Beschryving van Guiana, of de wilde kust in Zuid-America
(1770)–Jan Jacob Hartsinck– AuteursrechtvrijZeventiende hoofdstuk.
| |
[pagina 148]
| |
en, volgens voorgeeven der Spanjaarden, van de gantsche Waereld; (want zy wordt alleen door de Rivier der Amazoonen overtroffen) zo door de langte haarer loop, breedte en diepte, als door de menigvuldige Rivieren, die in dezelve uitwateren. Zy neemt haaren oirspronk uit de Keten Bergen, die Peru van het Nieuwe Koningryk van Grenada scheid, tusschen één en twee Graaden Noorder Breedte; neemende eerst haaren loop Oost-Zuid-Oost, omtrent honderd en tien of honderd en twintig Mylen, door het wyd uitgestrekte Land van Nieuw Andalusien, daar dezelve zich in twee takken verspreidt; waar van de eene naar 't Zuiden loopt, en de andere, die den naam behoudt, zich Noord-Oostelyk keert, en, na verscheide Rivieren in haaren Boesem ontvangen te hebben, zich tegen over het Eiland la Trinité in Zee stort, op acht Graaden twintig Minuuten Noorder Breedte, en drie honderd en achttien Graaden langte, door een menigte van Monden; zo dat men haaren loop wel kan begrooten op ruim vier honderd en vyftig Mylen. De Monden deezer Rivier zyn gemaakt door een zeer groot getal van Eilanden van onderscheidene grootte, gescheiden van elkander door Kanaalen langs welke men in haaren eigentlyken Mond kan komen: het getal deezer Ingangen, zo wel als van de Eilanden, die allen met Kreupel-bosschen zyn omringd, en die zich van het Oosten tot het Westen wel vyf en veertig Mylen, en van het Noorden tot het Zuiden omtrent dertig Mylen uitstrekken, is zelfs aan de Indiaanen, die dezelve bewoonen, onbekend, want zyn 'er zelve menigmaal zodaanig in verward, dat zy, door de afwendingen van den Stroom, genoodzaakt worden op nieuw in de Golf te steeken, om hun verloorene koers weder te vinden. De voornaamste en eeniglyk bevaaren Mond deezer Rivier wordt by de Spanjaarden Boca de Navios, of Mond der Schepen, genaamd, gelegen ten Oosten op de breedte van acht Graaden en vyf Minuuten, en drie honderd en achttien Graaden langte: dezelve is ruim twee Mylen wyd, de Boorden zyn laag en moerassig, en het Vaarwater, door de Eilanden en Zandbanken, gevaarlyk. Men vindt daar by laag Ty in het inkomen acht, negen, en tien Vademen Water; het Bed der Riviere vernaauwt zich vervolgens, en maakt verscheidene Bogten en Inhammen, met veele Eilanden van ver- | |
[pagina 149]
| |
schillende grootte, en eenige Ondieptes daar, by laag Ty, naaulyks twee en een half of drie Vademen Water is. De Rivier d'Oronoque heeft iets byzonders, dat men in geene Rivieren nog heeft ondervonden, naamelyk: dat zy een Ebbe en Vloed van zes Maanden ondergaat; de Vloed begint met de Maand April, aanwassende tot het laast van Augustus, wanneer het hoogste Water is en geduurende de Maand September in dien stand blyft; dan met October neemt de Eb zyn' aanvang, afloopende tot het einde van February, wanneer zy op het laagste is en weder de geheele Maand Maart zo staan blyft. Haare verscheidene aanwassingen zyn, door de tekenen welke zy op de Rotsen en Boomen nalaat, te zien. Men zegt dat het Water wel honderd en twintig Voeten wast, schoon zulks naar de naauwte of wydte der Rivier verschilt, want in 't naauwste der Rivier vindt men een Rots wel honderd en twintig Voeten hoog, (:op wiens Toppunt een Boom staat, welke tot een Baak voor de Zeevaarende verstrekt:) dewelke in de Maanden van July en Augustus gantschelyk door het Water bedekt is. De oude Inwooners van Guiana en de Indiaanen hebben ook opgemerkt, dat alle vyf en twintig Jaaren, deeze Rivier twee en een half Voet hooger vloeit dan de vier en twintig voorgaande Jaaren. De Eb en Vloed der Zee laaten zich gevoelen tot aan de Kolk of Val van Camisetta, welke ruim twee Mylen lang, en wel vyf en- veertig Mylen boven den Mond van de Oronoque is, alwaar schriklyke Watervallen zyn, die het Ty beletten hooger te gaan, en het voorby vaaren deezer plaats gevaarlyk maaken: tegens over de Rivier Meta, vindt men ook nog een diergelyke Tap of Waterval, de Carachina genaamd, veroorzaakt door verscheidene Steenachtige Eilanden, omzet met Rotsen, waarvan sommigen onder, en anderen boven water liggen. Omtrent negen Mylen hooger dan de Meta, vindt men de Waterval of Kolk van Tabaje, welke niet minder gevaarlyk is; zo dat men binnen de zes en twintig Mylen, weer opklimmende van de Oronoque, drie gevaarlyke Tappen heeft: deeze Vallen zyn niet dan met groot gevaar, en veel moeite te boven te kowen; maar belangende de drie andere Vallen van Aturés, is het onmo- | |
[pagina 150]
| |
gelyk deeze over te komen, zo dat men genoodzaakt is de Vaartuigen over land te haalen. Van den grooten Mond van de Oronoque, daar wy van gesprooken hebben, tot den geenen, die zich in de Golf van Trinité of Paria stort, reekent men vyf en- veertig Mylen: deeze Doortogt wordt by de Inwooners Manabo Pequeno genaamd. Dezelve is weinig bekend, en men weet niet zeker of ze met groote Schepen kan bevaaren worden; waar door men anders veel korter tot voor de Stad Sint Thomas, liggende ten Zuiden van die Vaart, op den tegen overgelegen Oever, zou kunnen komen. Tusschen St. Thomas en den Oostelyksten Uithoek van Boca de Navios, genaamd de Kaap van Barima, zyn verscheide Rivieren die zich in de Oronoque werpen; zy neemen haar oorsprong uit het Gebergte welke ten Zuiden der Oronoque zyn: de voornaamste deezer Rivieren is de Akire omtrent drie en twintig Mylen van Kaap de Barima, op den Zuidelyken Oever der Rivier. De gantsche Stroom is tot daar toe vervuld met Eilanden en Ondieptes, welke moeten gemyd worden in het opvaaren na het Fort van St. Thomas, dat ruim twee en twintig Mylen boven de Mond van de Akire ligt. Omtrent acht Mylen van het Fort St. Thomas, vindt men, aan dezelfde zyde, de Rivier Caroni, die zeer breed en diep is; zy ontspruit uit het gezegde Gebergte. Drie vierde Myls eer dat zy in de Oronoque vloeit, wordt haare loop enger door eenige Rotsen, waar over zy met zo veel geweld nederschiet, dat de Stroom der Rivier wel drie honderd Schreeden, als weder tot haaren oorsprong, opklimt, zonder zich met het Water van de Oronoque te vermengen; zo dat men 't zelve langen tyd kan onderscheiden. 't Water van de Oronoque is altoos troebel, en dat van de Caroni schynt zwart, dewyl het over zwart Zand loopt; maar in een Vat gestort, is het helder en zuiver als Kristal, en zeer gezond. Ruim elf Mylen van haaren Mond, ontmoet men, aan de Oostzyde, een Dorp St. Anthony genaamd, alwaar eenige Zendelingen van de Catalaansche Capucynen zich ophouden, om de Indiaansche Natie der Guianas te bekeeren. Twee en twintig Mylen van de Caroni, aan de overzyde, vindt men | |
[pagina 151]
| |
de Rivier Mama, ontspruitende in de Provincie van Caracas. Negentien Mylen boven de Mama, ziet men op de wederzydse Oevers zeer hooge Rotsen, die de Rivier vernaauwen en een' sterken Stroom veroorzaaken, zynde genaamd het Naauw van Camisetta; ruim twee Mylen lang, gelyk wy gezegd hebben. Vervolgens wordt de Stroom wyder, en de Boorden zyn laag en moerassig bezet met verscheidene Eilanden van verschillende grootte. Dan, omtrent elf Mylen hooger, aan dezelve zyde, ligt de Rivier Cauca of Caura, (dus wel twee en vyftig Mylen boven de Caroni) ontspringende uit de Bergen, die ten Zuiden der Oronoque zyn. Deeze Rivier is zo groot en diep als de Caroni, en stort zich op vyf Graaden en dertig Minuuten, volgens Vader GumillaGa naar voetnoot(a), in de Oronoque. In haare Mond zyn verscheidene groote Meiren. De Oronoque hooger opvaarende, vindt men, behalve een groote menigte Riviertjes en Kreeken, van onderscheidene grootte, die zich van weêrskanten daar in ontlasten, aan de Westzyde de Monden van de Rivier Apuré, welke op de breedte van vyf Graaden en vyf Minuuten gelegen zyn. Deeze Rivier is zeer wyd en diep: haare voornaamste oorsprong ontstaat uit het hoogste en steilste Gebergte van het Nieuwe Koningryk van Grenada; zy geeft zulk een menigte Water, dat het de geenen die na Chitaga, dichte by Pampelune gelegen, gaan, belet dezelve te doorwaden; zo dat men genoodzaakt is geweest een lange Brug over dezelve te slaan, die groote Sommen gekost heeft: hier van daan stroomt zy door wyd uitgestrekte Vallyen, alwaar zy de Rivieren de Casidi, de Calajau, de Uboca, en de Uri ontvangt; deeze laatste loopt van de Stad St. Christoffel, die gelegen is in het hooge van Nieuw Grenada, tusschen de Steden Pampeluna en Grita. De Apuré ontvangt nog in zich de Caperu, wier Water voortkomt uit de Sneeuw die ten Oosten der Stad Merida valt, vervolgens ook de Rivier Auré, en eindelyk de Rivier Sint Domingo of Guanaré genaamd, die wel de voornaamste is, en welke door de Provincie van Varinas loopt, aan de Boorden van welke Rivier het Dorp en de Zending van Guanaré gesticht is. | |
[pagina 152]
| |
Eindelyk, de menigte van Water die de Apuré ontvangt in de tusschenruimte van meer dan honderd en vyftig Mylen is zo groot, dat zy dezelve niet kunnende bevatten, met groot geweld zich een weg dwars door een Bosch baand, vyftien Mylen eer dat zy aan de Oronoque komt, en zich uitstort in de Juarico, het welk een kleine Rivier is van de Provincie van Caracas, maar welke door deeze samenvoeging bevaarbaar word. De Apuré, voor een gedeelte van zyn Water ontlast, werpt zich in de Oronoque; maar verdeelt zich vooraf in drie Armen, welker uitstortingen zo menigvuldig en driftig zyn, dat zy de Stroom van de Oronoque ontmoetende dezelve wel een vierde van een Myl doen te rug keeren, het welk yslyke Draaikolken veroorzaakt, en meer als eens de Reizigers schipbreuk heeft doen lyden, welke, als zy het gevaar van verre zien aankomen, zich naar de overzyde der Rivier begeeven. Ten Zuiden heeft men de Rivieren van Pararuma en Parvasi, zynde op de eerste een Zending van Onze-Vrouw der Engelen, en op den Oever der tweede, een van St. Xaverius en St. Joseph de Mapoyes. Naby den Mond van de Pararuma, op den Oever van den Oronoque, aan het Zuiden, is een Rots van een piramidale gedaante en verwonderlyke hoogte; hy is van onderen byna een half Myl in den Omtrek, en heeft twee toegangen tot zyn toppunt, welke zeer gevaarlyk en steil zyn. Deeze Rots, even als de Rivier Pararuma genaamd, schynt eerder een Werkstuk van de kunst dan van de natuur, en zyn Top, welke van verre zeer spits voorkomt, vertoont een schoone Vlakte langwerping rond, omzet als met een rand of borstweering van dezelve steen, zynde de Grond daar boven op zeer vruchtbaar, waarop de Indiaanen een Thuin hebben, welke door eene Fontein uit de Rots Springende, bevochtigd wordt. Het gezigt is 'er verwonderlyk: aan den Oost-en Zuidkant, is zy bepaald door een keten van Bergen die langs de Oronoque van hunne oorsprong tot aan den Oceaan zich uitstrekken; aan de Noord- en Westzyde word het alleen door den Horisont of Gezigteinder bepaalt. Nog hooger de Oronoque op, aan dezelfde zyde, vindt men een anderen Rots niet minder aanmerkenswaardig: hy heeft ruim anderhalve Myl in zyn Omtrek, en schynt maar één stuk Steen te zyn; deszelfs Top | |
[pagina 153]
| |
is bedekt met een Bosschaadje, dewelke men niet beklimmen kan, dan aan den Oostkant,het welk nog zeer gevaarlyk is. Deeze Rots volgens de lood lyn gemeeten van zyn top tot aan de vlakte die een soort van Balkon in de Rivier vormt, is honderd zes en twintig Vademen hoog bevonden: zyn Vlakte, die veertig Voeten breedte en tachtig Voeten langte heeft, is meer dan vyftig Voeten boven het Water verheeven. De Zendelingen hebben op deeze Vlakte, een soort van Sterkte gebouwd voorzien met drie Batteryen en Casernen voor de Soldaaten, welke zy daar houden tegens de overvallen der Caraiben, die dikwyls deeze Zendelingen kwamen ontrusten. De Rivier Parvasi ontlast zich in de Oronoque, aan den Voet van dezen vermaarden Rots welken de Inboorlingen van het Land Marumaruta noemen. De Rivier Sinaruco is veel grooter dan de voorgenoemden; zy is gelegen aan den Westkant van de Oronoque, wel vier en dertig Mylen van de Monden van de Apuré; dezelve ontleent haaren oorsprong aan den Voet van het Gebergte van Chisgas daar veel Sneeuw valt: in 't midden der Bosschen wordt zy Canaguata genaamd, en daar zy uit dezelven voortvloeit Ravanal; zy werpt zich vervolgens in een' Arm welke de Apuré maakt, en Arauco genaamd wordt. Na deeze samenvoeging neemt zy eerst den naam van Sinaruco aan, en onder die benoeming vereenigd zy zich met de Oronoque in de Gronden welke tusschen de Apuré en de Meta gelegen zyn. Van de Monden van de Apuré tot aan de Rivier de Meta, maakt de Kil van de Oronoque een half rond, wiens Inhammen zeer onregelmaatig zyn; schoon hy zynen loop regelrecht doorzet naar 't Zuiden, wanneer deeze Rivier aan den Evenaar nadert. Deeze Rivier is zo aanmerkelyk als de, Apuré zo door haar menigvuldig Water, als door de langte van haaren loop. Dewyl aan derzelver Oevers verscheidene Zendelingen der Jesuiten zich onthouden, is dezelve genoegsaam bekend, gelyk ook de Rivieren die zy ontvangt, en de Natiën die 'er haare Woonplaatsen hebben. De voornaamste oorsprong van de Rivier de Meta is in het bovenste gedeelte van Nieuw Grenada, tusschen Santafé de Bogota en Tunja, in | |
[pagina 154]
| |
een Gebergte bedekt met Sneeuw en Heigewas, dat men Albaracin noemt; naar een Herberg die aan deszelfs voet is. Van deezen Berg, zich keerende naar 't Oosten, loopt de Meta, na alvoorens veel Water der omliggende Valyen en hemel hooge Gebergtes ontvangen te hebben, door de Velden van St. Jan heen, onder den naam van de Upia. vervolgens werpen zich nog een menigte van Kreeken indezelve, waar na zy zich vereenigd met de Rivier Cusiana, welke haaren oorsprong heeft uit de Bergen van Toquilla, grenzende aan die van Tunja: niet verre van de Stad van dien naam, ontvangt zy de Rivier Cravo, aan wier Mond zich de Indiaansche Natie van Achaguas heeft neêrgezet. De andere Rivieren welke zich in de Meta ontlasten, zyn de Gurripa, dicht by de Zendelingen van St. Michel, by de Salivas; de Guanapalo, daar de Bezending is van St. Francisco Regis, by de Achaguas; de Pauto, die drie Mylen laager ligt, welke van het Gebergte Ogonta, altoos met Sneeuw bedekt, afdaalende, zich in de Meta werpt, na dat zy de Tocana, de Caruma, en eenige kleine Rivieren en Kreeken ontvangen heeft. In dezelfde Meta heeft ook haaren uitloop de Casanaré, die een groote Rivier is, ontspringende in de Bergen van Chiquita of Chita, en in dewelke zich ontlasten de Pararé en de Tocuoragua, alwaar men in het Westen de Zendelingen van Pauros, en in het Noorden die van Patute vindt. Ten Oosten en in de Vlakte, heeft men de Zendelingen van St. Salvador, zynde een Haven van de Rivier Casanaré, alwaar de geenen die langs de Meta en de Oronoque komen zich ophouden om uit te rusten. De Casanaré ontvangt ook de Rivier de Tame welke vloeit uit het voornoemde Gebergte van Chiquita, en aan welkers Boorden de Zendelingen aan de Giraras en Betoyes zich in menigte ophouden. Verder op, vindt men de Rivier de Ele, welke zich in de Meta stort: tusschen deezen en de voorschreeve Rivier Cravo, boven haare samenvloeijing in de Meta, is de Woonplaats der Zendelingen van St. Xavier de Macaguane. De Rivier de Ele is aanmerkelyk wegens haare Overstroomingen, die op gelyke hoogte blyven, het zy de Regens menigvuldig zyn, of niet: want in het laatste geval, doet de Zon de Sneeuw op de Gebergtes van | |
[pagina 155]
| |
Chisgas en de Guacamayas versmelten, waar uit deeze Rivier haaren oorsprong heeft. De meergenoemde Rivier de Meta, na zich met alle de voorverhaalde Rivieren, en verscheidene anderen die weinig bekend zyn, te hebben vereenigd, stort zich op eene zachte wyze in de Oronoque, op de Noorder Breedte van twee Graaden. Men vindt aan den Mond van de Meta, op den Oostelyken Oever, eene Bezending van Santa Theresia, van de Natie der Salivas; achttien Mylen hooger, op dezelfde Boorden, een andere van St. Joachim, van dezelfde Landaart: een weinig laager dan de Mond van de Meta, ontmoet men den voorheen gemelde geweldigen Tap van Carichana, welke de vaart zeer gevaarlyk maakt: en voorts die van Tabajé, gelyk gezegd is, omtrent negen Mylen boven de Meta, alwaar de Bedding van de Oronoque zodaanig door de Rotsen belemmerd wordt, dat haare Stroom zeer moeilyk is om te boven te komen, en dikwyls Schipbreuk veroorzaakt. Byna acht Mylen boven de Tabajé, werpt de Oronoque een Arm uit, die Zuid-Oostelyk loopt, en zich vereenigd met Rio Negro, of de Zwarte Rivier, dewelke zich in de Rivier der Amazoonen ontlast. Wy zullen van deezen Arm der Oronoque en van de Zwarte Rivier, in 't vervolg nader spreeken, als wy het Portugeesch Guiana beschryven. Omtrent nog acht Mylen hooger vindt men de drie Watervallen van Aturés naby elkander, die de Oronoque t'eenemaal de doorvaart beletten. Een weinig hooger, heeft men de Rivier Bichada die zeer voornaam is, en al het Water van de Vlaktes die tusschen de Meta en Oronoque zyn ontvangt. Eertyds waren hier eenige Zendelingen gezonden aan de Natiën der Chiricuas en Salivas; maar de Caraiben daar mede in Oorlog zynde, hebben de Geestlyken, die zich daar ophielden, vermoord. Omtrent vyf en twintig of dertig Mylen boven de Mond van de Rivier Bichada, vindt men de Rivier Guabiari, die verscheiden naamen aanneemt, naar de Landen welke zy besproeit; zy ontstaat uit die hooge en steeds met Sneeuw bedekte Bergen, aan welker voet, in het Westen, de Stad Santa-Fé de Bogota gebouwd is: dewyl de Luchtstreek daar gemaatigd is, heerscht 'er een altoos duurende Lente, en de Beemden zyn | |
[pagina 156]
| |
'er de schoonste der Waereld. De loop van de Guabiari is niet volkomen bekend, alleenlyk weet men dat, na dat zy uit de Bergen spruit, zy een zeer groot Bosch doorvliet, en na vervolgens wyd uitgestrekte Velden doorwaterd te hebben, zich in de Oronoque werpt, omtrent vyf en twintig of dertig Minuuten ten Noorden van de Middellyn. Van daar ontmoet men hooger in de Rivier de Oronoque, naar het Westen, eene groote menigte Rivieren, als de Caguan, de Fraga, de Rodrigues, en eenige andere weinig bekend; welke men als Spruiten van de Oronoque kan achten: zy hebben haaren oorsprong uit de Bergen die ten Zuiden zyn van Caguan en Timana, Landen weinig door de Europeërs bezocht, en bewoond door de Indiaanen die niet bekend zyn dan alleenlyk door haar rooven en stroperyen, waar tegens de Spanjaarden dikwyls genoodzaakt zyn geworden hunne Krygsmagt af te zenden. De Oronoque, haaren loop tusschen de Middellyn en de negende Graad Noorder Breedte besluitende, en gevolglyk onder de Verzengde Luchtstreek gelegen zynde, zoude men moeten vasstellen dat de Hitte aldaar onverdraaglyk moet zyn; alzo de Zon tweemaal 's jaars lynrecht boven het hooft komt: 't is 'er ook, in der daad, uitermaate heet, vooral in die plaatsen die verafgelegen zyn van die hooge Bergen welke gestaadig met Sneeuw bedekt zyn, en in het Land het Gebergte van Paromos genaamd worden. Deeze Bergen, die van eene ongemeene hoogte zyn, en op welker toppen een doodelyke koude voor Menschen en Beesten heerscht; veroorzaaken, dat de naby gelegene Landtstreeken bewoonbaar zyn, welke anders door de geduurige Hitte verbrand zouden worden: zo dat men hier door, in de nabuurige Landen van de Middellyn, de vier getyden des jaars vindt, naar maate men zich nader of verder van het voornoemde Gebergte bevindt. By voorbeeld, de geenen die den Voet van dit Gebergte bewoonen, gevoelen een genoegsaame koude geduurende het gantsche Jaar, die men wel met den naam van een Winter zoude kunnen betekenen; ook groeijen daar geen Vruchten die aan een heete Luchtstreek eigen zyn. Op een evenredige afstand, is de Landstreek gemaatigd het geheele jaar door, de Vruchtboomen zyn 'er bedekt met Bloeisem en Vruchten, sommigen groen, anderen ryp: zo dat men hier te gelyk de | |
[pagina 157]
| |
aangenaamheden van de Lente en der Herfst geniet. Eindelyk de Landen die verder van deeze Gebergtes afgelegen zyn, hebben een geduurigen Zomer en zeer sterke Hitte. Dus heeft men hier de keuze, of van het aangenaam Voorjaar van de gemaatigde, of de geduurige Hitte van de verzengde, of den barren Winter van de bevrozene Luchtstreek: binnen een zeer kleine uitgestrektheid of tusschenwydte: dit onderscheid ondervindt men ook aan de voortbrengselen des Lands: in de Koude Landen, heeft men geen Ryst, Tabak, Ka toen, Suikerriet, Cacao, Ananassen, Oranje-Appelen, Citroenen, noch andere Vruchten, welke de Rykdom der heete Luchtstreeken uitmaaken; maar daarentegen Kooren, Peulvruchten, Groentes, Appelen en andere Vruchten van koude Landstreeken, welke daar zeer wel slaagen. De menigte der Rivieren die zich in de Oronoque uitloozen, bevochtigen de Landeryen daar zy doorvloeijen, waar door de Valyen van een verwonderlyke vruchtbaarheid zyn. De Vlaktes zyn bedekt met eene ontelbaare menigte zwaare Boomen van verscheidene soorten, het welk een schoon Gezigt uitlevert: men vindt 'er ook Bosschen van wilde Cacaoboomen, wier Vruchten tot voedsel strekken voor een oneindig getal van Aapen, Inkhorens, Papegaaijen, en andere Dieren. Ook heeft men by de Rivier de Oronoque vruchtbaare Weilanden of Savaanen, waarin schoone Paarden, Muilezels en Hoornveê geteeld worden, waar mede groote Handel wordt gedreeven. Deeze Bezittingen der Spaanschen zyn onderhoorig aan een Gouverneur, behoorende onder het Gouvernement van Nieuw Grenada, die den tytel van Onderkoning, dat is Stedehouder van den Koning, voert, en gewoonlyk ook Capitein Generaal van de Krygsmagt is: doch, in Burgerlyke Zaaken, is een Gerechthof van President en Raaden, van welker Vonnissen men by Appel zich op den Onderkoning kan beroepen, dewelke buiten de voorschreeven nog een byzondere Raad en Hof heeft. De Indiaanen van America draagen in 't algemeen den Spanjaarden een onverzoenlyken Haat toe. Behalve de gemelde Indiaanen, hebben ook de Negers een Wrok op hen, om dat zy deeze zeer hard behandelen. |
|