De vrouw bestaat niet
(1982)–Maarten 't Hart– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
stond, maar mij, op grond van het feit dat ik een man was, boven het hoofd hing. Daar in mijn milieu nog nooit iemand aan een universiteit had gestudeerd, vertrok ik met een minieme kennis van het academische leven naar Leiden. Ik was er heilig van overtuigd dat ik bij het betreden van de universiteit - die ik mij als een heel grote school voorstelde - onmiddellijk kaal zou worden geschoren. En ook toen benijdde ik de bevoorrechte meisjes die hun haar mochten houden. Gelukkig bleek dat een waandenkbeeld; je werd slechts kaal geschoren als je je aansloot bij het Leids Studenten Corps of bij de gereformeerde studentenvereniging s.s.r. Daar ik nog nooit in mijn leven lid van enige vereniging was geweest, en vast van plan was ook nooit ergens lid van te worden, hield ik mij ver van alles wat maar op studentenverenigingen leek. Zo bleek ik opeens een ‘knor’, een figuur waarop met verachting werd neergezien door de andere studenten. Spoedig ontdekte ik dat aan de universiteit jongens afkomstig uit arbeiderskringen even zeldzaam waren als Vergeten Blaasjeskruid in een bemest laagveenmoeras, terwijl er wel veel verwende èles rondliepen, leden van de Vereniging voor Vrouwelijke Studenten te Leiden. In feministische kringen wordt ook de universiteit gezien als een sexistisch mannenbedrijf waar vrouwen niet aarden kunnen. Yvonne van de Mosselaar beweert: ‘Voor het universitaire onderwijs geldt, dat we er als vrouw recht op hebben. Maar zolang de daar gehanteerde opvatting over wetenschap bedrijven nog altijd de pseudo-universele, pseudo-neutrale, de in feite aan één oog blinde, halfzijdig verlamde Narcissus is, zal het percentage vrouwen dat bevredigend studeert en haar studie afmaakt, niet zoveel stijgen.’ Los van het oer-kreupele Nederlands (‘de opvatting over wetenschap bedrijven is Narcissus’ - wat mag dat in Gods- | |
[pagina 98]
| |
naam wel betekenen?) en los van de sexistische mededeling dat vrouwen als vrouw (niet als mens, niet als begaafde, niet als geïnteresseerde, maar als vrouw) recht op universitair onderwijs hebben, staat hier iets dat volstrekt bezijden de waarheid is. Aan de universiteit gedijen vrouwen en meisjes juist bijzonder goed - omdat het een uiterst beschermd milieu is, een druivenkas met zorgzaam gekoesterde Frankenthalers. Bovendien zou deze opmerking van Van de Mosselaar betekenen dat naarmate in een vak meer echte wetenschap wordt bedreven, meer vrouwen afvallen. Het tegendeel is waar. Uit de Sociale atlas van de vrouw leren we dat er bij de natuurwetenschappen hoegenaamd geen verschil is in studierendement tussen jongens en meisjes. Bij medicijnen is het verschil iets groter en pas bij pseudo-wetenschappen als psychologie, sociologie en literatuurwetenschap is een opvallend verschil waar te nemen. Dat zoveel vrouwen hun studie niet afmaken ligt niet aan de wijze waarop aan de universiteit wetenschap wordt bedreven, en ook niet aan minder goede begeleiding van meisjesstudenten dan van jongensstudenten, zoals Hannemieke Stamperius in een stelling bij haar proefschrift beweerde (hoe beter een student is, des te minder begeleiding heeft hij nodig), maar uitsluitend aan de lamlendigheid van de meisjes zelf, aan het ontbreken van enige motivatie om iets van de studie te maken, en aan het feit dat veel meisjes, zoals ik zelf tientallen malen heb mogen aanschouwen, maar wat graag in het huwelijk vluchten om geen tentamens meer te hoeven doen. Wie mij niet gelooft, moet Lia Hobbs maar lezen. Zij schreef: ‘Een voorbeeld. Op het ogenblik dat ik dit schrijf woon ik tijdelijk op het terrein van een universiteit en wel in het gebouw voor de staf en de studenten die al een graad hebben. De universiteit en al haar faciliteiten is hier niet meer | |
[pagina 99]
| |
dan 800 meter vandaan - toch loopt maar één vrouw op de honderd vrouwen uit mijn blok college. Ze zijn allemaal jong, ze hebben allemaal hun leven nog voor zich; de meesten hebben twee of drie kinderen maar zij kunnen zonder meer een gratis oppas krijgen. Het is een veelgehoorde kreet dat ontwikkeling voor de vrouw de weg opent naar de buitenwereld en dat er aan de gehuwde vrouw en moeder een verscheidenheid van programma's aangeboden zou moeten worden op voor haar geschikte tijden en plaatsen. Een speciale beroepsopleiding op universitair niveau brengt voor een getrouwde vrouw problemen met zich mee, maar daar gaat het hier niet om. Waar het wel om gaat is of er een levendige en blijvende leergierigheid is, een verlangen naar ontwikkeling. Overal om me heen zie ik echter bewijzen van het tegendeel. Je vraagt je alleen wél af, hoe toegankelijk ons onderwijs dan moet zijn wil de vrouw eraan gaan deelnemen. Zelfs een met de vrouwenbeweging sympathiserende vrouw zal moeten toegeven dat het merendeel van de vrouwen geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden die er waren voor voortgezet onderwijs.’ Een timmerfabriek, een scheepswerf, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, ja, dat zijn (nog?) mannenbedrijven waarin vrouwen niet aarden kunnen, maar de universiteit? Het is zonder enige twijfel het prettigste, meest beschermde milieu ter wereld. Zelfs ik, afkomstig uit zo'n heel ander milieu, kon me gemakkelijk handhaven aan de universiteit, al voel ik mij tot op de dag van vandaag schuldig omdat ik in zo'n wereld gebleven ben, terwijl de vrienden uit mijn jeugd scheepswerflasser of classificeerder of bootwerker zijn geworden en vuil werk moeten doen voor een maandloon dat een hoogleraar in drie dagen verdient. Echter, niet slechts het universitaire milieu, maar ook de | |
[pagina 100]
| |
wetenschap zou vrouwen afschrikken omdat, volgens diverse feministen, de wetenschap zelf sexistisch zou zijn. ‘Aan zogenaamde algemene theorieën liggen sexistische vooronderstellingen ten grondslag,’ zegt Petra de Vries. Waarschijnlijk geldt dat inderdaad voor sommige sociologische en psychologische theorieën. Als je met vragenlijsten langs de deur moet - ‘veldwerk’ heet zo iets dan - om erachter te komen of mensen voor het naar bed gaan nog wel een plas doen en je stelt vast dat 45% wel watert, 37% niet en dat 18% ‘weet niet’ opgeeft - nou, reken maar dat je dan sexistisch bezig bent. Want je moet die getallen ook nog naar geslacht en politieke overtuiging uitsplitsen. Dan stel je bijvoorbeeld vast dat van die 45% ruim 80%, behoort tot het cda. Als dan je slotsom is: altijd wel gedacht dat het grote zeikerds waren, wordt je conclusie uiteraard wel heel sterk beïnvloed door je politieke overtuiging. Het lijkt er nu misschien op dat ik sociologisch onderzoek belachelijk probeer te maken, maar men moet zelf maar eens het rapport over de rol van de vrouw in Nederland anno 1974 bekijken. Daarin vind je tabellen waarin nietszeggende antwoorden op volstrekt onbenullige vragen uitgesplitst zijn naar geslacht, politieke overtuiging, opleidingsniveau en dergelijke. Is echte wetenschap nu ook sexistisch? Petra de Vries geeft een voorbeeld van sexistisch onderzoek in mijn eigen vak. ‘Ik was gefascineerd door een artikel in Science,’ schreef ze, ‘dat ik toevallig opensloeg. Een studie over een apenkolonie. De belangrijkste observatiekategorieën waren daarbij bijvoorbeeld hiërarchie, dominantie, agressiviteit en niet bijvoorbeeld sociaal gedrag, samenwerking, knuffelgebeurtenissen.’ Een uiterst ongelukkig voorbeeld. Is agressiviteit geen sociaal gedrag? En wordt dominantie bij apen - zie bijvoor- | |
[pagina 101]
| |
beeld het onderzoek van Frans de Waal aan chimpanseesniet juist heel vaak door samenwerking bereikt? Eén van de manieren om dominantie bij apen vast te stellen bestaat uit de bestudering van ‘grooming’, het elkaar vlooien, of om het in de kindertaal van De Vries te stellen, uit de bestudering van ‘knuffelgebeurtenissen’. De Vries laat haar mededeling over de apenstudie volgen door de opmerking: ‘Het mechanisme is duidelijk: je kijkt naar de wereld om je heen met wat psychologen een “mental set” noemen - verwachtingen en ideeën die je blind maken voor andere gedachten en ideeën - met normen en waarden die in jouw leven belangrijk zijn, om vervolgens bewijzen te vinden voor het objektieve bestaan daarvan buiten jezelf om en die te presenteren als eeuwige waarheden.’ Ja, dat is nu precies wat De Vries hier zélf doet. Ze slaat een tijdschrift open, ziet dat er aan dominantie gewerkt wordt, kijkt verder helemaal niet naar wat er staat, en concludeert alleen maar: mannen werken wel aan dominantie en niet aan knuffelgebeurtenissen, terwijl je dominantie nu juist op grond van die knuffelgebeurtenissen vaststelt. Alsof, nog los daarvan, het trouwens niet sexistisch is om onderzoek aan agressie te willen afschaffen omdat dat sexistisch zou zijn. Verderop zegt De Vries: ‘Voor de doe-het-zelvers. Pak een willekeurig wetenschappelijk boek of artikel, bedenk wat jij over dat onderwerp zou willen weten, hoe jij onderzoek zou doen en wat voor soort konklusies je wilt hebben en let op hoe vrouwen er wel of niet in voorkomen. Seksisme-kritiek is niet moeilijk als je niet meer gewend bent om met mannenogen te kijken.’ Een willekeurig wetenschappelijk boek? Een werk bijvoorbeeld over het periodiek systeem der elementen, of over de reductiedeling bij afwijkende karyotypen, of over | |
[pagina 102]
| |
de bouw van celwanden bij meerzaadlobbigen? Een boek over de astrofysica of over de kristallografie? Een verhandeling over elektrotechniek? Zeker, vrouwen komen zelden voor in die boeken. Mannen ook. Seksisme-kritiek niet moeilijk? Wil Petra de Vries laten zien hoe dat in zijn werk gaat bij leerboeken over stralengenetica en mineralogie? Voor de natuurwetenschap geldt niet wat Virginia Woolf schreef: ‘De wetenschap is niet geslachtloos; zij is een man, een vader, en is ook besmet.’ Toon nu eens aan, feministen, dat dat ook voor fysica en chemie en astronomie geldt. Kom nu eens met goede voorbeelden uit die wetenschappen in plaats van met voorbeelden uit armzalige disciplines als de psychologie en de sociologie. Opmerkelijk is dat vrouwen juist in vakken als scheikunde, wiskunde en natuurkunde even goede resultaten behalen als mannen. Zouden studie-motivatie en aanleg dan toch de doorslag geven? Juist die neo-positivistische vakken zouden vrouwen toch het meest moeten afschrikken? Want wetenschap, aldus Petra de Vries, ‘is objektief, nuchter, afstandelijk en rationeel, haast per definitie geen vrouwelijke bezigheid’. Wetenschap beweegt zich, volgens Hanneke van Buuren, ‘onder het neopositivistischejuk’. Daarom moet er, volgens Yvonne van de Mosselaar ‘een nieuwe wetenschapsopvatting ontwikkeld worden, waarin vrouwen zich kunnen terugvinden, uitgaande van de vrouwelijke belevingswereld’. Ook Andreas Burnier en Stephanie de Voogd hebben her en der geklaagd over de objectieve, rationalistische, nuchtere wetenschap. Alle feministen van naam zijn, voorzover ze gestudeerd hebben, afgestudeerd in vakken als sociologie, psychologie, rechten, pedagogiek, geschiedenis en aanverwante takken van de menswetenschappen. Daardoor is er zelfs niet één bij | |
[pagina 103]
| |
die enig benul heeft van de natuurwetenschap. Zouden feministen dat wel hebben, dan zouden ze weten dat natuurwetenschap allerminst een nuchtere, objectieve, afstandelijke en rationele bezigheid is. Er zijn helaas ook maar weinig romans waarin beschreven wordt hoe natuurwetenschappers te werk gaan (met Nooit meer slapen van W.F. Hermans, The new man en The AfTair van C.P. Snow lijkt de lijst al haast volledig) en daardoor heeft zich bij al deze dames volkomen ten onrechte het beeld vastgezet van kille, afstandelijke pluizers die emotieloos te werk gaan. Sinds 1966 heb ik op vier verschillende laboratoria gewerkt en ik heb nergens anders zoveel emotie, zoveel hartstocht, zoveel enthousiasme gezien als daar. Nooit eerder ook ontmoette ik mensen die zoveel plezier hadden in hun werk. Wie gelooft dat natuurwetenschappers koude, fantasieloze mensen zijn, moet maar eens een van hun congressen bijwonen. Waar elders vind je zulke heftige, hartstochtelijke, emotionele discussies? Juist bij deze wetenschappen waarbij mensen vaak sterk emotioneel betrokken zijn, is het nuttig dat cijfers en metingen af en toe voor afstand zorgen, envoor de mogelijkheid om elkaar te overtuigen voordat je elkaar in de haren vliegt (en dat gebeurt trouwens toch). In de natuurwetenschap zijn cijfers en berekeningen voor alles hulpmiddelen om anderen te laten zien hoe men zijn onderzoek heeft gedaan. Het valt mij altijd weer op dat, als bij ons psychologen een bijvak komen doen, wij ons tegen hen moeten verdedigen. Zij vinden over het algemeen dat wij veel te weinig objectief te werk gaan. Hun statistische methodieken zijn meestal veel verder uitgewerkt dan die van ons. Bij hen lijkt statistische verwerking van de resultaten geen middel meer, maar doel. Zij zijn koningsgezinder dan de koning zelf. In hun ijver om de methoden der natuurwetenschap op de psychologie toe te passen zijn zij doorge- | |
[pagina 104]
| |
slagen naar het andere uiterste. Kan het zijn dat sommige feministen tegen deze objectiviteit protesteren en abusievelijk menen dat zij daarmee tegen de natuurwetenschappelijke methodiek protesteren? Het zou mij niet verbazen. Het is jammer dat de hedendaagse natuurwetenschap zodanig ontoegankelijk is geworden voor gewone stervelingen dat er daardoor allerlei waandenkbeelden over ontstaan, niet alleen binnen maar ook buiten het feminisme. Daarom gaan allerlei mensen pseudo-wetenschappen omhelzen, en zie je overal om je heen de bloei van ‘nieuwe manieren van kennen en weten’ zoals Hanneke van Buuren ze noemt. Helaas bestaat het meeste daarvan uit middeleeuwse wartaal, die in eenvoudige boekjes nu eenmaal gemakkelijk aan de man/vrouw gebracht kan worden. Wie een boek leest over moderne astrofysica maakt kennis met iets dat mystieker en verhevener is dan het werk van Ruusbroec. Wie zich verdiept in de theorie der zwarte gaten, komt over het heelal iets te weten dat opwindend en aangrijpend is. Wie het zeldzaam inspirerende boek van Hofstadter leest (Gödel, Escher, Bach), leert inderdaad iets over nieuwe manieren van kennen en weten. Zo'n boek zou, was het voor iedereen toegankelijk, korte metten kunnen maken met al die alternatieve onzin waarmee we vandaag de dag worden bestookt. Welke feministe neemt op zich aan te tonen dat Hofstadter sexistische opvattingen in zijn boek heeft verwerkt? Welke feministe pakt Facing Reality van Eccles aan? Voor mij zijn dat de meest inspirerende boeken die ik de laatste jaren onder ogen heb gehad. Zij bewijzen dat er maar één soort wetenschap is, en dat die wetenschap per definitie niet sexistisch kan zijn. In de natuurwetenschap kun je de wet van Ohm rustig de wet van Thante noemen en blijft toch de stroomsterkte gelijk aan het spanningsverschil gedeeld door de weerstand. Ook als een vrouw de relativiteitstheorie had | |
[pagina 105]
| |
ontwikkeld, zou E gelijk zijn aan mc2. Dit is een verbazend troostrijke gedachte.
|
|