Eén van de beste eigenschappen van Betty Friedan is dat zij zich vrolijk maakte over een zekere Lynn White die als specifiek vrouwelijke trekken noemde: ‘Gevoel voor maatschappelijke verhoudingen, spontaniteit, gevoel voor onmeetbare kwalitatieve verhoudingen, een aversie tegen statistieken, intuïtie, emotionaliteit, en alle krachten die “koesteren en bewaren”, al wat “goed, waar, mooi, bruikbaar en heilig is”.’
Al wat mannen eeuwenlang over vrouwen beweerd hebben, al wat in zulke griezelige boeken als De vrouw van F.J.J. Buytendijk en De vrouw, haar kwaliteiten en kansen van Chorus over onze medemensen met twee X-chromosomen wordt beweerd, en waar het opkomende feminisme van de tweede golf terecht korte metten mee maakte, wordt nu door diezelfde feministen weer binnengesmokkeld.
Simone de Beauvoir zei in een interview: ‘De vrouw zal, evenals de man, iets maken dat net zo anders en net zo nieuw is als wat andere mannen maken. Maar ik denk niet, dat ze nieuwe waarden zal maken. Wanneer men dat zou menen, zou men geloven in een vrouwelijke natuur - iets waartegen ik me altijd heb verzet.’
Maar inmiddels geloven de feministen vrijwel zonder uitzondering heilig aan een vrouwelijke natuur. Ze propageren vrouwelijke kunst, vrouwelijke wetenschap, en vrouwelijke muziek, die héél anders zal zijn dan mannelijke kunst en wetenschap. Ze verzetten zich tegen sexestereotypen en propageren tegelijkertijd sexestereotiepe kunst en wetenschap.
Volgens Shulamith Firestone mochten ‘vrouwen pas de laatste eeuwen mee doen aan het maken van cultuur - en dan alleen nog individueel en op voorwaarden van de mannen. En zelfs op die manier was haar visie oneigenlijk geworden: hun werd de culturele spiegel geweigerd.’ Maar al spoedig