| |
| |
| |
De wilde ganzen van Selma Lagerlöf
Nooit kan ik in voor- of najaar wilde ganzen zien overtrekken zonder aan de wonderbare reis van Niels Holgersson te denken. Maar dat is niet altijd zo geweest. Als kind wilde ik het boek over Niels Holgersson niet lezen. Ik had gehoord dat er sprekende dieren in voorkwamen en daarvan had ik vanaf mijn prilste jeugd een grote afkeer. Hoe ik aan dat ongelukkige en eigenaardige vooroordeel kwam weet ik niet maar ik weet wel dat ook Niels Holgerssons wonderbare reis taboe voor me was om die reden. Maar omdat ik vaak, noodgedwongen, bij gebrek aan boeken die ik echt graag wilde lezen soms moest uitwijken naar boeken die ik graag had dicht gelaten (maar het verlangen om te lezen was altijd sterker dan het slechtste boek) kwam er een zondag waarop ik het boek leende van een neef die niets anders voor me had en wrevelig begon ik te lezen. Het is vreemd dat die wreveligheid op zondag zo merkwaardig harmonieerde met het begin van Niels Holgersson. Daardoor leek het wel alsof ik over mij zelf las en dat gevoel werd nog versterkt toen ik de naam Maarten (zo heet immers de tamme ganzerik) aantrof. Als kind - en ik denk dat dat voor alle kinderen geldt en het is iets omrekening mee te houden als men een kind een boek cadeau geeft - vond ik niets zo heerlijk als het feit dat een persoon uit een boek Maarten heette en ik heb het altijd maar moeilijk kunnen verkroppen dat ik niet één kinderboek kende met een Maarten als hoofdpersoon. Zelfs De Waterman van Van Schendel, later, kon dat niet meer goedmaken.
Lezend in Niels Holgersson bemerkte ik al spoedig dat de dieren zich erin gedroegen zoals zij zich in werkelijkheid, al naar hun aard gedragen. Selma Lagerlöf heeft zich bijzonder precies gehouden aan hetgeen rond 1900 bekend was over het gedrag van dieren. Daar zij uit eigen waarneming en op grond van vrij uitgebreide studies goed op de hoogte was van het gedrag van dieren, is een werk ontstaan waarin maar heel weinig feitelijke onjuistheden voorkomen. Het is waar: ganzen trekken op een
| |
| |
iets andere manier dan zij vertelt, het familieleven van beren is op een wat andere leest geschoeid en de vogelzang dient meer ter proclamatie van een territorium dan als baltsgedrag maar dit zijn kleinigheden. Daar staat tegenover dat er een rijke kennis van gewoonten van dieren in haar boek is opgeslagen. Hoe trefzeker beschrijft ze bij voorbeeld de wijze waarop kleine zangvogels uilen en roofvogels kunnen uitschelden. Hoe mooi geformuleerd is een waarneming als deze: ‘De kromme snavels van de pluvieren kwamen uit het water. De duikers zwommen rond met nieuwe veren kragen om de hals en de snippen begonnen strootjes te zoeken voor hun nesten.’
| |
Mårbacka I
In 1901 vroeg schoolopziener Alfred Dalin aan Selma Lagerlöf een aardrijkskundig leesboek te schrijven voor het lagere schoolonderwijs. Selma Lagerlöf aanvaardde de opdracht en vroeg naar andere schoolboeken om wat voorbeelden te hebben. Ze bestudeerde bovendien Jungle Book van Kipling en onder meer Gustav Kolthoffs werk Djuren Liv (Het leven der dieren). Maar belangrijker dan al dit materiaal was het verhaal dat zij van haar tante Lovisa hoorde over haar grootmoeder Lisa Maja. Het verhaal wordt verteld in het hoofdstuk Gåskarlen van Mårbacka i. Een tamme gans verdwijnt op een dag met een vlucht wilde ganzen naar het noorden en keert terug met een grijze gans en negen jongen. Ze gaan het hok binnen van de tamme gans; Lisa Maja sluit de deur zodra ze binnen zijn en vertelt opgewonden aan haar stiefmoeder, Raklitz, dat de gans terug is in gezelschap van andere ganzen. De stiefmoeder doodt en slacht alle ganzen en Lisa Maja moet verwerken dat zij, zonder het zelf te willen, mede schuldig is aan de dood van de ganzen. Het motief van het mede en ongewild schuldig zijn zal in Niels Holgerssons wonderbare reis verder worden uitgewerkt.
Maar er is ook nog een andere en veel vroegere versie van deze geschiedenis. In het in 1894 gepubliceerde verhaal Grågässen wordt deze geschiedenis ook verteld maar nu zonder de boze stiefmoeder. De tamme gans wordt in dit verhaal gedood omdat men bang is dat hij anders weer weg zal vliegen. De verschillen
| |
| |
tussen beide versies van deze geschiedenis doen de vraag rijzen op welke historische feiten deze twee verhalen berusten. Dit valt niet meer na te gaan; volgens F.S. De Vrieze (Fact and fiction in the autobiographical works of Selma Lagerlöf) is dit verhaal één van de oude legenden van het huis Mårbacka. Van Maja Persdotter, een huishoudster, kreeg Selma Lagerlöf de precieze beschrijving van dansende kabouters. Zo geldt voor bijna alle details uit dit wonderbare werk dat zij door Selma Lagerlöf uit allerlei bronnen bijeen zijn gebracht. Zelfs veel van de namen in dit werk zijn niet door Selma Lagerlöf bedacht. De ganzen heten Yksi, Kaksi, Kolme, Neljä, Vüsi, Kuusi. Dit zijn de Finse telwoorden voor één tot en met zes. Het woord Akka is Laplands voor moeder en de Kebnekaise is de hoogste berg van Zweden. Het woord betekent keteltop.
| |
Ongelijksoortige vriendschappen
Behalve het motief van de tocht, dat een algemeen literair gegeven is, vallen drie andere motieven op in dit werk, motieven die steeds terugkeren en met elkaar in verband staan en die de geschiedenis, ondanks het heterogene legendenmateriaal dat erin is verwerkt, een duidelijk thematische eenheid verlenen. Uiteraard wordt het gehele verhaal beheerst door de vriendschap van het kind Niels met de wilde ganzen; vriendschap van ongelijksoortigen kortom. Maar er is, in samenhang daarmee, ook steeds sprake van vijandschap van ongelijksoortigen. De ooievaar, de uil en de ganzen zijn bevriend met de zwarte ratten en helpen hen in de strijd tegen de grijze (= bruine) ratten. Ook in het verhaal van Jarro, de wilde eend en het kind Peer Ola is sprake van grote liefde voor elkaar; de vriendschap kan evenwel niet duurzaam zijn daar andere mensen Jarro misbruiken. Dat misbruik benadrukt dan weer de vijandschap tussen mens en dier. Karr, de hond, en Grauwvel, de eland, zijn met elkaar bevriend en hun vriendschap hangt weer samen en wordt ook mogelijk gemaakt door de vijandige houding van de slang - de gehele legende lijkt sterk op het verhaal van Jarro en Peer en van Niels en de wilde ganzen. Vriendschap van ongelijksoortigen die niet duurzaam kan zijn. Veel later is er opnieuw sprake van een
| |
| |
soortgelijke geschiedenis als verteld wordt over de proost die zijn paard langs de bosfee moet leiden. Proost en paard zijn bevriend mede door de vijandschap van de bosfee.
Ook de vriendschap van de wilde ganzen met de tamme gans weerspiegelt dit thema evenals de eigenaardige vriendschap van Rosenbom, de opperbootsman en Karel de Elfde (vriendschap van leden van geheel verschillende stand). Dan is er nog de vriendschap van een Laplandse jongen en een Zweeds meisje en de vriendschap van Akka, de gans, en Gorgo, de arend. Op grootse wijze is hetzelfde thema behandeld in het verhaal over de stad op de bodem van de zee. Wie kunnen er ongelijksoortiger zijn dan levenden en doden? Alleen als het de dodenlukt om contact te maken met de levenden door aan één van hen iets te verkopen, zal de verzonken stad weer boven komen. Bij deze, en niet alleen bij deze, legende hangt het thema van de ongelijksoortige vriendschap samen met het thema van de dood dat zo nadrukkelijk in dit kinderboek aanwezig is.
| |
De dood
Het is opvallend hoe bijzonder veel dieren en mensen in dit boek sterven maar ook hoe evenwichtig en onsentimenteel de dood in dit boek benaderd wordt. De tocht van Niels is in zekere zin symbolisch voor de tocht van wieg naar graf die het leven nu eenmaal is en de dood is het eind van de tocht en tijdens die tocht moet men zich voorbereiden op het einde. De dood is alomtegenwoordig tijdens de reis van Niels. Gedurende de grote kraanvogeldans op de Kulaberg bijt Smirre, de vos, een gans dood. Het verhaal over de opperbootsman en de koning is een verhaal over doden evenals het verhaal over de verzonken stad. Het verhaal over het schapeneiland is een geschiedenis over het sterven van deze dieren en het eindigt met de dood van een paar vossen. Windsnel, de kraai, sterft en zijn rivaal, Haspel, komt niet veel later ook om. Niels vindt een oude boerin die zo juist gestorven is. Hij durft het niet aan om haar ogen toe te drukken en haar armen op haar borst te kruisen maar toch wordt ook deze episode met beschroomde en bewogen nuchterheid vertelt. Het verhaal over Jarro, de lokeend, is een verhaal over het naar de
| |
| |
dood toe lokken van wilde eenden. Door zijn toedoen worden drie eenden geschoten en hij moet, evenals Lisa Maja verwerken dat hij, zonder het te willen, schuldig is aan de dood van anderen. De moeder van Grauwvel sterft in het moeras en Grauwvel doodt, zonder het te weten, een slang. Ook Helpmij, de andere slang, wordt min of meer per ongeluk door Niels gedood. En Grauwvel zelf sterft ook in verbanning (hij is verbannen omdat ook hij, zonder het zelf te willen, schuldig is aan de dood van een ander schepsel) zonder Karr nog terug te zien. Het verhaal over de nieuwjaarsnacht van de dieren is eveneens een geschiedenis over het sterven want op die nieuwjaarsnacht worden door de bosfee de tamme dieren aangewezen die in het komende jaar zullen moeten worden geslacht. De verschrikkelijke vertelling over de tuberculose in het gezin van Asa en Mads is opnieuw een verhaal over het moeten sterven. Van het gezin blijven slechts Asa en de vader gespaard. Gespaard worden in deze geschiedenis ook de tamme ganzerik en de wilde ganzen door bemiddeling van Niels. Dit vraagt daarom de aandacht omdat in de andere versies van dit verhaal de ganzen wel sterven en omdat dit boek een vertelling is over de dood. Maar dit boek had niet zo tragisch kunnen eindigen, niet omdat de dood als slot van dit kinderboek niet gepast zou hebben, maar omdat het tragische element al voldoende tot zijn recht komt doordat Niels' bemiddeling bij het redden van de ganzen tevens betekent dat hij ophoudt bemiddelaar te zijn.
De wijze waarop in dit werk over de dood is geschreven wordt het best gesymboliseerd door de ontroerende opmerking over de grootvader van Niels. ‘Die was zeeman geweest en toen hij sterven zou, had hij gevraagd of ze 't venster wilden openzetten, opdat hij nog eens de wind zou horen suizen.’
| |
Bemiddelaar
Het ongelijksoortige, dood en leven, mens en dier, is het hoofdthema van dit werk. Waar ongelijksoortigheid, tegenstelling is, is een bemiddelaar van node. Duidelijk is dat Niels deze functie heeft. De positie van de bemiddelaar is haast altijd tragisch: hij of zij hoort noch echt bij de ene, noch echt bij de andere partij.
| |
| |
Het is opvallend dat Niels op zijn tocht nooit een andere kabouter ontmoet. Dat zou niet gepast hebben want dan zou hij zijn positie als bemiddelaar die nu zo uniek is, met anderen hebben moeten delen. De tragiek van de bemiddelaar wordt onder meer duidelijk gemaakt via het verhaal van de lokeend Jarro, bemiddelaar tegen wil en dank. Niels zelf beleeft de tragiek van zijn positie als hij door beren gevangen is die hem ertoe willen dwingen de ijzerfabriek in brand te steken. Prachtig is dat Niels, hoewel met de dood bedreigd door de beren, ze toch waarschuwt voor de jager.
Natuurlijk kan er geen sprake van zijn dat de tragiek van het bemiddelaar zijn zo indringend wordt behandeld in dit werk als bij voorbeeld in Ierse Nachten van Vestdijk waarin de rentmeester bemiddelaar is tussen landheer en onderhorigen of als in Journal d'un curé de campagne van Bernanos waarin de priester bemiddelaar is tussen God en mens. Ware dat wel zo geweest dan zou dit boek opgehouden hebben een kinderboek te zijn. Nu staat de bemiddeling op indrukwekkende wijze in dienst van het onnadrukkelijk engagement van deze vertelling dat door Akka zo prachtig geformuleerd wordt met de woorden: ‘Als je wat goeds bij ons hebt geleerd, vind je misschien niet, dat de mensen alleen recht hebben om op de wereld te zijn.’
|
|