| |
| |
| |
De glimwormen van Thomas Hardy
Helaas kan ik niemand aanraden om Egdon Heath te bezoeken. In de romans van Thomas Hardy lijkt Egdon Heath een uitgestrekte heidevlakte waarop het wemelt van geelgorzen, kerkuilen, hagedissen, valken, haviken, egels en glimwormen. In werkelijkheid is de heide grotendeels in cultuur gebracht al zijn er hier en daar nog wat schaarse plekjes over in de omgeving van de stad Dorchester, de plaats waar Thomas Hardy het grootste deel van zijn leven heeft gewoond. Geelgorzen en vooral glimwormen heb ik veel gezien in de omgeving van het geboortehuis van Hardy in Higher-Bockhampton maar koning Arthur die hier, volgens een plaatselijke legende, in de gedaante van een raaf zou rondwaren, heb ik helaas niet ontmoet. Er waren ook geen raven in de buurt van het nabijgelegen Bovington waar men een museum voor legertanks heeft gemaakt en er krasten geen raven bij het Winfrith Atomic Power Station dat ook vlak in de buurt te vinden is. Zo'n kerncentrale zou heel goed passen in de romans van Thomas Hardy: bij dergelijke centrales is immers een kleine vergissing voldoende om een verschrikkelijke ramp te veroorzaken, juist zoals dat, op kleinere schaal weliswaar, vaak gebeurt in de romans van Hardy, wat hem meestal verweten wordt.
Wie Egdon Heath bezoekt, al is het voor Thomas Hardy, kan ook het huis ‘One mile north Bovington camp’ bezoeken. In dat huis heeft T.E. Lawrence de laatste jaren van zijn leven doorgebracht. Vaak is Lawrence met zijn motor in vliegende vaart over Egdon Heath gereden om Thomas Hardy in zijn huis ‘Max Gate’ in Dorchester te bezoeken. In een paar van zijn brieven geeft Lawrence een indruk van de bescheiden en vriendelijke man die Hardy moet zijn geweest. Het leven van T.E. Lawrence zou trouwens zo uit een roman van Hardy gelicht kunnen zijn: Lawrence was een onecht kind dat wilde bewijzen dat hij een groot man was en dat ook heeft gedaan. Toen hij een legende was keerde hij terug naar Engeland (het motief van de ‘return’ ook
| |
| |
bij Hardy zo belangrijk) en ging onder de naam Ross in militaire dienst. Maar men ontdekte al spoedig dat Ross niemand anders was dan Lawrence en hij moest de dienst verlaten. Hij vestigde zich in Bovington en kwam om bij een ongeluk met zijn motorfiets vlak bij zijn huis. Het enige dat in het tragische leven van Lawrence ontbreekt om er een typische Hardy-tragedie van te maken is een of andere aanwijsbare relatie met een vrouw. Verder zijn alle motieven uit de romans van Hardy aanwezig en men behoeft zich maar kort met Lawrence bezig te houden om te beseffen dat de kritiek op de onwaarschijnlijkheid van de tragedies in de romans van Hardy op zijn minst wat overtrokken is.
Hardy's leven was zeker geen tragedie, behalve misschien zijn eerste huwelijk. Hij, op 2 juni 1840 in Higher-Bockhampton geboren, was van eenvoudige afkomst. Zijn vader was steenhouwerspatroon en Hardy zelf werd opgeleid voor architect. In die kwaliteit werd hij in 1870 naar St. Juliot in Cornwall gestuurd om verbouw en restauratie van een kerk te begeleiden. In St. Juliot ontmoette hij Emma Gifford, zijn eerste vrouw. Hij huwde met haar in 1874, tegen de zin van de vader van Emma die vond dat zijn dochter beneden haar stand trouwde. Eerst woonden Thomas en Emma enige tijd in Londen, later ook in andere plaatsen, maar al spoedig verhuisden zij naar Dorchester waar Hardy, die zich sinds het succes van Far from the Madding Crowd nog uitsluitend aan het schrijven wijdde, tot zijn dood in 1928 heeft gewoond. Over het huwelijk van Thomas Hardy en Emma Gifford is veel geschreven. Zij schijnt hem er vaak aan te hebben herinnerd dat hij met een ‘lady’ getrouwd was en zij heeft zich in ieder geval zeer gekwetst gevoeld door de inhoud van zijn romans daar ze als gelovig christen - op het eind van haar leven schreef ze een verhandeling over ons verblijf in de hemel en de hel - de heidense inhoud van de romans van haar echtgenoot niet kon waarderen. Ze moet zelfs gepoogd hebben de uitgave van Jude the Obscure te verhinderen. Ook heeft ze zelf poëzie geschreven en schijnt ze jaloers geweest te zijn op het succes van haar echtgenoot. Toch is er te veel gespeculeerd over de relatie van Hardy met zijn eerste vrouw; het is voldoende om te zien dat Hardy in zijn brieven aan haar eerst begint met ‘My dearest Em’ vervolgens overgaat op ‘Dear Em’ en ten slotte op ‘Dear E’.
| |
| |
Dat geeft de langzame verkoeling van hun verhouding beter weer dan lange verhandelingen. Maar toch: toen Emma in 1912 stierf, tweeënzeventig jaar oud, inspireerde haar dood Hardy tot een aantal van de mooiste liefdesgedichten die in het Engels bestaan, de Poems 1912-1913. Hardy is in 1914 getrouwd met Florence Dugdale, een meisje dat al voor de dood van Emma als een soort secretaresse bij Hardy werkte. Nog voor Hardy met Emma trouwde moet hij een verhouding hebben gehad met zijn nicht, Tryphena Sparks en volgens Louis Deacon en Terry Coleman zou Hardy zelfs een kind bij Phena Sparks hebben verwekt en dat zou de ‘sorrow in the past’ zijn geweest waarover Hardy op zijn sterfbed moet hebben gesproken. In ieder geval is Tryphena, van wie Hardy naar alle waarschijnlijkheid in Jude the Obscure een beeld heeft gegeven in de persoon van Sue Brideshead, erg belangrijk geweest voor Hardy. Over haar schreef hij zijn beroemde gedicht ‘Neutral Tones’ en het is veelzeggend dat op de dag waarop ze stierf de eerste regels ontstonden van het gedicht ‘Thoughts of Phena’, zonder dat hij wist van haar sterven. Toen hij het bericht kreeg van haar dood heeft hij het gedicht voltooid.
Lang ben ik niet in Dorchester gebleven. Ik heb het geboortehuis van Hardy bezocht in Higher-Bockhampton waar nu een Hardy-museum is en ik heb de zuil gezien die door Amerikaanse bewonderaars van Hardy in de buurt van dat huis is opgericht. Bij die zuil heb ik mij afgevraagd waarom een zuil van Nederlandse bewonderaars ondenkbaar is. Waarom wordt Hardy in Nederland zo weinig gelezen? Voor zover ik weet is alleen Tess of d'Urbervilles in 1934 in Nederlandse vertaling verschenen en dat terwijl van bijna al Hardy's boeken Chinese en Japanse vertalingen voorhanden zijn. Beschouwingen en artikelen over uiardy in het Nederlands zijn zeldzaam: ik ken een paar artikelen Ht Stemmen des Tijds, een christelijk blad van voor de oorlog waarin dr. J. Veldkamp en mevrouw T.J. Bergmann-Jelgersma Hardy op grond van het evangelie afwijzen. P.N. van Eyck heeft een goed artikel over Hardy geschreven, hij is voor zover ik weet de enige. Bij du Perron kun je wat denigrerende opmerkingen vinden over Hardy maar er is toch één lichtpunt: de dichteres
| |
| |
Vasalis herleest elk jaar Hardy's romans. Ik weet niet waarom Hardy zo onbekend is in Nederland; hij deelt dat lot met zoveel andere uitstekende schrijvers uit de vorige eeuw, José Eca de Quieroz, Benito Perez Galdos, Wilhelm Raabe, Jeremias Gotthelf, Machado de Assis en Marcus Clarke om maar een paar namen te noemen.
Nee, de nabijheid van een tankmuseum op de eertijds grootse heide vond ik zeer ontmoedigend en de nabijheid van een kerncentrale maakte me nerveus, dus reisde ik af naar Plymouth om daar het gedrag van zeestekelbaarzen te gaan bestuderen. Maar Hardy bleef me achtervolgen. Juist in die dagen verschenen er in de kranten ingezonden brieven over de seksuele activiteit van Hardy. Zijn vrouw Emma zou van hem meer hebben geëist dan hij kon opbrengen. Al sinds 1968 wordt daarover geschreven, het bewijst, hoe onsmakelijk ik dit biografisch gewroet ook vind, dat Hardy nog altijd leeft in Engeland. Je kunt je nauwelijks voorstellen dat dergelijke brieven in Nederland over Marcellus Emants geschreven zouden worden. Maar behalve via die brieven werd ik ook nog op andere wijze aan Hardy herinnerd. In Plymouth is immers Emma Gifford geboren en Hardy heeft een aantal gedichten over de stad geschreven. Trouwens: toen wij vanuit Plymouth een bezoek brachten aan Tintagel voor de overblijfselen van het kasteel van koning Arthur, bezochten we ook het nabij gelegen Boscastle, een plaatsje waar Hardy vaak met Emma Gifford langs de prachtig gelegen haven heeft gewandeld. Want vlak bij Boscastle ligt St. Juliot waar op maandagavond 7 maart 1870 Emma Gifford de deur opende van de pastorie voor een jonge architect die die dag van Dorchester naar St. Juliot was gereisd. Tussen Boscastle en St. Juliot hebben Thomas en Emma een keer een picknickmandje verloren maar dat hebben wij niet kunnen vinden. Wel vonden we Beeny, een plaatsje waarover Hardy twee mooie gedichten heeft geschreven en ik stelde mij voor, op een rotspunt bij de zee, hoe ze daar honderd jaar geleden gestaan hadden, hij een kleine, bebaarde kerel, zij met haar paard en haar wapperende bruine haren, en ik las op de avond van die dag in A Pair of Blue Eyes, de roman van Hardy die grotendeels speelt in de omgeving van St. Juliot. Marcel Proust heeft op de vraag welke roman uit de wereld- | |
| |
literatuur hij het liefst geschreven zou hebben, geantwoord: A Pair of Blue Eyes van Thomas Hardy.
Op de terugweg zijn we via Exmoor gereden. We hebben in het plaatsje Simonsbath overnacht. Die heidevlakte heeft nog wel de sfeer die zo verrassend goed is weergegeven in de romance Lorna Doone van Richard Blackmore. In de vorige eeuw zijn in Engeland veel historische romances geschreven. Ze zijn alle ontstaan onder invloed van Walter Scott. Ze spelen dan steeds in een bepaald, aan de schrijver bekend, gebied in Engeland en hebben zo, naast een historische inslag, ook veel van de sfeer van een streekroman. In zeker opzicht kan men Hardy ook beschouwen als een navolger van Scott. Maar bij hem komt die ondergrondse stroom in de Engelse letterkunde, weer bovengronds.
| |
Dichter en romanschrijver
Thomas Hardy behoort tot een type schrijver dat in het algemeen schaars is, ook in Engeland. Hij was zowel dichter als romanschrijver, een combinatie die ook in Engeland wel vaker te vinden is (Walter Scott, Emily Brontë, George Meredith en bij de zeer sterk door Hardy beïnvloede D.H. Lawrence) maar waarbij men altijd meer aandacht aan de romanschrijver dan aan de dichter heeft geschonken. Over de dichter Scott of de dichter Lawrence wordt zelden of nooit gesproken. Om de een of andere reden schijnt het niet wel mogelijk te zijn een volwaardig dichterschap met een volwaardig romanoeuvre te combineren. Altijd wint één van beiden. Bij Fontane wint bij voorbeeld de romancier; bij Vestdijk is het wellicht moeilijker vast te stellen maar de meesten zullen toch aan de romanschrijver de voorkeur geven boven de dichter. En bij de meeste anderen is het heel eenvoudig: de dichter Couperus, de dichter Van Schendel, wie praat daarover? Maar bij Hardy - en ik denk dat dat tamelijk uniek is - is de strijd onbeslist: aan wie de voorkeur te geven, de dichter of de romanschrijver, ik zou het niet weten. Nu hoeft die keuze ook niet gemaakt te worden maar daar gaat het niet zozeer om, het gaat erom dat dichter en romanschrijver zelden volwaardig in één persoon verenigd zijn. Bij Hardy is dat het geval.
| |
| |
De grote Engelse romanschrijvers uit de achttiende en negentiende eeuw zijn zeker geen dichters, behoudens Scott. Hun romans geven een beeld van het sociale leven van de ‘upper middle class’ met kleine uitschieters naar onderen en naar boven. Het is een traditie die prachtig begonnen is bij Jane Austen en die via Thackeray, Eliot en Trollope culmineerde in het werk van Henry James. Alleen Dickens valt enigszins buiten die traditie maar hij heeft weinig invloed gehad op Hardy en Dickens was bepaald ook geen dichter. In de society-roman uit de negentiende eeuw was weinig of geen plaats voor de natuur anders dan als vriendelijk decor. De natuur speelde wel een belangrijke rol in de poëzie en dan vooral in de poëzie van Wordsworth die Hardy heel sterk moet hebben beïnvloed. Bij George Eliot is de natuur soms meer dan een decor, met name in Adam Bede en The Mill on the Floss en het is niet zonder betekenis dat Hardy's roman Far From the Madding Crowd die anoniem verscheen aan George Eliot werd toegeschreven. Echter eerst bij Hardy krijgt de natuur een functie: het wordt een essentieel en lotsbepalend bestanddeel van het leven en dat geldt dan ook voor het meest natuurlijke in de mens, datgene waar al die grote Engelse auteurs zo zorgvuldig over hebben gezwegen: de seksualiteit. Niet alleen Hardy's aandacht voor seksualiteit, die als een oppermachtige kracht in zijn romans aanwezig is, maakt hem tot een uitzondering in de keurige Engelse traditie. Ook een ander onderdeel van zijn werk is bepaald revolutionair. Engelse romans weerspiegelen (zelfs nu vaak nog) een sterk klassebewuste maatschappij. Goed, men kon, als men geld had, door een verstandig gesloten huwelijk opschuiven van ‘lower middle class’ naar ‘upper middle class’ maar dat men door vermeerdering van kennis omhoog trachtte te komen zoals Hardy dat zo aangrijpend uitbeeldt in Jude the Obscure was nieuw en ongehoord. Een landarbeider die droomde van studeren in Oxford en die ondertussen zich zelf ontwikkelde door te lezen en te studeren, daarover was nog nooit eerder geschreven in Engeland. Zelfs nu kan een arbeiderskind als Jude wel dromen van Oxford maar als hij echt wil studeren zal hij genoegen moeten nemen met een ‘Red Brick University’. Hardy heeft met zijn romans een hele generatie bewust gemaakt van de mogelijkheid
| |
| |
van ontwikkeling door zelfstudie en van datgene wat daarbij onvermijdelijk optreedt: vervreemding van het eigen milieu. R. Williams heeft over dit aspect van Hardy ontroerende dingen gezegd in zijn boek The English Novel.
Wat Hardy verder zo belangwekkend maakt is de wijze waarop hij Darwins Origin of Species in zijn romans heeft verwerkt. Voor Hardy betekende Darwins boek het einde van het christelijke geloof. Voorts maakte het hem bewust van de grote verwantschap tussen mens en dier, iets dat sommige mensen zelfs nu nog niet verwerkt hebben. Vandaar ook dat de natuur bij Hardy meer is dan een decor. Voor een bioloog zijn Hardy's romans alleen al daarom zo verrukkelijk omdat de natuur er zo gespecificeerd in verschijnt. In zijn boeken wemelt het van de dieren en planten die bij hun soortnaam genoemd worden en waarvan hij heel precies gedragingen en gewoonten noteerde want Hardy was een man ‘who used to notice such things’.
| |
De romans
Bij een samenvatting van om het even welke roman van Hardy houd je een skelet over van toevalligheden, onwaarschijnlijkheden en wonderlijke voorvallen: kortom, van een wat gekunsteld verhaal. Ook als men één van zijn romans voor de eerste keer leest valt het je vooral op hoezeer het toeval daarin een ongunstige rol speelt. Tess uit de gelijknamige roman steekt een brief onder een deur door die van het grootste belang is voor de ontvanger. Deze brief komt echter onder de vloermat terecht zodat degeen voor wie de brief bestemd is hem niet ontvangt. Daaruit vloeit Tess' tragedie voort. Het is moeilijk om tragiek die voortkomt uit op zich zelf niet zoveel betekenende toevalligheden naar waarde te schatten. Edwin Muir omschrijft het zo: ‘Hardy takes a short cut to tragedy by reducing life to a formula. He gets rid beforehand of the main obstacle to tragedy, which is man's natural inclination to avoid it.’ Dat is zeker niet geheel onjuist. Toch is het heel wel denkbaar dat zo'n brief inderdaad onder de vloermat terecht komt. Maar als zo iets zich een paar maal herhaalt, word je als lezer kopschuw. Wat in het leven nog aanvaardbaar is, is in romans niet aannemelijk meer. Toen ik Tess
| |
| |
voor de eerste maal gelezen had vond ik het een verschrikkelijk boek: ik kon niet aanvaarden dat een tragedie kon voortkomen uit een paar ongelukjes die gemakkelijk te vermijden waren geweest maar naarmate het langer geleden was dat ik het boek had gelezen viel het me steeds meer op hoezeer allerlei scènes uit het boek me waren bijgebleven. Toen ik al bijna niet meer wist waardoor de tragedie van Tess tot stand kwam gloeiden nog steeds beelden op uit het werk: de dansende Tess en de toekijkende Angel Clare, de dood van het paard, de eerste ontmoeting van Tess en Alec, de verdwijning van Angel Clare, de arrestatie van Tess. Toen ik de roman voor de tweede maal ter hand nam vond ik het een schitterende roman en de wat geconstrueerde opzet van het verhaal hinderde me nauwelijks meer omdat ik vooral geïnteresseerd was in de beelden die me zo waren bijgebleven van de eerste lezing. Het is vreemd dat dat facet van Hardy's oeuvre tot voor kort zo weinig aandacht heeft gekregen. Pas Penelope Vigar heeft er in haar boek The novels of Thomas Hardy: Illusion and Reality sterk de aandacht op gevestigd. Zij zegt dat de essentie van het werk daarin gelegen is dat ‘many scenes remain in the memory as being vast and magnificently real’. Zij wijst er ook op dat al die scènes worden gekarakteriseerd door een sterke concentratie op de beschrijving van lichtverschijnselen. Het is jammer dat Vigar de Franse filosoof Bachelard niet noemt, wellicht kent zij zijn werk niet. Zij zou bij haar analyses van licht en schaduw, kleur en gloed als substantieel onderdeel van de scènes uit de romans van Hardy goed gebruik hebben kunnen maken van zijn fascinerende, maar niet altijd heldere en helaas vaak wat mystificerende boeken over de Poëtique de l'Espace. Bachelard heeft wel aannemelijk gemaakt dat de vier oude elementen, aarde, water, lucht, vuur een belangrijke rol spelen bij beschrijvingen van memorabele gebeurtenissen in romans en gedichten. Elke schrijver heeft wel een element waarmee hij of zij een speciale binding heeft. Zo heeft Faulkner, de absolute grootmeester op het terrein van het oproepen van beelden, onbetwist een speciale binding met de aarde en met de combinatie van aarde en water: modder. En Joseph Conrad, de andere grootmeester, heeft een speciale binding met wind (dus lucht). Vestdijk is een vuuraan- | |
| |
bidder, zoals ook een titel van één van zijn romans al zegt. Zo ook Hardy.
Het is jammer dat Penelope Vigar in haar boek het werk van Hardy niet vergelijkt met het werk van andere auteurs die in staat zijn om op indringende wijze de illusie van de werkelijkheid op te roepen. Zij zou, op grond van die vergelijking, hebben kunnen inzien dat Hardy's ‘erratically powerful literary style’ blijkbaar onlosmakelijk verbonden is met dat unieke vermogen om intense droombeelden op te roepen. Immers, zowel bij Faulkner als bij Conrad en ook bij Wilhelm Raabe, een derde grootmeester op dit terrein, is eenzelfde soort stijl te vinden.
Vigar verbaast zich over het feit dat een vreemde passiviteit (‘strange passivity’) verbonden is met die onvergetelijke scènes. Maar ook dat, zie het essay over Faulkner, is een onmisbaar onderdeel van die droombeelden die de werkelijkheid representeren.
Zulke droombeelden blijven je vooral bij van Far From the Madding Crowd, The Return of the Native, The Mayor of Casterbridge, The Woodlanders, Jude the Obscure. De andere romans van Thomas Hardy missen die sublieme sfeer van een met grote intensiteit verbeelde wereld, al zijn werken als A Pair of Blue Eyes, The Well-Beloved en The Trumpet Major heel leesbaar en moet vooral ook het geestige, vrolijke Under the Greenwood Tree genoemd worden. Maar dat werk speelt ook in Wessex. Zodra Hardy's romans niet duidelijk in het uitgestrekte Wessex spelen is hij veel minder op dreef: ook in dit opzicht is hij heel goed te vergelijken met William Faulkner die ook minder goed schrijft (vooral in Mosquitoes en Pylon) als zijn romans niet in Yoknapatawpha County spelen. Ze tekenden ook allebei een kaartje van hun gebied. Tevens hebben ze gemeen dat ze een zeer origineel en niet altijd grammaticaal correct gebruik van het Engels maken en ook hebben ze beiden een voorliefde voor archaïsmen.
Doorgaans herinner je je uit Engelse romans vooral karakters: uit de romans van Jane Austen blijven je meisjes bij als Emma, Fanny, Elizabeth Bennet, zo ook uit het werk van Thackeray (Becky Sharp). Uit het werk van Dickens blijven je figuren bij als Saraih Gamp, Sam Weller, Mr. Micawber en zo heel veel ande- | |
| |
ren en ook van Trollope herinner je je heel scherp personen. Maar van Hardy herinner je je de scènes; vaak zijn het bij Hardy seksuele symbolen die een bepaald voorval zo kleuren dat je het niet meer vergeet. Zo bij voorbeeld de beschrijving van hoe het licht valt op het rode haar van Marty South in het begin van The Woodlanders. Vaak ook zijn het beschrijvingen van tochten van mensen door een minder herbergzaam gebied die je voor altijd bijblijven. Meestal beginnen de romans van Hardy met een dergelijke tocht en in geen enkel boek is die aangrijpender beschreven dan in The Return of the Native. In dit werk treden de personen zelfs naar de achtergrond, ze worden stipjes op een reusachtige heidevlakte. Toch kon Hardy wel degelijk karakters scheppen: zeer geslaagd zijn Sergeant Troy uit Far From the Madding Crowd, Michael Henchard uit The Mayor of Casterbridge en Jude uit Jude the Obscure. Prachtig zijn ook die geduldige en volhardende figuren als Gabriël Oak en Giles Winterbourne. Maar de meest levende figuren in zijn romans zijn steeds de vrouwen: vooral Tess Durbyfield en Sue Brideshead zijn ongeëvenaard. Met name Sue, die nerveuze, overgevoelige vrouw, is razend knap weergegeven. Hardy was heel gevoelig voor vrouwen en bij voortduring verliefd, leefde slechts op in gezelschap van vrouwen en had mede daardoor wellicht zoveel begrip voor hen. Het is droevig dat hij na de woedende kritieken op Jude the Obscure (woedende kritieken niet omdat men het een slecht boek vond maar omdat erin wordt beschreven hoe Jude en Sue samenleven zonder getrouwd te zijn) geen romans meer heeft willen schrijven. Hij was toen pas voor in de vijftig en hij is zevenentachtig jaar oud geworden. Hij had nog zoveel romans als Jude the Obscure kunnen schrijven. Het is jammer dat in Jude the Obscure, in zoveel opzichten Hardy's beste roman, een kind voorkomt dat de naam Father Time draagt (op zich zelf al niet zo'n waarschijnlijke naam voor een kind). Dit kind verhangt zich zelf en de kinderen van Sue en Jude ‘because we are to menny’. Dat is weer zo'n optelsom van onwaarschijnlijkheden die helaas maken dat een roman als Jude the Obscure niet in je herinnering voortleeft als een perfect werk.
Waarom had Hardy zulke sterke effecten nodig? Ik denk omdat Hardy in feite helemaal geen pessimist was. Al zijn figu- | |
| |
ren zijn voor het geluk geboren. Met een Barbara Everdene, een Gabriël Oak of een Tess Durbyfield als hoofdpersoon kun je alleen maar een idylle schrijven. Ze zijn ieder goed voor een herhaling van Under the Greenwood Tree. Maar zulke verhalen zijn misschien wel geestig of vrolijk maar toch nooit aangrijpend. Omdat Hardy steeds zulke vitale figuren uitbeeldt is tragiek in hun leven eigenlijk uitgesloten. Vandaar dat die tragiek van buiten moest komen. Vandaar dat de moedige, volhardende Gabriël Oak zijn schapen verliest tijdens een noodweer. Die tragedie komt niet voort uit zijn karakter maar uit de omstandigheden. Vandaar dat Tess een brief zo onder een deur door duwt dat deze onder de vloermat terechtkomt. Als Hardy dat element van noodlottigheid niet via het toeval in zijn romans zou hebben ondergebracht zou hij slechts romances van het type Lorna Doone hebben geschreven. Hij is ook nooit helemaal losgekomen van de idylle, zijn romans eindigen, als de romans van Toergenjev, vaak met een happy end op het tweede plan.
Het is niet gebruikelijk om het toeval een belangrijke plaats toe te kennen in romans. Maar het je zelf doodrijden zoals Lawrence is overkomen is een vorm van ‘toeval’ die in werkelijkheid helaas maar al te vaak optreedt. Ik zie niet in waarom je die werkelijkheid niet in romans zou mogen beschrijven. Natuurlijk is tragiek die voortkomt uit karakter als in het geval van Cathy en Heathcliff uit Wuthering Heights veel overtuigender dan tragiek als gevolg van toeval maar zulke tragiek kon Hardy niet uitbeelden. Slechts Henchard en Jude zijn min of meer tragische karakters. Gewoonlijk struikelde hij over zijn positieve figuren, zijn Tess, zijn Gabriël en zijn Giles. Het was Hardy's ambitie door te dringen tot de ‘betekenis achter de dingen’ maar die betekenis heeft hij niet ontdekt via zijn karakters maar via sommige van zijn scènes waarvan misschien wel de meest karakteristieke is: het 's nachts dobbelen op Egdon Heath bij het licht van glimwormen zoals hij dat in The Return of the Native heeft beschreven.
| |
De glimwormen
Er zijn vele honderden soorten glimwormen die alle gemeen heb- | |
| |
ben dat de vrouwtjes in een larvaal stadium blijven verkeren, geen vleugels hebben en doorgaans veel groter zijn dan de mannetjes die 's nachts rondvliegen (de vuurvliegen) en zwakke lichtsignalen uitzenden. De vrouwtjes brengen een veel sterker licht voort met hun achterlijf dan de mannetjes: wat zij voortbrengen is koud vuur. Mannetjes en vrouwtjes vinden elkaar via deze lichtsignalen. Er zijn soorten die elkaar herkennen aan de frequentie waarmee de signalen worden uitgezonden. Als een mannetje, hoog in de lucht, de juiste frequentie waarneemt, zal hij terugseinen met dezelfde frequentie en zich vervolgens omlaag storten op het vrouwtje. Bij enkele soorten treden ook roofvijanden op die lichtsignalen uitzenden met dezelfde frequentie als de vrouwtjes zodat de mannetjes, als ze zich omlaag storten, in de kaken terecht komen van een roofvijand. Tragiek in de geest van Thomas Hardy.
Sommige soorten glimwormen werden door Indianen gebruikt om hun hutten te verlichten (geslacht Pyrophorus) maar de soort glimworm die in The Return of the Native wordt genoemd is ongetwijfeld Lampyris noctiluca. Deze heb ik namelijk bij Dorchester en Higher-Bockhampton herhaaldelijk gevangen. In The Return of the Native gebeurt nu het volgende: twee mannen, Diggory Venn, de okerman, en Damon Wildeve dobbelen bij het licht van een lantaarn om geld dat verder in het verhaal een belangrijke rol speelt. Hun lantaarn wordt gedoofd door een vlinder die in de vlam vliegt en dan dobbelen ze verder bij het licht van dertien glimwormen die Diggory Venn bij elkaar zoekt van het vingerhoedskruid. Veel Engelse critici hebben deze onvergetelijke scène afgedaan met de opmerking ‘wildly improbable’. Zijn deze woorden juist? Om dit te toetsen heb ik tijdens een maanloze en mistige nacht op de heide van Exmoor dertien glimwormen bijeen gezocht en, juist zoals dat gebeurt in The Return of the Native, op een platte steen gelegd die op zijn beurt weer op de bladeren van varens lag, geheel zoals Hardy dat beschrijft. Daar Venn en Wildeve slechts één houten dobbelsteen gebruiken (de twee andere waren zoekgeraakt) had ik ook één dobbelsteen bij me, met moeite van de hotelhouder van Simons' Lodge in Simonsbath losgekregen - maar helaas niet van hout. Vooraf maakte ik me er ongerust over dat de glim- | |
| |
wormen zouden kunnen ophouden met gloeien zodra ik ze zou oppakken maar dat bleek helemaal niet het geval te zijn. Trouwens: ik heb later gezien dat Fabre al vermeldt dat glimwormen blijven gloeien als je ze oppakt. Hij vertelt ook dat je gemakkelijk een brief kunt lezen bij het licht van de glimworm mits je het dier langs de regel schuift die je aan het lezen bent. Het bleek al spoedig, daar op Exmoor, dat je heel goed kunt zien wat je gegooid hebt met een dobbelsteen als je dertien glimwormen in een kring op een steen legt en de dobbelsteen in het midden van de cirkel gooit. Het is wel noodzakelijk dat de glimwormen niet wegkruipen. Dat deden ze bij mij soms wel: in The Return of the Native wordt daarover niet gesproken. Maar wildly improbable is deze scène volstrekt niet en mijn experiment bewijst dat Hardy gelijk heeft met zijn opmerking: ‘Though a good deal is too strange to be believed, nothing is too strange to have happened.’
| |
De dichter Hardy
De dichter Hardy is een goed voorbeeld van een merkwaardig verschijnsel bij dichters waarover bij mijn weten voor het eerst door Vestdijk is geschreven. Naar aanleiding van Tusschenspelen van Boutens merkt Vestdijk op dat veel dichters na een veelbelovend begin verslappen om later weer zich zelf te hervinden. Tijdens die fase van het verslappen worden slechte gedichten geschreven of zwijgt de dichter (Valéry is van het laatste een voorbeeld). Ook Thomas Hardy is begonnen als dichter en zijn vers ‘Neutral Tones’ - volgens F.R. Leavis Hardy's beste gedicht - dateert van voor de periode van zijn romans. Weliswaar zijn Hardy's jeugdgedichten eerst na zijn romans gepubliceerd maar ze werden geschreven in de tijd van zijn al dan niet kortstondige verhouding met Tryphena Sparks. Na die periode volgde de negatieve fase waarin ook Hardy zweeg als dichter. In die tijd ontstonden de romans. Men zou kunnen beweren dat hij juist in die fase prachtige verzen schreef. Trevor Johnson heeft gedeelten uit Far From the Madding Crowd als blanke verzen opgeschreven. Het resultaat van zijn manipulaties is verbluffend. Passages uit Tess of d'Urbervilles leveren zelfs nog fraaiere ge- | |
| |
dichten op naar ik heb vastgesteld. Hardy heeft zijn gedichten in die negatieve fase in zijn romans verscholen. Als gevolg daarvan heeft hij de mooiste poëtische romans in het Engels geschreven. Pas na de afschuwelijke kritieken op Jude the Obscure is hij opnieuw begonnen met het schrijven van verzen. Hij heeft in die tijd ook nog lang drama gepubliceerd, The Dynasts, over de oorlog van Engeland tegen Napoleon, een werk dat in zijn oeuvre ongeveer dezelfde plaats inneemt als A Fable in het oeuvre van Faulkner, maar waarmee ik niet erg uit de voeten kan. Zijn mooiste poëzie dateert van na de dood van zijn vrouw in 1912. Hardy was toen reeds tweeënzeventig jaar oud, een leeftijd die de meeste dichters niet bereiken. Zijn poëzie is dan ook de poëzie van een oude man; het is weemoedige poëzie over het verleden. Maar ze is niet alleen in de vormen van het verleden geschreven. Hardy experimenteerde met versvormen en vooral met metra. Soms greep hij wel terug op heel oude vormen; hij bestudeerde oude Engelse en Latijnse gedichten teneinde oude ritmes te ontdekken. Zijn poëzie is daarom vooral een poëzie van vreemde ritmes en van een vaak onbeholpen aandoende metriek. Maar die onbeholpenheid wordt door velen als een kracht ervaren. Soms kun je niet goed ontdekken welk metrum Hardy gebruikt en de krampachtige pogingen van Southworth om de poëzie van Hardy te scanderen hebben iets lachwekkends. Neem de versregel: ‘Dead leaves blew into my room’ uit het gedicht ‘A Night in November’. Je kunt de klemtoon leggen op leaves en alle andere lettergrepen onbeklemtoond laten. Je kunt de klemtoon ook leggen op into my room en dead leaves onbeklemtoond laten. Het is allebei mogelijk, ook in het geheel van het gedicht, en daardoor ontstaat iets dat ik het ontsnappende metrum zou willen noemen. Door dat ontsnappende metrum wordt zijn poëzie soms moeilijk leesbaar, temeer daar Hardy vaak moeilijke, onbekende en zelfgemaakte woorden gebruikt. Maar anderzijds veroorzaakt dat ontsnappende metrum regels die je niet meer vergeet, deels omdat ze telkens in een andere metrische vermomming door het geheugen worden gereproduceerd, deels ook omdat daardoor de inhoud telkens in een ander licht verschijnt. In ‘A Night in November’ is dat wel heel sterk; haast alle regels laten zich op diverse manieren lezen waardoor
| |
| |
het gedicht, ook via het metrum, die vluchtige sensatie overbrengt: het lijkt wel of zij (dat is de vrouw van Hardy) weer even in de kamer was of toch eigenlijk niet, het was alleen maar een gedachte, alleen maar een blad dat mijn hand aanraakte.
I marked when the weather changed,
And the panes began to quake,
And the winds rose up and ranged,
That night, lying half-awake.
Dead leaves blew into my room,
And aligthed upon my bed,
And a tree declared to the gloom
Its sorrow that they were shed.
One leaf of them touched my hand,
And I thought that it was you
There stood as you used to stand,
And saying at last you knew.
Soms gaat hij ook over van het ene metrum naar het andere, onder andere in het gedicht ‘The Voice’, hij moduleert dan het metrum. Zijn beste poëzie is vooral muzikaal maar dan op een weerbarstige wijze. Lang niet alle gedichten van Hardy hebben helaas deze eigenschappen. Zijn poëzie is als een schraal blauw grasland met veel hoog opgaande zuring en enkele orchideeën. Een groot deel van zijn negenhonderdzevenenveertig gedichten gaat over voorbijkomende doodkisten, doodkisten in aanbouw, geestverschijningen op kerkhoven en aanverwante zaken. Dat soort gedichten is vaak erg slecht hoewel een gedicht als ‘Friends Beyond’ (ook over geesten op een kerkhof) dan plotseling weer vooruitloopt op de befaamde Spoon River Anthology van Edgar Lee Masters. Zodra echter in Hardy's gedichten via ontsnappende en modulerende metra die betoverende taalmuziek ontstaat is er haast altijd sprake van goede poëzie. In die vaak persoonlijke verzen klinkt een bescheiden maar volkomen eigen geluid dat men, vóór Hardy tenminste, vergeefs in de Engelse poëzie zoekt. Over dat geheel eigen geluid wordt zeer verschil- | |
| |
lend gedacht. Ezra Pound, Dylan Thomas, Philip Larkin en Donald Davie beschouwden Hardy als één van de grootste Engelse dichters maar T.S. Eliot had geen goed woord voor de dichter Hardy over.
Hardy heeft een, soms zelfs grimmige, soms zelfs zeer moderne spreekstijl ingevoerd in zijn poëzie die bij voorbeeld de dichter Philip Larkin sterk heeft beïnvloed. Tegelijkertijd heeft Hardy's poëzie vaak een sterk romantische inslag. Het is deze ambivalentie die in hoge mate typerend is voor Hardy. Hij was een man van tegenstellingen, tot zelfs in de gebruikte technieken in zijn romans en gedichten toe. Zijn werk weerspiegelt de tegenstelling tussen landelijkheid en grote stad, tussen vitaal optimisme en zwartgallig pessimisme, tussen de voor- en nadelen van zelfstudie, tussen heidendom en christendom. Hardy was een agnost die heimelijk terugverlangde naar het christelijke geloof wat hij ontroerend heeft weergegeven in zijn beroemde gedicht pe ‘TOxen’. Bij hem komen allerlei lijnen samen die tot dan toe in droza en poëzie evenwijdig hadden gelopen in Engeland. Daarhoor had hij weinig echte voorgangers. Na hem waaieren die lijnen weer uit over schrijvers en dichters als Lawrence en Larkin. Zowel zijn gedichten als zijn romans vertonen soms ernstige gebreken maar de grootste fout die men maken kan is wel dat men zich blind staart op die gebreken. Tot nu toe heeft men dat te veel gedaan, behalve vreemd genoeg in Japan, Duitsland en de Verenigde Staten, waardoor men nog altijd niet toegekomen is aan het op zijn juiste waarde schatten van zijn unieke plaats in de literatuur als dichtende romanschrijver en romans schrijvende dichter.
|
|