de Dyen en Buiken tegen elkander stooten; te weeten de Mans tegen de Vrouwen. Daarop gaan zy te rug, en hervatten wel dra die zelfde beweegingen, vlechten hunne Armen door malkander, draayen op deeze wyze twee of driemaal om, maaken veele onkuische gebaarden, en kussen zich. Vervolgens naderen de twee Ryën elkander, en speelen dus haare rol. Deeze Dansen, gelyk men ziet, zyn zeer wulps en dertel; maar de andere beweegingen, die men niet, zonder in de zaak kundig te zyn, bespeurt, zyn het nog ongelyk meerder.
Men heeft omtrent dat Baljaaren en Dansen doorgaands zorgelyke moeilykheid gehad, om de ongeregeldheden die daar by voorvielen, en om
| |
| |
dat, behalve die welke alleen uit een drift tot die Uitspanningen te samen kwamen, anderen dikwyls kwaade oogmerken smeeden, en dezelve ook aan de zulke, die daar van anders geen denkbeeld of gedachten hadden, inboezemden.
Aan Paramaribo is het meer dan eens gantsch verbooden geweest, en zwaare Straffen voor die daar by gekreegen werden gesteld; doch de ondervinding heeft geleerd dat zulks vruchteloos is, en al stond 'er de dood op zou het in hen, mogelyk, de lust daar toe maar vergrooten, wylze op verre afgelegene plaatzen, by nacht, loopen, om dat pleizier te genieten: als men dan al ontdekte waar zulks geschiedde, en dat men eenig Volk afzond, omze te overvallen, warenze doch zelden te bekomen, alzo ze Wagten uitstelden die hen tydig kennis geeven, wanneer ieder een goed heenkomen zou zoeken, in de Heggen of Bosschen; en zoo 'er al eenige gevangen werden en strenglyk met een Spaansche Bok, rondom Paramaribo, gestraft, kon dit echter geen afschrik genoeg geeven om het hen te doen nalaaten, maar verwekte in tegendeel een zeer groote Verbittering in het Gemoed van dat Volk, doordien het hen een overmaat van Tiranny toescheen die Uitspanningen geheel te willen weeren, te meer wyl het by hen, omtrent hunne Dooden, voor een Godvruchtig Werk word gehouden, dat zy vast meenen niet te mogen verzuimen, zonder den Haat en alle Ongemakken van hun afgestorvene Naastbestaanden op den hals te haalen. Om dat deeze verborgene Byeenkomsten nog gevaarlyker konden zyn, heeft men een anderen weg willen inslaan, met een Ordonnantie te publiceeren, waar by een ieder Ingezetene zoude mogen toestaan, aan zyn Slaaf op zyn Erf aan Paramaribo te dansen, na de Banja, of ander zachtluidend Instrument, tot 's avonds te tien Uuren, en ook buiten Paramaribo te baljaaren, daar de Meester zelfs, of een Blanken van zynent wegen moest tegenwoordig zyn; mids den Raad-Fiscaal daar van kennisse gegeeven, en het zelve by hem toegestaan zou zyn; dat is in bevinding van tyd en omstandigheden, en dat het niet te dikwyls of te kort op malkanderen geschiede, als wanneer ook een van deszelfs Schouten het opzigt daar op moest houden, om alle kwaade voorneemens, en ongeregeldheden te voorkomen. Doch die Ordonnantie is ook al weder ingetrokken, om dat men bespeurde dat de
| |
| |
Slaaven, in meenigte, na die Pleyën of Baljaaren liepen, meest den Nacht door.
Ten tyde van den Gouverneur Temmink werd nu en dan de Slaaven aan Paramaribo toegestaan, op het Plein, voor het Gouvernement, door aanleg van de Societeits Slaaven, te mogen Baljaaren en te Dansen; 't welk hen om de Eere, vergenoeging gaf, en eigenlyk dus toegelaaten werd om hen des te beter in 't oog en in toom te houden; de meeste Planters staan het nu en dan op hunne Plantagiën toe, om de Slaaven niet al te baloorig te maaken; doch men dient by die gelegenheid goede orders te stellen en wel acht te geeven, alzo de Slaaven van anderen niet alleen in de Buurt, maar zelfs twee en drie Uuren verre komen loopen om daar by te weezen; schoon zulks ook verbooden is, by Placaat of Ordonnantie; en zy gevaar loopen van onderwegen gevangen te worden, als ook van hunnen Meester, als die het te weeten komt, zwaar gestraft te worden.
Ieder Slaaf word door zyn Meester een Wyf gegeeven, die hen ook, zo zy niet overeenkomen, weder ontslaat, en aan een ander uithuwelykt. De Bruiloft word, zonder veel plegtigheid, slechts met een Vles Kilthum (zynde een soort van Brandewyn van Suiker gestookt) gevierd.
De Negerinnen hebben veel eerbied voor hunne Mannen, en zullen zelden te gelyk met hem eeten, vooral op Feestdagen; maar staan om hem te bedienen, niet eerder eetende voor dat de Man gedaan heeft en zulks gebiedt.
De Vrouwen draagen en Baaren doorgaands zeer gemakkelyk, en zullen niet ligt, geduurende zy 't Kind zuigen, by den Man komen, immers wordt het by haar voor zeer kwaad en schandelyk gehouden; geduurende dien tyd mag de Man ook vry een andere Vrouw bezigen. Zy geeven voor, dat de Kinderen de Voeten gebrooken worden als de zogende Vrouw by den Man gaat: waar door ze verstaan dat het Kind daar door verzwakt en ziekelyk word.
De Vrouwen gaan, onmiddelyk na haare Verlossinge, naar de Rivier, of eenig Water, wasschende zich zelf en het Kind; daar uit komende draagen zy het Kind op den Rug in een Lap van Osnabrugs Linnen, haar, door haar Meester, daar toe geschonken; en gaan even vlytig als te voo- | |
| |
ren aan haar dagelyks Werk. De Kinderen eenige Weeken oud zynde, leggen zy, ongezwagteld, op den Grond, daar deeze zich zelven moeten redden, voortkruipen, en voorts leeren loopen, 't geen zy gemeenlyk al vroeg doen; ook zynze doorgaands zeer wel gemaakt; nimmer vindt men 'er onder die scheef of mank zyn, ten waare het door een val of ander ongeluk bykomt. Zy geeven de kleine Kinderen, behalve de Borst, dagelyks de Buik zo vol Water als 't maar kan; de wyze op welke zy zulks doen is erbarmelyk om aan te zien voor die geenen die het ongewoon zyn: de Moeder neemt het Kind op, of tusschen haar Kniën, en heeft een groote Calabas met Water by haar staan, daar zy geduurig met de Palm van de Hand 't Water uitneemt, en het zelve 't Kind (dat aan de eindes van de Kniën wat laag met 't Hoofd ligt) in de Mond en Keel giet, dat, hoe 't sparteld of schreid, zo lang moet zwelgen, tot dat het dik is; dan wasschenze het geheel met koud Water, en neemen het Kind op, ligten het onderste boven by ieder Been, en voorts by ieder Arm. Zy onderwyzen hen van jongs af, in het loopen en zwemmen, waar in zy groote meesters zyn; en wennen hen van hunne tedere Jaaren aan den arbeid, waar toe zy schynen gebooren te zyn; zo dat zy tot ryper ouderdom gekomen, zeer fluks en sterk worden, en tot alle ongemakken gehard.
Wanneer een van hen sterft, bedryven hunne Medeslaaven een groot misbaar, slaande op den Trommel, ten teken dat een der hunnen is overleeden, terwyl anderen het Graf maaken. Dan wordt de Doode neffens zyn nieuwste of beste Goed (en zo het Vrouwen zyn, de Bloedsteenen en Kraalen) in de Kist gedaan, en op de Schouderen van acht Mannen naar het Graf gedraagen, wordende gevolgd door des Overledenen naaste Vrienden met groot geschreeuw. Het Lyk ter Aarde besteld zynde, werdt de Kist bedekt met wit Linnen of Salempouris indien zy het hebben; voorts schenkt de Bomba of Meesterknegt aan ieder der aanweezenden een Wieda, zynde een Kop van Calabas gemaakt, of Glaasje Kilthum, waar van een ieder eenige droppelen op de Kist of het Lichaam giet, zeggende: Winje mooy, dat is Vaarwel, gy zyt naar een gelukkige Plaats gegaan; blyft maar stil liggen; 'er zyn meer anderen voor u gegaan, die gy daar zult vinden: vervolgens worden de oude Calabassen en Pot- | |
| |
ten van den Overledenen op het Graf aan stukken geslaagen; ook neemt de naaste Maagschap een Haan, en snyden hem boven het Graf den Kop af; waarna zy gezamenlyk met het overige van den Haan, naar des Overledene Wooning te rug keeren, daar zy het met Ryst kooken, en dan voor de Deur brengen. Dan komt 'er een van de oudste Naastbestaanden, strooit 'er een weinig van voor de gezegde Deur, en deelt het overblyvende aan de arme Luiden of Kinderen uit. Aan Paramaribo mag geen Slaaf begraaven worden, alvoorens daar van, by Billet, aan den Raad-Fiscaal kennisse is gegeeven; ook mogen zy aldaar op de te rugkomst van de Begraavenis (ten zy zy daar toe vryheid hebben gekreegen) niet zingen of baljaaren, waar tegen zo wel als op de pragtige Kisten en andere overdaadigheden, scherpe Ordonnantien gemaakt zyn.
Als de Nabestaanden van den afgestorvenen daar toe verlof kunnen bekomen van hun Meester, dan komen eenige andere, geduurende acht of tien Dagen, alle Avonden tot middernacht by hen zitten; welken tyd zy doorbrengen met drinken, speelen en zich vrolyk te maaken. Deeze acht of tien Dagen verstreeken zynde gaan zy des morgens om vyf Uuren het Graf bezoeken, met zich neemende eenige Speceryën, gekookt Hoenderen Schapenvleesch, Ryst en Erwten, als mede een Vles met Kilthum en een Vles met Water, van welke Spyze en Drank zy een gedeelte op dat en het naastgelegene Graf offeren, zeggende tegen den Dooden: ‘Gy weet, wy hebben nu zo lang vrolyk geweest, waar van gy getuigen kunt zyn, want gy, alhoewel gy dood zyt, klaarder ziet, dan wy kunnen zien (zich verbeeldende dat de Geest of Jorka van den Overledene daar tegenwoordig is) voorts hem aanbeveelen voor haar te bidden, dat zy wel mogen blyven; dat de Blanken hen niet plaagen, en dat de Kinderen hunne Ouders mogen overleeven, op dat die dus niet mogen dwaalen: hem eindelyk belovende van over een Jaar nog eens weer te komen, om hem te bedanken.’ Die tyd gekomen zynde, begeeven de naaste Vrienden zich derwaards, ter volvoeringe van hunne beloften; en richten vervolgens een Gastmaal aan, waar mede de Rouw een einde neemt. Zo dra een van de Maagschap komt te sterven, leggen de Naastbestaanden hunne Sieraaden af, en scheeren het Hoofd kaal.
| |
| |
De Slaaven en Slaavinnen gaan genoegsaam naakt, behalve dat de Mans alleen een Musquite Broek of een Paantje, en de Vrouwen een korte Rok van Osnabrugs Linnen draagen; doch op groote Feesten als Paasch-Pinxster- en Kersdagen (wanneer hunne Meesters hen op den tweeden en derden Dag met Kilthum, Tabak en Pypen onthaalen) schikken de Vrouwen zich op met gebloemd Katoene of Salempouri Rokken, en een Zyde Halsdoek aan de rechterzyde af hangende; en de Mans met bonte Hembden en gestreepte Musquite Broeken: sommige Planters geeven ook hunne Slaaven een Hoed tegen het branden van de Zon. Voorts beschilderen zy hun Aangezicht en halve Lyf met Laan, een blaauwachtige Verwe, die negen Dagen stand houdt tegens de heete Zonnestraalen en het steeken van Ongedierte.
De Negers zyn aan weinige Ziektes onderhevig; nogthans zyn veelen behebt met zekere Kwaalen, die lang aanhouden, en waar van men dentyd van de geneezing niet kan bepaalen. Onder de voornaamsten werd geteld de Jaas of Jawes, een leelyke Plaag, die meest alle nieuwe Slaaven aantast, en waar van men het niet voor ongelukkig rekend als de helft 'er van in leeven blyft. Deeze Ziekte slaat uit met booze Zweeren, 't zy groote of kleine; de laatste zitten heel dicht, en zyn de gevaarlykste. Zy worden geneezen, door de gewoonlyke Decoctums van Pokhout, Salseparille, Sassefras en Bardana, met een Vingerhoed vol van den AEthiops Mineralis; 't welk dezelve doet uitslaan, en dan in dertig Dagen opdroogd; doch als het gebruikt word voor dat ze ryp zyn (dat gezien kan worden, naamelyk, als ze hoog oploopen, spekachtig zyn en veretteren; dat doorgaands na de zes of acht Maanden voorkomt) dan komenze weêr te voorschyn; maar zo zwaar niet. Door zich in beweeging te houden, doch buiten Koude en Regen; en de rype Knobbels met Sap van doorgesneeden Limmetjes en wat fyn gewreeven Smitskoolen te bestryken, komen de Slaaven ook wel somtyds tot herstelling. De Pompoenen worden van hen daar toe wel gegeeten, of ook wel de Wortels derzelver Plant gekookt om te drinken.
Niet minder gevaarlyk, en die voor besmettelyk geacht word, is, die de Slaaven Boasie noemen. Eerst slaatze uitmet geele Vlakken, en loopt
| |
| |
langzaamerhand op over 't gansch Gezicht en Lichaam, verdoovende 't Vleesch op die plaatsen zodaanig dat het gevoelloos is; eindelyk valt het weg, vooral de Vingers van de Handen en de Toonen van de Voeten: zo dat die ongelukkigen 'er op 't laatst elendig uitzien, zeer hobbelig en opgeloopen, voornaamelyk de Ooren, Neus enz.; en evenwel leevenze 'er lang mede. Er zyn twee of meer soorten van; dat de drooge genoemd word, is, zo men zegt, geneesbaar; doch voor de natte heeft men nog geen Behoedmiddel gevonden. Die daar mede behebt zyn, zondert men in aparte Hutjes verre van de Slaaven af, om de gemeenschap, zo veel mogelyk te beletten.
De Kinderpokjes, die de Slaaf-Schepen dikwyls aanbrengen, grasseeren mede nu en dan, en sleepen een goed deel Slaaven weg: zo als nog in de Jaaren 1763 en 1764 gebeurd is. Echter zyn daaromtrent goede Ordonnantien gemaakt, ter in achtneeming by 't aankomen der Scheepen, zynde den Schipper, Stuurman, en Chirurgyn gehouden den Eed te doen, dat 'er geen Pokjes, Bloedloop, Bluskoortsen, of andere besmettelyke Ziektes in 't Schip onder 't Volk grasseeren; ook word 'er onderzoek gedaan op 't Schip door den Chirugyn Major, die na examen van alle de Slaaven, bericht doet aan den Gouverneur van zyn bevindinge, alvoorens de Gouverneur verlof tot het opkomen verleend: ingeval 'er eenige grasseerende Ziekte op is, worden de noodige maatregelen genoomen, om het zelve zo lang buiten te laaten, tot de Ziektes over zyn.
Voorts zyn veele Neger-Slaaven met de Musquite of Beenworm (die de dikte van een Penneschagt heeft en een Duim lang is, rosachtig of donker bruin van Kleur, veel gelykende naar een Rusp) gekweld, groeijende onder de Huid, tusschen Vel en Vleesch, gemeenlyk aan de Beenen en Dyën dicht aan de Knie. Men gevoelt dezelve eerst met jeukte, daar naderhand een Puistje uitkomt; 't geen van tyd tot tyd grooter word: zo dra men deeze Gezwelletjes doorsteekt en uitperst, vind men dit Beestje in het Vocht zwemmen: men trekt het 'er uit met een gespleeten Houtje, het Vel wat drukkende; wordende de Wond met Asch en Oly van Tabak gewasschen. Veelen zyn onderworpen aan die Guineesche Wormen, welke in de Hals, Rug, Armen en Beenen zitten, in het lang, of in malkan- | |
| |
der gerold; dit Ongedierte ('t welk somtyds wel zes of meerder Ellen langte heeft en zeer slap platachtig buigsaam als een dikke Draad is) ontdekt zich, alvoorens het door de Huid breekt, door een Gezwel op de plaats daar de Kop of Staart is: gemeenlyk laat men die Gezwellen van zelfs doorbreeken; en als de Wurm uitkomt, windt men denzelven voorzigtig op een klein rond Stokje, tot dat het stuit: dit herhaalt men dagelyks, tot de Wurm 'er uit is, want zo de Wurm afbreekt veroorzaakt zulks een pynlyke zweering of verrotting, en het ongemak komt op andere plaatsen weder uitbreeken: men wryft de Wond met de Assche van Tabak. Ook zyn zy dikwyls met Venuskwaalen, Koortsen, Bloedloop en Pleurissen geplaagd; om van de Schurft en veelerlei Huidziekten, die meest onzindelyk Volk aantasten, niet te spreeken. Voor het overige leeven deeze Menschen vry gezond; doch bereiken zelden een hoogen Ouderdom, het geen veelal aan het Klimaat, zwaaren arbeid en groote buitenspoorigheden, zo van Vrouwen als sterken Drank, kan toegeschreeven worden.
Zy hebben hunne Hutten op de Plantagiën gemeenlyk van Hout gemaakt met een Deur, zonder Vensters omtrent dertig Voeten lang en vyftien Voeten breed, met Tas- of Pitebladen bedekt. In 't midden is de Vuurplaats; zo dat de Rook de Deur moet uittrekken: rondom het zelve liggen zy op twee of drie Planken, eenigszins boven den Grond verheven. Een Mat van Tasbladen gevlochten, die zy daar op uitspreiden, verstrekt hen voor Matras, en tevens voor Lakens en Dekens: Peulen of Hoofdkussens hebben zy geen kennis aan, of het moest slechts een Blok zyn, dat zy daar toe gebruiken. De Meubelen belemmeren hen weinig, alzo die alleenlyk uit eenige Yzeren en Aarden Potten en Pannen, Calabassen, Banken en andere Kleinigheden bestaan; ook hebben zy eenige Houten Gereedschappen, om hunne Tuinen te bearbeiden. De Wooningen staan op een ry; en ieder Huisgezin heeft zyn byzondere Hut en Kosttuinen, daar zy Jammes, Patates, Manioc, Maïz, Bananes, Cassave, Tabak en Spaansche Peper zaaijen, tot hun onderhoudt: want hunne Meesters geeven hen niet dan Saturdags avonds een of anderhalf Pond Vleesch, een weinig Gort, Erwten of Paardeboonen: men schenkt hen ook nu en dan
| |
| |
wel een Soopje Kilthum; ook wel wat korte Pypen en Tabak. Voorheen plagten de Slaaven op eenige Plantagiën wel Varkens te mogen kweeken; doch dat is, niet zonder veel moeite en verdrietelykheden daarvan geleden te hebben, meest overal afgeschaft om dat die Beesten zeer kost vernielende zyn, en alsze uitkomen alles bederven. Echter is doorgaands in gebruik, dat men de Slaaven toestaat Hoenders en Endvogels te kweeken, waar in de meesten zeer zorgvuldig zyn; waar van zy eenig Geld maaken, om daar voor 't een of ander voor zich, of voor hun Vrouwen te koopen. Saturdag nademiddags en Zondags, dat hunne Vrytyden zyn, moeten zy hunne Tuinen bewerken, en den overigen tyd brengen zy in vrolykheid door. Des nachts worden op de meeste Plantagiën, door de Bomba of Meesterknegt, de Deuren der Negerhutten geslooten, op dat zy niet zouden gaan zwerven.
Indien de Slaaven wegloopen of anderszins misdoen, worden zy strengelyk door de Bomba gegeesseld met een Zweep van Pita, en de raauwe Huid vervolgens met Pekel, Limoensap en Piment of Spaansche Peper gewreeven, welke pyn hen niet uit wreedheid maar alleen om het verderf te beletten word aangedaan. Ook straft men hen veeltyds met een (zo genaamde) Spaansche Bok, dat is de Handen te samen gebonden, de Kniën daar door gestooken, en dan een Stok tusschen de opening der Kniën en der te saam gebonden Handen door, die vast in de Grond gaat, waar aanze dan als een rond liggen, en dus met Goyave of Tamarinde Garden op de Billen geslagen worden; de eene zyde door zynde, wordenze gekeerd en ook de andere zyde door geslagen: eenigen gebruiken daar toe Hoepelstokken; doch dat is gevaarlyk, alzo de Slaaven zeer dikwyls daar van komen te sterven; die kastyding word veelmaals als een Publicque Straffe, rondom Paramaribo, op alle hoeken van de Straaten geoefend, op aanklagte van den Meester, die, zulks begeerende, een Schriftelyk Verhaal van 't wanbedryf van de Slaaf in handen van den Raad-Fiscaal moet stellen, om na bevinding daar in te kunnen handelen (des noods) met kennisse van twee Raaden, die (alle Zittingen) ter onderzoek gecommitteerd worden. Doch de Doodstraf is de Meesters niet toegestaan, maar als de Slaaven zulks verdienen, moeten zy aan die van den
| |
| |
Gerechte overgegeeven worden. Volgens een Resolutie den 8sten December 1686. te Suriname genoomen, is bepaald, dat Negers, door de Justitie gestraft wordende, doch niet om Moord, aan de Eigenaars, uit de Casse der Modique Lasten zullen vergoed worden.
Dewyl de Slaaven het talrykste deel der Ingezetenen van Suriname zyn, en het veel kwaad kan uitwerken, dat men hen al te veel toelaat; zo heeft men aldaar, van tyd tot tyd, scherpe Placaaten en Ordonnantien gemaakt, om ze in toom te houden. Onder andere is hen verboden de Rivieren op en neder te vaaren, zonder Schriftelyk Verlof van hun Meesters, mogende zy ook geen Corjaaren in eigendom hebben; met geen Stokken, Zwaarden of Knuppels langs de Straaten gaan; gelyk ook niet met Messen met Yzere holle hegten, die men hen vermag af te neemen; des avonds mogenze na acht Uuren niet op Straat gaan, zonder een brandende Kaars in een Lantaarn, en niet laater dan negen Uuren by malkanderen staan praaten, loopen of baljaaren; by Nacht en ontyden zich niet op beslooten Erven begeeven, of breuken aan dezelve doen, noch steelen en rooven; naar Zons ondergang niet in de Savaanen of buiten Paramaribo gaan, onder voorwendzel van Begraavenisse, Baljaaren als anderszins, met waarschouwing, dat de Patrouilles de Slaaven mogen schieten die op deszelfs roepen niet blyven staan: voorts is aan de Ingezetenen gelast geen Kruid of Lood aan Slaaven te verkoopen, met geen Verlof Brief je van hun Meesters voorzien zynde, zonder welk Schriftelyk Verlof aan dezelve mede geen Waaren of Koopmanschappen mogen verkocht worden; ook vermag niemand met hen voor Aardvruchten, Hout enz., te handelen, noch van hen Goederen en Koopmanschappen voor Geld te koopen buiten de Markt; byzonderlyk is mede aan een ieder verboden van geen Slaaven, met Boot en Ponten voor hun Meesters aan Paramaribo komende, in huis by Avond of ontyden toe te laaten, veel min op te houden of te verbergen, maar zulke Slaaven ten huizen hunner Meesters of in hunne Vaartuigen moeten blyven.
De Gemanumitteerden of Slaaven die Vryheid gegeeven word, genieten 't zelfde Recht als de Vrygeboornen. In den Jaare 1733 is voor dezelven een Reglement gemaakt; waar by zy gelast worden, geene de minste
| |
| |
stoutheid, moedwil of eenige feitelykheden aan eenige Blanken te doen, noch gedoogen, dat door die Slaaven word gedaan, maar in tegendeel, dat zy aan alle Blanken, alle ontzag, eerbied als anderszins moeten bewyzen, met uitdrukkelyke waarschouwing, dat schoon zy in alle andere zaaken egaal recht genieten met Vrygeboornen, zy echter in zulken geval aangemerkt zullen worden als de zulken die het onwaardeerlyke Pand van Vryheid aan Blanken verschuldigd zyn. De Blanken daarentegen zyn gehouden, van gemelde Reglement geen misbruik te maaken; dewyl hen wel vry staat, om wannneer een Vrygemaakte ergens in misdoet, daar over te klaagen aan de Overigheid, doch gantsch niet om zich zelven te rechten; gelyk hen ook ten scherpste verbooden werd uit baldaadigheid een Vrygemaakte Slaaf te mishandelen, op straffe van anderszins, als verstoorders van de gemeene Ruste, gestraft te zullen worden.
De Slaaven moeten in behoorlyke onderwerping gehouden en met strengheid behandelt worden, zonder zich met hen in eenige gemeenzaamheid in te laaten: maar hun pligt wel waarneemende moet men hen somtyds wat Kilthum of andere Snuisteryen vereeren. Men moet met groote voorzigtigheid vermyden hen het noodige te onthouden, hunne Wyven te verleiden; of onschuldig te straffen, het welk hen tot Wanhoop en dikwyls gevaarlyke besluiten doet overgaan; waar van men niet weinige Voorbeelden zoude kunnen aantoonen.
Wy hoopen dat het aan onze Lezeren niet onaangenaam zal zyn, inzonderheid voor hen die daar belang by hebben, dat wy een korte beschryving geeven van de onderscheidene soorten, verschillende Aart en Merktekenen deezer Volken, waar door zy afzonderlyk te kennen zyn; schoon op alle de Merken der Negers niet veel staat is te maaken, wyl de zwarte Slaavenhandelaars dezelve dikwyls veranderen, om hun voordeel te doen, en op die wyze een slecht soort van Negers voor goede aanplakken.
De Ardras-Slaaven, die men ook wel Dongos noemt (gelyk alle de Slaaven die eenige gesneede tekens hebben, in 't gemeen Dongos genaamd worden) worden te Juda (by ons Fida geheeten) en Ardra aangebragt uit een zekere Landstreek wel vyftig Mylen ten Noordoosten Ardra afgelegen; doch zyn niet van de beste soort. In Slaaverny gebooren en tot
| |
| |
den Akkerbouw opgetrokken zynde, valt hen de dienstbaarheid niet zwaar; en wanneer zy wel behandeld worden, kan men 'er goede dienst van hebben. De Mans, zo wel als de Vrouwen en Kinderen hebben, tot een Merkteken, eenige sneedjes op de Wangen, maar die Slaaven van de Grooten in haar Land zyn, hebben zulks rondom het Voorhoofd.
De Nago-Slaaven verschillen weinig van de voorgenoemden, en zyn mede goed voor den arbeid: deeze hebben op hun Voorhoofd lange Streepen of Kerven, welkers samenvoeging een plompe gelykenis van eenige Gediertes wil verbeelden.
De Mallais-Slaaven, dus genaamd naar de Mallais, een zeker Volk, dat hen te Fida, Ardra en Jaquin ter Markt brengt, komen van zeer verre, somtyds wel drie Maanden onderweg zynde, eerze aan den Zeekant naderen: het is een sterk Volk, bekwaam om den zwaarsten arbeid te verrichten, welke zy, wel gehandeld wordende, ook gewillig zullen doen; waarom dezelven doorgaands op hoogen prys gehouden, en zonder schroom gekocht worden, wyl het onverschillig is hoedaanig hunne Merktekenen zyn, mids niet hebbende die van de Tebou- en Guiamba Slaaven.
Niet minder acht men de Aqueras-Negers, die voor hunne Meesters zeer getrouw zyn: zy zyn te kennen aan eenige Sneeden op de Rug en Borst, in de gedaante van Haagdissen en Slangen.
Daarentegen zyn de Tebou-Slaaven van het allerslechtste soort, tot niets deugende, ten zy men hen, tien of twaalf Jaaren oud zynde, kan bekomen wanneerze tot huisdienst of ligter werk kunnen opgeleid worden. Zy hebben lange Sneeden op de Wangen, Borst en Buik.
De Foin-Slaaven onderkent men door verschiedene Schrabben aan de slaapen des hoofds. 't Is een slecht Volk, blôhartig, luy en van een diefachtigen aart, vol zotte inbeeldingen, en die ligtelyk, door Klei te eeten of andere middelen, zich zelven om 't leeven brengen.
De Guiamba-Slaaven komen ten opzigte van geaartheid en neiging genoegsaam met de twee laastgenoemde soorten overeen, zynde even als de Tebou-Slaaven getekend.
De Negers van Fida en Jaquin zyn diefachtige Natiën, maar anders
| |
| |
zeer werkzaam en getrouw voor hunne Meesters: op de Wangen hebben zy verscheidene Stippen als of het tekenen van Kinderziekte waren.
De Ayois-Negers, die strydbaar, kloek en onderneemende zyn, en tevens den arbeid beminnen, welke zy beter dan eenige andere Natie verdragen, zyn te kennen aan de lange Sneeden, strekkende van de Oogen tot de Ooren. Zy zyn de Schrik van alle de Negers: en geen bekommering voor hun Leeven hebbende verachten zy de grootste gevaaren, zich niet kreunende aan de gevolgen hunner buitenspoorigste Onderneemingen, en dus zo veel meer te vreezen als zy ongemakkelyk te bevredigen zyn.
De volgende Slaaven hebben hunnen naam van de Comptoiren daar zy ingeruild worden; als, de Negers van Goeree, die voor de beste worden gehouden, zynde zeer zwart, sterk, oprecht en trouw: zy hebben op de Slaapen van het hoofd drie Sneeden, drie Vingeren breed.
De Negers van Sierra Leona mede zeer zwart en sterk, en goed voor het gebruik; hebbende op het Voorhoofd vier Sneeden.
De Negers van Cabo Monte, schoon zo zwart noch zo sterk niet, zyn echter goede Slaaven, en hebben op ieder Wang een Sneede gaande van de Slaap van het hoofd na de Kin: deeze zyn zeer vrolyk van aart.
De Negers van Kaap La Hoe, op de Goudkust, zyn niet minder als de voorgenoemde geacht, dewyl de meeste Negers die na Suriname en verdere Colonien gebragt worden, aldaar, als zynde de grootste Handelplaats, ingekocht worden, voornaamelyk van onze Natie. Zy zyn over het gantsche Lyf getekend met figuuren van Vogelen en Gediertes, en hebben meest om hun Nek een groote roode Zeeschulp hangen, welke zo veel als haar Fetiche is: het zyn meestendeels sterke wel gespierde Karels; hoog van statuur; doch zo zwart niet. Men merkt aan, dat de zwartste Negers in 't gemeen de sterkste zyn.
De eigenlyke Delmina-Negers zyn alle in het Crom (of Dorp) van D'Elmina geboren en onverkoopbaar, ten zy ze tegens de Wetten van 't Land gezondigd hebben. Maar de meeste Slaaven die aan St. George D'Elmina verkocht worden, komen uit Asiantyn of het Hantasche, Fantynsche, Alguirasche, Wassasche en Akimsche. De Mans zo wel als de Vrouwen, zyn gemerkt over de Wangen en Borsten met verscheidene Sneeden, waar
| |
| |
van het Lidteken wel een Vinger breed uitgroeid. Onder dezelven vindt men veel oude gryze Slaaven, die de Handelaars gewoon zyn het Hair met Houtskool te smeeren, om dat zwart te maaken.
De Annamaboe-Negers. doorgaands Fantynen genaamd, behoorende onder de Engelschen, zyn welgemaakt en een Volk van goed Beleid, wordende voor de beste Negers op de geheele Kust, zo tot Plantagiewerk als anderszins, gehouden; op hun Voorhoofd zyn veel Stippels gestooken en met Kruid ingebrand. Onder de Fantynen worden mede gevonden Akimsche en Asiantynen: men kan tusschen deeze drie verschillende Natiën geen onderscheid bespeuren, dan alleen aan de Spraak; ook zyn de Asiantynen fyner van gebeente dan de Fantynen en Akimsche; doch, buiten dat voor gemelde, zoude het moeilyk zyn, die te onderscheiden.
(De Asiantynen zyn, sedert de dood van hunne Koning, dat thans byna dertig Jaaren is; met de Wassasche in een gestaadigen Oorlog: de Gevangenen die zy bekomen worden aan de Strand-Negers van weêrskanten overgeleverd om te verkoopen, die ze dan aan onze Forten aldaar brengen, en een beding maaken met de onzen over derzelver Prys en den Prys der Goederen, die zy in ruiling daar voor neemen, als hebbende daar door hun bestaan, zo wel van de geenen die ze hen overleveren als van het Goed dat zy daar afhouden.)
De Acra-Negers zyn kloeke, sterke en goede Slaaven, doch zeer duur. Zy behooren onder de Deenen; maar onze Natie en de Engelschen hebben het gezag over de geenen die onder hun Forten behooren.
Men vindt 'er nog Abo- en Papa-Negers, daar het zeer wel mede is om te gaan, mids men hen wel behandele: de laatstgenoemden hebben zeker Vergif onder de Nagels zitten, daar zy behendig iemand mede weeten te vergiftigen, waar van men altoos kwynende blyft.
De Cormantyn-Negers zyn van een goede Inborst, doch kunnen geen leed verdraagen, of gedoogen dat men hen zonder reden straft. Indien dit laatste gebeurt, neemen zy een Snaphaan of Mes om zich van hun Belediger te wreeken, en wanneer hen zulks mislukt, snyden zy zich zelfs, uit mistroostigheid, dikwyls den Keel af. Het is een welgemaakt en zeer
| |
| |
werkzaam Volk, welk door geen tekens hoegenaamd, te kennen is, dan alleen aan een zeer fyn en git zwart Vel.
De Loango- of Goango-Negers zyn van het slechtste soort, en, zo verhaald wordt, Menschen-Eeters, doodende by het Huwlyk hunner Koningjes, één van hunne eigene Natie, waar van zy een Gastmaal bereiden. Deeze hebben de Tanden als Snoekstanden gescherpt; zo dat zy iemand een Vinger kunnen afbyten. Zy zyn, wegens hun wreede en verraderlyke aart, by de andere Negers gevreesd en gehaat. Wegloopende, onthouden zy zich meest in de Bosschen, eetende, zo gezegd wordt, alle Ongediertes, als Haagdissen, Slangen, Padden enz.
Voorts hoe Oostelyker en Zuidelyker hoe slechter de Negers vallen. Daar integendeel die aan de Noord-Westkust, voor de beste soort gehouden worden.
EINDE.
|
|