| |
| |
| |
4. Agressief en territoriaal gedrag
Het mannetje van de driedoornige stekelbaars verdedigt een territorium. Hoe groot kan dat territorium zijn? Dat hangt af van de beschikbare ruimte en van het gedrag van het mannetje. Als je een stekelbaars geheel alleen plaatst in een sloot van 6 m lengte en 1,50 breedte, is die gehele sloot zijn territorium en wordt elke indringer eruit verjaagd. We beschikken in het laboratorium over een kunstsloot van deze afmetingen waarin Van den Assem zijn experimenten betreffende het territoriaal gedrag van stekelbaarsen heeft uitgevoerd.
Vaak zal een tweede, later in de sloot geplaatste man, er wel kans toe zien een gedeelte van de sloot voor zich op te eisen als territorium. Naarmate een mannetje verder bij het nest vandaan is, is hij minder agressief zodat een opponent de grootste kans heeft op het bezetten van een territorium dat op de, onder de gegeven omstandigheden, maximale afstand van het nest van de ander ligt. Voor een derde is in een sloot van 6 meter vaak ook nog wel plaats (die komt dan gewoonlijk tussen de tweede en eerste in te zitten) en een vierde, vijfde of zesde kunnen zich soms ook vestigen. Maar er is een grens aan gesteld. Het aardige is nu dat je als je stekelbaarzen één voor één introduceert in een lange sloot veel minder territoria zult krijgen dan als je een aantal dieren tegelijkertijd uitzet. In het laatste geval ontstaan meer en dus ook kleinere territoria.
Welke factoren spelen nu een rol bij de keuze van een nestplaats en dus ook bij waar het territorium zal komen? De stekelbaars nestelt bij voorkeur op een zanderige of modderige bodem en het liefst in niet al te diep water zodat hij vrij veel zonlicht heeft. Eenmaal heb ik zelfs gezien dat een stekelbaars in een sloot bij het dorp Maasland in zo ondiep water had genesteld dat het puntje van zijn staart tijdens het waaieren het wateroppervlak beroerde.
De driedoorn heeft een voorkeur voor een open ruimte tussen waterplanten. Hij zal niet zo spoedig in dichte begroeiing nestelen, wel vaak aan de rand van begroeiing. In stromende beken nestelt hij in dode hoekjes en bij bochten waarin het water minder snel stroomt of zelfs stilstaat.
In een aquarium of kunstsloot in het laboratorium kun je gewoonlijk heel goed vaststellen waar de grenzen zijn van het territorium. In sloten in de natuur is dat doorgaans veel
| |
| |
moeilijker. Zodoende is het allerminst gemakkelijk antwoord te geven op de vraag of de stekelbaars zijn territorium ooit verlaat. Als hij in een aquarium nestelt is dat simpelweg zijn territorium, kan hij het dus niet verlaten en hetzelfde geldt voor de kunstsloot. In de natuur verlaten mannetjes als zij hevig schrikken hun territoria, dan verbergen ze zich in de begroeiing, voorzover aanwezig. Soms zie je ze ook onbekommerd grote excursies maken door de sloot. Daarbij heb je de indruk dat ze buiten hun territorium zijn. Het is waarschijnlijk dat mannetjes in de natuur ook regelmatig hun territoria moeten verlaten om voedsel te zoeken al is het anderzijds wel zo dat een mannetje in seksuele fase met verbazend weinig voedsel toekan.
Een stekelbaars weet precies waar zijn nest ligt, hoe groot het territorium ook is en hoever hij ook weg is van zijn nest. Maar hij raakt gedesoriënteerd als je zijn omgeving verandert. Haal je wat plantjes weg of verplaats je ze dan is er een goede kans dat hij verkeerd zwemt of gaat zoeken. Maar al na een paar minuten heeft hij zich aangepast aan de gewijzigde omstandigheden. De stekelbaars oriënteert zich ook op gezichtsprikkels in de omgeving van het nest. Je kunt dat onder meer bewijzen met een vernuftig experiment. Daarbij plaats je de stekelbaars in een groot, rond aquarium dat rond gedraaid kan worden. Midden in het aquarium leg je een schaaltje met zand, de rest van het aquarium laat je leeg op één oriëntatiebaken na. De stekelbaars zal op het schaaltje met zand zijn nest bouwen. Is hij eenmaal in seksuele fase dan kun je het aquarium een weinig verdraaien terwijl je het oriëntatiebaken op de oorspronkelijke plaats laat staan. Aangezien dit baken het enige is waarop de stekelbaars zich kan oriënteren zal hij, als hij vlak voor het nest staande waaiert, niet meer in het verlengde van de nesttunnel voor het nest staan, maar schuin voor het nest. Je kunt de afwijking, uit te drukken in graden, van de normaal stand meten en vervolgens telkens opnieuw de bak een weinig draaien. De stekelbaars zal onder een steeds grotere hoek schuin voor het nest komen te staan, maar er komt altijd een ogenblik waarop hij plotseling het oriëntatiepunt laat voor wat het is en opeens weer recht voor zijn nest gaat staan. Daaruit blijkt dat je zo'n dier niet onbeperkt kunt bedriegen ofwel dat het dier in staat is zijn foute oriëntatie te corrigeren als hij op een of andere wijze bemerkt dat hij onder een te grote hoek waaiert.
Vreemde situaties kunnen zich in een territorium voordoen als de stekelbaars twee nesten bezit. Een man die een
| |
| |
Afb. 36. Territoriumexperiment
tijd lang alleen in een aquarium heeft gezeten zal vaak een nieuw nest bouwen, hoewel hij al een nest bezat. Meestal breekt hij het oude nest af, soms echter laat hij het liggen. In de hitte van de balts kan hij zich dan vergissen en zal hij, na de zigzagdans, plotseling in rechte lijn naar het oude nest zwemmen of soms zelfs naar de plaats waar het door hem afgebroken oude nest lag. Daar aangekomen lijkt het dan echt alsof hij zich herinnert: o, ja, ik heb een nieuw nest want hij zwemt dan zonder aarzeling van de plaats van het oude nest naar het nieuwe nest toe.
Hoe belangrijk de omgeving van het nest is blijkt uit de volgende proef (zie afb. 36). Je beplant een klein aquarium en je plaatst daarin een mannetje. Hij zal een nest bouwen en het aquarium is dan zijn territorium. Plaats je dat aquarium in een groot aquarium waarin andere stekelbaarzen hun territoria bezetten dan zal hij zijn ruimte verdedigen tegen de anderen die ogenblikkelijk beginnen met aanstoten tegen de glaswand van zijn aquarium. Verwijder je nu de planten uit het kleine aquarium dan laat hij verdediging van zijn aquarium achterwege. Hoewel zijn nest nog aanwezig is, herkent hij de kale ruimte niet meer als zijn territorium en na verloop van tijd zie je hem donker aan het oppervlak van het water hangen.
| |
| |
| |
Indringers in het territorium
De indringers vallen uiteen in twee categorieën: soortgenoten en niet-soortgenoten. Maar het onderscheid wordt enigszins doorkruist door de tiendoorn. De zwarte mannetjes met de witte stekels worden even fel en op dezelfde wijze aangevallen als de driedoornmannetjes. Zo lijkt het tenminste op het eerste gezicht. Grondiger bestudering van het gedrag van tien- en driedoornmannetjes is echter gewenst.
Op indringers van een andere soort wordt gereageerd al naar gelang de aard van de indringer. Een bewegende slak wordt doorgaans ongemoeid gelaten tenzij hij op het nest zijn slijmspoor trekt of, erger nog, de opening van het nest blokkeert. In dat geval wordt hij, zoals al eerder werd verteld, in de bek genomen en uit het territorium gedragen als zijn grootte dat toelaat. Is de slak te groot voor een dergelijk transport dan probeert de driedoorn hem met stoten van de bek uit de nestopening te duwen.
Op sneller dan slakken bewegende dieren kan de stekelbaars reageren met een rechtlijnige aanval die uitmondt in een beet. Soms worden vreemde, kleine visjes zelfs bij de staartwortel vastgepakt met de bek en uit het territorium gedragen. Hetzelfde kan ook een mannetje of onrijp vrouwtje van de eigen soort overkomen. Ook zij worden, als ze het territorium binnenzwemmen, rechtlijnig aangevallen en op zijn minst aangestoten, soms gebeten. Wat er daarna gebeurt hangt af van de reactie van de aangevallene. Als hij of zij vlucht, jaagt de territoriumeigenaar achter de vluchtende aan, soms tot ver over de grens van zijn eigen territorium. Een andere mogelijkheid is dat de aangevallene vrij rustig verder zwemt en dat de territoriumeigenaar dan naast hem op zwemt als een politieagent die een arrestant opbrengt. Zo zwemmen ze beiden tot aan de grens van het territorium waarna de eigenaar terugkeert.
Maar de indringer legt zich er niet altijd bij voorbaat bij neer dat hij in het nadeel verkeert. Hij kan zich wentelen waarbij de buik naar voren komt en de rug van de aanvaller af beweegt. Daarbij steekt hij haast altijd de buikstekel op en die wijst dan uiteraard naar de aanvaller. Deze houding kan overgaan in een dreighouding waarbij de kop omlaag wijst en het lichaam gekromd is (zie afb. 37).
Een enkele keer vecht de indringer terug. Hoewel een stekelbaars slechts zelden verliest in het eigen territorium, heb ik toch tweemaal in de loop van twaalf jaar gezien dat
| |
| |
Afb. 37. Dreigen (naar Tinbergen en Ter Pelkwijk)
een mannelijke stekelbaars verloor in zijn eigen territorium. Dat waren geenszins gevallen waarbij de indringer groter of gezonder was. Toch werd de eigenaar om onnaspeurlijke redenen na een vrij lang gevecht (met veel cirkelvechten, bodem-stoten, zie hieronder) uit zijn eigen territorium verjaagd.
Al in de eerste fase van het onderzoek van het agressieve gedrag van de driedoorn hebben Tinbergen en zijn medewerkers getracht te onderzoeken op welk aspect van die indringer nu het felst gereageerd wordt, dus wat, met andere woorden, de Auslöser, de sleutelprikkel is voor agressie. Is het het blauwe oog of de rode onderzijde van de buik van de tegenstander? Is het de kleur of de vorm? Het resultaat van dat onderzoek, misschien niet het meest interessante aspect van het gedrag van stekelbaarzen, is bovendien nogal aanvechtbaar, maar het bijzondere ervan is dat je het in elk, maar dan ook in elk ethologisch leer- of handboek vindt, met de hier ook weergegeven illustratie van Tinbergen erbij. Tinbergen deed dit onderzoek met modellen (zie afb. 38 en 39) waarvan er sommige precies op de stekelbaars leken en geheel grijs waren, andere daarentegen nogal afwijkend van vorm waren, maar wel een oog en een rode onderzijde hadden. Het resultaat is dat de rode onderzijde de meest effectieve prikkel zou zijn; zo'n onderzijde lokt vaker vechtgedrag uit dan enige andere prikkel.
Dit resultaat is enigszins in strijd met mijn eigen ervaringen. De meeste stekelbaarzen reageren nauwelijks op modellen, noch op zilvergrijs glanzende en van dikke buiken voorziene modellen van vrouwtjes, noch op van een rode onderzijde voorziene modellen van mannetjes. En als ze al op zo'n model reageren dan gewoonlijk met een vlucht naar de ondergroei. Een en ander is te ondervangen door training. Als je elke dag een model aanbiedt, went de stekelbaars er langzamerhand aan en soms komt er een moment
| |
| |
Afb. 38. Modellen, mannetje en verschillende vormen met rode onderzijde (naar Tinbergen)
Afb. 39. Modellen (naar Tinbergen)
waarop hij, aarzelend, zigzagt of een heel voorzichtige bijtpoging waagt. Als je de ene dag een echte man aanbiedt in een glazen buis die goed op kleur is en goed stoot tegen het glas waar aan de andere kant het proefdier is en de volgende dag op dezelfde plaats een model in het water laat zakken, wil de stekelbaars soms wel tot agressie, die op het model is gericht, overgaan. Maar zo rechtstreeks en zonder meer reageren op modellen, ook op modellen met rode buiken, dat heb ik toch nog nooit gezien. Ik ben er haast wel zeker van dat Tinbergen zijn onderzoek heeft gedaan met dieren die al enige ervaring hadden met hetzij modellen, hetzij andere mannetjes en dat daardoor nogal wat leergedrag het resultaat heeft beïnvloedt. Voor leergedrag had men in de beginjaren van de ethologie niet of nauwelijks
| |
| |
aandacht (zoals wij ook nu stellig van allerlei over het hoofd zien) en dat kan er de reden van zijn dat dat zo simpel schijnende resultaat van Tinbergens onderzoek toch onvolledig is en daardoor op misleidende wijze een plaats heeft gekregen in de handboeken van de ethologie. Ook het steeds aangehaalde verhaal over een mannelijke stekelbaars die agressief reageerde op de dagelijks buiten voorbijkomende rode postauto, kan men niet beschouwen als een bewijs voor de stelling dat de stekelbaars zo selectief op de kleur rood reageert, maar moet eerder gezien worden als een bevestiging van de veronderstelling dat ook hier wel sprake zal zijn van een leereffect. Het dier kreeg de postauto immers bij herhaling en steeds weer op hetzelfde tijdstip van de dag aangeboden.
Zeker is wel dat je de stekelbaars, via associatie, van alles kunt leren. Eenmaal was ik in het bezit van een dier dat zeldzaam intensief baltste tegen een bruiser (zo'n steentje in het aquarium waar je lucht doorheen leidt om het water zo zuurstofrijk mogelijk te houden). Die bruiser had lange tijd vastgezeten aan een luikje in het aquarium van het mannetje. Elke keer als ik het luikje in het aquarium opendeed, kreeg het mannetje tegelijkertijd een vrouwtje en de borrelende bruiser te zien. Op zich dus begrijpelijk dat het mannetje tegen de bruiser ging baltsen; hier is sprake van het ontstaan van een voorwaardelijke reflex. Vreemd evenwel dat deze man veel intensiever tegen die bruiser baltste dan hij ooit tegen een vrouwtje had gedaan zoals ook de mannelijke stekelbaarzen die zilverkleurige peertjes voor vrouwen aanzien (één op de veertig heeft deze ‘afwijking’) intensiever tegen die peertjes baltsen dan tegen vrouwtjes.
In sommige gevallen kan een echte indringer het territorium van de ander niet meer verlaten of wordt zo'n indringer van het ene naar het andere territorium gejaagd. Zo'n indringer gaat dan na verloop van tijd doodstil aan de oppervlakte van het water in een territorium hangen en zal dan zelden nog fel worden aangevallen. Beweegt hij zich echter dan zal de territoriumeigenaar bijna altijd dadelijk een aanval doen. Een doodstil hangende indringer kan zodoende niet bewegen met als gevolg dat ook voedsel zoeken onmogelijk is geworden. Vaak zie je een dergelijke indringer vrij snel vermageren en als hij lang zo moet blijven hangen, is doodgaan onvermijdelijk. In een enkel geval gebeurt het ook wel dat een territoriumeigenaar een indringer die niet weg kan vermoordt, zij het dan dat het vermoorden vrij veel tijd in beslag kan nemen. Het gebeurt maar heel zelden dat
| |
| |
Afb. 40. Aan weerszijden van de grens
je ziet dat een mannetje een ander mannetje verwondt met zijn buikstekels. Als er al verwondingen worden aangebracht dan zijn het bijtverwondingen en daaraan kan de indringer op de lange duur bezwijken.
| |
Op de grens
Als twee stekelbaarzen naast elkaar nestelen en hun beider territoria gescheiden worden door een grens van waterplanten (of door een onzichtbare grens) zie je ze vaak staan bij de grens als in afb. 40 en zie je daar allerlei agressieve gedragingen optreden. Allereerst moeten genoemd worden de rechtlijnig uitgevoerde aanvallen in de richting van de ander. Zodra de grens door één van beiden wordt overschreden of net nog niet wordt overschreden, zal de ander de indringer terugjagen en daarbij zelf de grens overschrijden. Bliksemsnel keert de weggejaagde indringer zich nu om en jaagt de jager terug naar zijn eigen territorium. Daarbij overschrijdt hij de grens echter weer zodat de nu gejaagde weer jager wordt. Zo kunnen twee stekelbaarsmannetjes soms lange tijd over de grens heen en weer schieten; als toeschouwer heb je daarbij de bedrieglijke indruk dat ze beiden aan een stuk elastiek vastzitten dat heen en weer wordt getrokken.
Het elkaar heen en weer jagen kan ook overgaan in cirkelvechten. Daarbij proberen de dieren gelijktijdig in elkaars staartwortel te bijten of tegen elkaars flank aan te stoten. Omdat ze tegelijkertijd proberen te bijten en te ontwijken. krommen ze hun lichamen en maken ze samen een cirkel (zie afb. 41). Daar ze bovendien steeds naar elkaars staartwortel toezwemmen, cirkelen ze rond. Dat kan soms razendsnel gaan, soms wat langzamer. Heel lang duurt het nooit, er is er altijd wel één die zich uit de cirkel losmaakt
| |
| |
Afb. 41. Cirkelvechten
Afb. 42. Bodem stoten
en, althans even, op de vlucht slaat.
Merkwaardiger en boeiender nog dan het cirkelvechten is een handeling die ik tot op heden helaas maar zelden gezien heb: bodem stoten. Twee mannen staan op de grens in dreighouding tegenover elkaar, dus beide in schuine stand met de kop omlaag en daarbij vaak kruiswijs (in afb. 42 staan ze niet kruiswijs wat ook kan voorkomen). Langzaam draaien ze in deze stand om elkaar heen en tegelijkertijd zakken ze naar de bodem. Als hun bekken het zand raken, kan de dreighouding plotseling overgaan in een heftig stoten met de bek op de bodem dat door beiden wordt uitgevoerd en waarbij ze nog steeds om elkaar heen draaien zodat de stotende bek een cirkel beschrijjft op het zand. Het is jammer dat dit gedrag zo zelden voorkomt want daardoor is het moeilijk om het te bestuderen.
Naarmate twee stekelbaarzen langer naast elkaar een territorium bezetten, neemt het aantal schermutselingen op de grens af. In plaats daarvan wordt alleen nog maar gedreigd
| |
| |
Afb. 43. Sluipen
of staan de dieren tegenover elkaar zoals in afb. 40 is getekend zonder dat er nog uitvallen plaatsvinden. Na verloop van tijd zie je zelfs dat één van beide mannen zwakke zigzagjes begint uit te voeren in de richting van de ander, die trouwens ook in plaats van dreigbewegingen kleine zigzagjes begint te maken. Het agressieve gedrag is nagenoeg geheel verdwenen; daarvoor in de plaats zie je een eerste aanzet van seksueel gedrag optreden.
| |
Sluipen en slopen (afb. 43)
Het meest bijzonder gedrag dat de stekelbaars kan vertonen doet zich, in de hierboven geschetste situatie van twee mannen die in aangrenzende territoria verkeren, echter pas voor als een vrouwtje één van beide territoria binnenzwemt. Dat gedrag zie je overigens niet zo vaak; meestal staat de eenzame man alleen maar bij de grens te kijken naar het baltsgedrag dat zich in het naburige territorium afspeelt, maar soms kan het opeens gebeuren. Het toekijkende mannetje verliest zijn rode kleur en wordt in plaats daarvan grauwig donker. De rugstekels blijven opstaan. Vaak zie je heel duidelijk de grillige zwarte streping op de flanken. Tijdens die kleurverandering zakt het mannetje langzaam rechtstandig naar de bodem. Als hij geland is op de zanderige ondergrond, zal hij langzaam over het zand in de richting van het andere nest sluipen. Als hij vlakbij het nest van de ander is gekomen, versnelt hij zijn vaart haast altijd zodat hij opeens naar het nest toeschiet. Als de sluiper gezien wordt voor hij bij het nest van de ander is aangekomen en die ander hem aanvalt zal hij snel terug zwemmen
| |
| |
naar het eigen territorium. Maar als hij pas gezien wordt op het moment dat hij het nest van de ander bereikt is de nesteigenaar merkwaardig weerloos tegen een sluiper, hij kan hem nauwelijks verjagen.
Het sluipen kan zelfs al voorkomen als er nog geen vrouwtje in de buurt is. In dat geval steelt de sluiper nestmateriaal van de ander of probeert hij het nest van de ander te verwoesten. Zeker als de ander afwezig is, zal een binnendringend mannetje vaak het nest zo snel mogelijk slopen. Enkele krachtige rukken zijn vaak voldoende om het nest van de ander te ruïneren. Aan nestverwoesting hoeft trouwens geen sluipen vooraf te gaan; een stekelbaars kan ook, als hij ontdekt dat een naburig territorium leeg is, voorzichtig dat territorium binnenzwemmen om zijn slopersarbeid ter hand te nemen.
Maar meestal treedt het sluipen alleen dan op als er een vrouwtje in het naburige territorium bebaltst wordt. Wat er zal gebeuren als de sluiper bij het andere nest is aangekomen, hangt af van datgene wat daar op dat moment gebeurt. Is de andere man juist aan het bevruchten dan kan het gebeuren dat de sluiper siddert op de staart van de ander en daarna in het nest boort. Maar meestal komt de ander aan als het afleggen van de eieren en het bevruchten al hebben plaatsgevonden. In dat geval begint de sluiper met het wegroven van de eieren. Hij hapt een aantal eieren weg uit het vreemde nest en transporteert deze naar zijn eigen nest. Als hij ze in zijn eigen nest heeft geduwd kan hij terugkeren, ook sluipend, voor een tweede mond vol eieren. Hij kan met roven en sluipen doorgaan totdat het nest van de ander helemaal leeg is en het vreemde daarbij is dat de bestolene weinig doet om dit gedrag tegen te gaan. Het kan bij dit alles ook nog gebeuren dat de sluiper zelf geen eigen nest heeft en in dat geval worden de eieren meestal opgegeten.
De meest spectaculaire gevallen van sluipgedrag doen zich voor als de sluiper bij het andere nest arriveert op het moment dat het vrouwtje haar eieren heeft afgelegd, maar het mannetje nog niet heeft bevrucht. Dan kan de sluiper de nesteigenaar te snel af zijn. Voordat de rechtmatige eigenaar heeft kunnen bevruchten schiet de sluiper door het nest heen en bevrucht andermans eieren. Hoewel het in deze situatie voor de sluiper voordelig zou zijn de bevruchte eieren in het nest van de ander te laten en ze door die ander te laten uitwaaieren (jouw genen worden dan voortgeplant terwijl je niet zelf belast bent met de zorg voor je nakomelingen) gebeurt het toch heel vaak dat de sluiper na zo'n
| |
| |
steelse bevruchting ook nog de eieren wegrooft uit het nest van de ander. Deze eieren worden naar het eigen nest gebracht. Vreemd is nu dat deze eieren bijna nooit uitkomen. Ze worden doorgaans opgegeten. Dat geroofde, maar door een ander bevruchte eieren niet uitkomen is evolutioneel begrijpelijk. Het zou uiterst onhandig zijn andermans eieren in jouw nest te stoppen en deze ook nog uit te waaieren; daarmee zou je de ander bevoordelen en jezelf benadelen. Maar dat eieren die je zelf bevrucht hebt, toch ook niet uitkomen, is wel vreemd.
Een bijkomend effect van sluipen is bovendien dat andere stekelbaarzen in de omgeving opmerkzaam gemaakt worden op balts- en roofgedrag. In de natuur is zowel door Sevenster als Wootton waargenomen hoe een heel aantal dieren tegelijkertijd naar één nest toeging waarin werd afgelegd. Zo'n nest wordt binnen een minuut aan flarden getrokken en de eieren worden door de rovers geconsumeerd.
Waartoe dit sluipgedrag? Wat mag de functie wel zijn van deze spectaculaire vorm van roof? Morris, die het sluipen waarnam bij de tiendoorn, interpreteerde het als pseudovrouwelijk gedrag. Bij de tiendoorn kan het voorkomen dat een sluiper probeert in te kruipen in het nest van een ander en daarbij kan die ander, als het inkruipen slaagt, zelfs op de staart van de indringer gaan sidderen. Dat heb ik bij de driedoorn nooit gezien en bij de tiendoorn doen zich toch ook de andere vormen van sluipgedrag, inclusief het roven, voor.
De kans op sluipgedrag neemt toe naarmate er meer stekelbaarzen op een klein oppervlak nestelen en er een kleiner aantal vrouwtjes beschikbaar is. Hoe meer territoria naast elkaar en hoe kleiner de territoria, des te groter de kans op sluipen als één mannetje wel en de andere niet kunnen baltsen. Je zou je kunnen voorstellen dat het sluipgedrag een mechanisme is tegen overbevolking omdat het vooral optreedt op die plaatsen waar dichte concentraties mannetjes aanwezig zijn. Maar daartegen pleit weer dat je best heel dichte concentraties stekelbaarzen kunt hebben zonder dat er sluipgedrag optreedt als er maar genoeg vrouwtjes zijn. Als elk mannetje op een bepaald moment de beschikking heeft over een vrouwtje, is er weinig kans op sluipen. Als gevolg van dit alles krijg je dat er synchronisatie van broedzorggedrag zal optreden: dieren die eerder dan andere toe zijn aan baltsen en een wijfje in hun territorium weten binnen te lokken worden haast altijd beroofd omdat dan de andere nog niet zo ver zijn. Waarbij vanzelfsprekend de
| |
| |
vraag rijst wat het voordeel kan zijn van synchronisatie van broedzorggedrag. Kan het een voordeel zijn dat er dan later scholen gevormd worden van jongeren die allemaal ongeveer even oud zijn? Heeft het iets te maken met de aanwezigheid van voedsel op een bepaald ogenblik? We weten het nog niet. Wat we wel weten is dat het niet juist is sluipen te interpreteren als pseudo-vrouwelijk of homoseksueel gedrag van de stekelbaars zoals Morris heeft gedaan.
|
|