tion ook een paar aardige zegeluitspraken. ‘De dierenwereld,’ zegt zij, ‘kent niet zo iets als het huwelijk.’ Bij vele vogelsoorten leven het mannetje en het vrouwtje strikt monogaam tot de dood erop volgt.
Na een verhandeling over broederlijke vriendschappen bij mannen, zegt Reed: ‘In de dierenwereld vinden we nergens een dergelijke broederschap van mannelijke dieren.’ Dit is niet waar. Bij chimpansees - zie hierover de boeken van Jane Goodall en Frans de Waal - vinden we broederschappen van mannelijke dieren.
Tenslotte merkt Reed ook nog op: ‘Door het dierlijke individualisme te vervangen door collectief leven en werken, maakten de vrouwen de kloof tussen de menselijke samenleving en het dierenrijk onoverbrugbaar.’ Evelyn Reed heeft blijkbaar nog nooit over bijen, mieren en termieten gehoord.
Een apart genre vormen zegeluitspraken over de geschiedenis. Zo schreef Angenies Brandenburg: ‘Vrouwen zijn onzichtbaar in de geschiedenis.’ Zou ze nooit van Mata Hari, Cleopatra, Jeanne d'Arc, Xantippe, Koningin Elizabeth de Eerste, Elizabeth Bas, Kenau Simons Hasselaar en Amalia van Solms gehoord hebben, vraagt de verbaasde lezer zich hier af.
Ook Joke Smit deed een dergelijke zegeluitspraak: ‘Geschiedschrijvers zijn tot nog toe mannen geweest.’ Een tamelijk onrechtvaardige opmerking tegenover Annie Romein-Verschoor! Kennelijk had Joke Smit bovendien nog nooit gehoord van Barbara Tuchman, Ragnhild Hatton, Mevrouw Meilink-Roelofsz, Elisabeth Visser, C.W. Roldanus, Barbara Hammond, Beatrice Webb, Phyllis Denne, J.M. van Winter, Iris Origo, E.P, de Booij, Lea Dasberg, en ga zo maar door. Juist op het gebied van de economische geschiedenis hebben vrouwen de mooiste historische werken geschreven.
Als men de uitspraak doet: ‘Vrouwen zijn onzichtbaar in