| |
| |
| |
Theodor Fontane
De meest bijzondere eigenschap van Fontane's romans is stellig dat zij van de hand zijn van een schrijver die de zestig al gepasseerd was. Weliswaar had Fontane, toen zijn eerste roman Vor dem Sturm in 1878 (Fontane was toen achtenvijftig jaar) uitkwam, al ruim tien jaar aan dit boek gewerkt en men zou dus kunnen zeggen dat Fontane al voor zijn vijftigste levensjaar als romanschrijver is begonnen. Maar Vor dem Sturm is niet karakteristiek voor Fontane; het heeft, afgezien van de laatste honderdvijftig bladzijden van de in totaal zevenhonderd bladzijden, niet die eigenaardige, jeugdige frisheid die zo kenmerkend is voor het latere werk, het is een te lange, saaie roman van een oud schrijver, een werk waarmee men een schrijversloopbaan afsluit, niet een debuut. Het lijkt het meest op Der Stechlin, Fontane's laatste werk. Hubert Ohl heeft aangetoond dat in beide romans een vergelijkbaar soort symboliek te vinden is en hij klopt die symboliek op tot iets heel bijzonders maar in feite zijn het twee niet geheel geslaagde pogingen om via een symbool de geschiedenis en het leven van een individu te vervlechten.
De echte Fontane is de Fontane van de in 1882 verschenen novellen L'Adultera en Schach von Wuthenow. Om het eigenaardige verschijnsel te verklaren van een schrijver die na zijn zestigste begint en op zijn vijfenzeventigste zijn meesterwerk schrijft hebben zowel Thomas Mann als Georg Lukács het woord ‘rijping’ gebruikt, Thomas Mann in de zin van persoonlijke rijping, Georg Lukács in de zin van maatschappelijke rijping. Mij kunnen deze twee varianten van de rijpingstheorie niet bekoren; als iemand met het schrijven van romans begint na zijn vijfendertigste zou men kunnen spreken van rijping, van een late bloei juist zoals men in de muziek in het geval van Bruckner van een late bloei spreekt. Maar als iemand begint na zijn zestigste moeten er andere oorzaken zijn. Fontane's tijdgenoten hebben, toen hij plotseling debuteerde met een historische roman, stellig vreemd opgekeken. Zij kenden hem als een
| |
| |
zeer goed journalist, als een verdienstelijk amateur historicus, als een boeiend verteller over zijn reizen in Engeland en vooral over zijn reizen door de Mark Brandenburg en als een scherp toneelcriticus. Fontane was al op allerlei terreinen een geheel gerijpte persoonlijkheid. Geen tijdgenoot kan gedacht hebben toen de eerste romans verschenen: nu is Fontane dan eindelijk gerijpt. Als Rudy Kousbroek in 1988 plotseling zou debuteren met een roman zouden we ook vreemd opkijken en we zouden stellig niet spreken over ‘nu pas gerijpt’.
Ik denk dat de oorzaken van het fenomeen van de romanschrijver op pensioengerechtigde leeftijd gezocht moeten worden in het leven van Fontane zelf en in de toestand van de Duitse literatuur in de vorige eeuw. Om met het leven van Fontane te beginnen: in zijn werk is vanaf het eerste begin in 1854 een duidelijk autobiografisch element te bespeuren, een neiging om het zelf beleefde te verknopen met historische gebeurtenissen, een neiging ook om voorvallen en anekdotes uit de onmiddellijke omgeving te verwerken in een verhaal. Zo zijn de reisboeken over Engeland geschreven en de zeer omvangrijke maar nog steeds zo leesbare en verrukkelijke drie delen over de Wanderungen durch die Mark Brandenburg. Ook in het indrukwekkende, persoonlijke boek Kriegsgefangen en in Aus den Tagen der Okkupation (beide boeken handelen over de Frans-Duitse oorlog van 1870) is diezelfde tendens merkbaar. Toen Fontane zich ten slotte voorgoed in Berlijn vestigde bleef diezelfde neiging bestaan om een soort van historiserende autobiografie te schrijven, maar omdat hij vanzelfsprekend niet zonder meer alles wat hij in Berlijn zag, hoorde en beleefde openbaar kon maken, restte slechts de romanvorm als mogelijkheid om zijn ervaringen te verwerken. Wanderungen durch Berlin waren niet mogelijk. Dat Fontane inderdaad allerlei geschiedenissen uit zijn omgeving of kranteberichten in zijn romans verwerkte is uit onderzoek gebleken. De lijn die begint met Ein Sommer in London van 1854 wordt in de romans doorgetrokken. Het enige dat vreemd is, is dat Fontane niet al veel eerder sommige ervaringen in romanvorm verwerkte. Maar hij schreef voor de mensen in Berlijn, zijn ervaringen buiten Berlijn kon hij verwerken in reisboeken, zijn ervaringen in Berlijn moesten anders
| |
| |
verwerkt worden. Had hij ook na de dag waarop hij zich in Berlijn vestigde reisboeken willen schrijven, waarover had hij dan moeten schrijven? Ook zijn er stellig financiële redenen geweest die Fontane ertoe brachten romans te gaan schrijven; om te kunnen blijven eten moest hij blijven schrijven, dus schakelde hij over op de produktie van romans. Wat vooral vreemd is, is dat iemand die zo bij uitstek geschikt bleek voor het schrijven van romans dat pas ontdekte op hoge leeftijd. Toch kan men in de reisboeken zien dat Fontane ongelofelijk goed kan vertellen.
Een tweede reden waarom Fontane zo laat begon is stellig dat hij niet kon aanknopen bij een hem passende Duitse traditie van romans schrijven. Men behoeft maar een roman van Fontane op te slaan om te ontdekken dat er heel weinig verband is tussen zijn eigenaardig karige en tegelijkertijd zo frisse verteltrant en alles wat men van andere Duitsers kan lezen. Het tot leven wekken van personen via dialogen, een kunst die Fontane tot in de perfectie beheerste, is tot aan Fontane een vrijwel onbekend verschijnsel in de Duitse letterkunde. Bijna alle eigenschappen van de schrijver Fontane, die hij zelf graag verklaarde uit zijn Franse afkomst, zijn on-duits. Hij schreef geen lange Bildungsromans zoals Wilhelm Meisters Lehrjahre of Der Grüne Heinrich, hij zou ze niet hebben kunnen schrijven.
Om dieper door te stoten naar een verklaring voor de jeugdwerken van de zestigjarige Fontane is het wellicht verhelderend hem te vergelijken met een tijdgenoot die heel anders schreef maar van hetzelfde niveau is: Wilhelm Raabe. Er zijn een paar opvallende overeenkomsten tussen Raabe en Fontane, ze zijn bijna even oud geworden, Raabe negenenzeventig jaar plus twee maanden, Fontane negenenzeventig jaar min twee maanden. Fontane werd geboren in 1819 en trouwde in 1850; Raabe werd geboren in 1831 en trouwde in 1862, op dezelfde leeftijd kortom. Beide huwelijken waren niet erg gelukkig. Fontane was eerst lange tijd een min of meer mislukte apothekersleerling; Raabe was enige tijd leerling in een boekhandel en dat was ook geen succes. Beide schrijvers waren zeer belezen autodidacten. De ongewoon grote betekenis van het langdurige verblijf in Engeland voor Fontane vindt zijn parallel in de bijzondere betekenis van het verblijf in Stuttgart voor Wilhelm Raabe. Het opvallen- | |
| |
de is dat, hoewel er een leeftijdsverschil is van twaalf jaren tussen beide auteurs, hun beste werken in precies dezelfde periode zijn verschenen. Volgens Barker Fairley begint de reeks van meesterwerken van Raabe met Horacker dat in 1876 verscheen. Als we het onvoltooide Altershausen buiten beschouwing laten, verscheen het laatste werk van Raabe, Hastenbeck, in hetzelfde jaar als Der Stechlin, het laatste werk van Fontane. Van 1880 tot 1899 verschenen van beide auteurs een serie werken die behoren bij de beste romans uit de wereldliteratuur. Raabe en Fontane hebben ook met elkaar gemeen dat ze gefascineerd werden door de geschiedenis en met name het verschijnsel oorlog daarin. Interessant is een parallel op het romantechnische vlak: het veelvuldig gebruik van brieven om personen in romans te karakteriseren. Maar verder zijn Fontane en Raabe in alle opzichten elkaars tegenpolen. Zij representeren als de twee grootste Duitse schrijvers uit de tweede helft van de vorige eeuw die steeds weer in de literatuur opduikende tegenstelling tussen het type auteur dat objectiveert en observeert en het type auteur dat schrijft vanuit het beter begrijpen van het eigen ik, het type auteur dat zich zelf onderzoekt en subjectiveert. Het is de tegenstelling tussen Tolstoj en Dostojewski, Roger Martin du Gard en Marcel Proust, Anthony Trollope en Charles Dickens, Balzac en Stendhal, Hemingway en Faulkner.
Maar hoewel zij zeer verschillend waren hebben Fontane en Raabe ook gemeen dat zij pas op hoge leeftijd hun meesterlijke romans schreven. Raabe schreef echter ook romans in de tijd dat Fontane reisboeken maakte. Behalve zijn onvolprezen eersteling Die Chronik der Sperlinggasse, zijn dat echte Bildungsromans, naweeën van Wilhelm Meister, mislukkingen die Raabe zelf later karakteriseerde als ‘Kinderbüchern vor der Geburt’. Raabe is al schrijvend zich zelf geworden, hij heeft zich langzaam bevrijd van de drukkende last van de Bildungsroman en is daarbij, zonder ooit het specifiek Duitse element te loochenen, gekomen tot een hoogst persoonlijke romanvorm waarbij hij weliswaar teruggreep op Sterne maar waarmee hij vooral vooruit loopt op latere ontwikkelingen. Raabe was wellicht de meest experimentele romanschrijver uit de vorige eeuw; een boek als Drei Federn met zijn drie verschillende vertellers die
| |
| |
ieder een deel van het verhaal vertellen lijkt qua compositie verrassend veel op The Sound and the Fury van William Faulkner en As I lay dying van dezelfde auteur lijkt net zoveel op Im alten Eisen als De rijke man van Van Schendel lijkt op The Needle's Eye van Margaret Drabble. Zelfs is, zoals F.C. Maatje aantoonde, de ‘stream of consciousness’-techniek al bij Raabe te vinden. Raabe moest, voor hij tot het schrijven van zijn late korte romans kon komen, afrekenen met de Duitse traditie, dezelfde traditie die Fontane bij het schrijven van romans geheel afremde totdat hij, via boeken over oorlogen, autobiografische geschriften en reisboeken de vorm vond voor zijn eveneens korte romans. Het is grappig dat tijdgenoten over de late romans van Raabe klaagden dat ze niet op Der Hungerpastor leken juist zoals ze bij Fontane's romans erover klaagden dat ze niet op de Wanderungen leken.
Natuurlijk heeft ook het verblijf in Engeland belangrijk bijgedragen aan de vorming van de schrijver Fontane omdat hij daar wel een traditie vond waarbij hij kon aansluiten. Fontane's romans zou men zelfs als een soort kruising kunnen zien van de romans van Walter Scott en Jane Austen. Van Scott, die Fontane mateloos bewonderde, leerde hij vooral om dialogen te schrijven en om eenvoudige mensen uit het volk te laten optreden als een soort van koor op de achtergrond dat commentaar levert op het doen en laten van de hogere standen. Ook Thomas Hardy heeft dat van Scott geleerd. Hoe je een conversatie in een groot gezelschap moet weergeven zou Fontane van Jane Austen geleerd kunnen hebben maar Fontane heeft, voor zover ik weet, nooit een woord over haar gezegd. Misschien is hier ook sprake van invloed van Thackeray.
Fontane heeft met zijn in stilistisch opzicht zo volmaakte romans een grote invloed gehad op latere auteurs. Vooral Thomas en Heinrich Mann zijn diepgaand door hem beïnvloed. Men zou Die Buddenbrooks Fontane's postume meesterwerk kunnen noemen, juist zoals men de eerste symfonie van Brahms wel de tiende van Beethoven heeft genoemd. Naarmate Thomas Mann ouder wordt, ziet men de invloed van Fontane verdwijnen, de geest van Fontane verdampt in zijn werk. In een boek als Dr. Faustus dat een verrijkte uitvergroting lijkt van
| |
| |
Die Akten des Vogelsangs van Wilhelm Raabe is van Fontane niets meer te bespeuren.
| |
Individu-gemeenschap
In de laatste honderdvijftig bladzijden van Vor dem Sturm, als Fontane schrijft over de mislukte poging van Pruisische manschappen om de uit Rusland terugkerende Fransen in Frankfurt aan te vallen, hoort men plotseling die typische Fontanetoon die in zijn meest pure vorm terug te vinden is in de brieven uit de laatste twintig jaar van zijn leven. Weliswaar is die toon ook al te horen in Kriegsgefangen, dat sobere verslag van Fontane's krijgsgevangenschap in Frankrijk. Maar pas in de romans ontplooit Fontane zijn talent zuinig om te gaan met woorden. Soms lijkt het of Fontane een hekel had aan schrijven en daarom broedde op de kernachtigste formulering. Fontane muntte het woord, hij zag kans om met simpele details veel duidelijk te maken. Zo verhaalt hij in Die Poggenpuhls over een schilderij waarop een lid van de familie Poggenpuhl is afgebeeld. Maar hij is nauwelijks te zien omdat op het schilderij hoofdzakelijk kruitdamp aanwezig is. Met dat detail karakteriseert Fontane op meesterlijke wijze deze familie van vechtjassen. En de verarming en vergane glorie van de familie geeft hij weer door achteloos te vertellen dat het schilderij regelmatig van de muur valt.
Fontane is de eerste Duitse schrijver die soms hele bladzijden vult met dialogen. In elke volgende roman nemen de dialogen meer ruimte in. Frau Jenny Treibel en Der Stechlin bestaan bijna uitsluitend uit gesprekken. Het fascinerende van Fontane's romans is dat hij, hoewel ook die dialogen uitmunten door dat karige taalgebruik, toch kans heeft gezien om elke romanfiguur op een voor hem of haar karakteristieke wijze te laten spreken. De mensen in de romans van Fontane spreken tijdens diners en rijtoeren met elkaar over politiek en over andere mensen. Als zij over anderen spreken, brengen zij vaak een verfijnde vorm van roddel voort en via deze roddel komen de figuren in de romans van Fontane tot leven. Vaak zeggen verschillende figuren totaal uiteenlopende dingen over dezelfde persoon. Fontane lost zulke tegenstellingen niet op, hij laat
| |
| |
ze gewoon bestaan en daardoor ontstaan vaak heel levende mensen. Het is een soort van prismatechniek. Bij het karakteriseren van een bepaalde figuur leveren diegenen die over hem praten ieder voor zich een bepaalde kleur. De kleuren vormen te zamen een helder licht, als werden ze door een prisma gebundeld en in dit licht zien we de personen uit de romans van Fontane. Maar de roddel dient niet alleen ter karakterisering van de personen, ze heeft ook invloed op het gedrag van de personen. Fontane's meest belangrijke thema is de invloed van de gemeenschap op het handelen van het individu. Fontane beschrijft steeds het cybernetische regelsysteem van een gemeenschap die gedragsvarianten van individuele leden toetst aan de norm en terugstuurt naar de norm. Zodra men afwijkt van de norm (van de ‘sollwert’ in de cybernetica) treedt de corrigerende terugkoppeling op. Fontane omschreef zelf zijn hoofdthema als het conflict tussen hoe men moet handelen volgens de conventionele moraal en hoe men, zijn natuur volgend, zou willen handelen. Het woord natuur lijkt mij echter de zwakke plek in die omschrijving. Als Baron Botho uit Irrungen Wirrungen niet trouwt met het meisje Lene hoewel hij van haar houdt maar kiest voor een meisje van dezelfde stand kan men dat toch niet een uitbeelding noemen van een tegenstelling tussen cultuur en natuur. Botho wordt niet op Lene verliefd ondanks het standsverschil maar juist mede dankzij het standsverschil. Een deel van de charme van Lene is te danken aan het feit dat zij een gewoon meisje is; hef het standsverschil op en Lene is Lene niet meer. Dat Botho van Lene houdt is niet natuur maar juist een typisch cultuurverschijnsel. Eerst als Botho met Lene zou zijn getrouwd zou hij de norm van zijn milieu hebben overtreden - nu is er alleen maar sprake van een gedragsvariant die de gemeenschap tijdig corrigeert. Fontane is een modern schrijver omdat hij de interactie van individu en gemeenschap zo precies bestudeerde. Hij had een sterk sociologische kijk op het gedrag van enkelingen, hij had ook oog voor het feit hoezeer een gemeenschap met haar verstarde morele conventies een individu kan vermorzelen. Zijn meest bekende en aangrijpendste werk, Effi Briest, behandelt dat verschijnsel op onvergetelijke wijze.
Fontane heeft het conflict individu-gemeenschap in twee
| |
| |
typen verhalen uitgewerkt. Enerzijds heeft hij het telkens opnieuw beschreven in de romans die handelen over een oudere man die met een jongere vrouw trouwt, een gegeven dat al in Ellernklipp te vinden is en dat gevarieerd wordt in L'Adultera, Graf Petöfy, Cecile en Effi Briest. Anderzijds heeft hij het, vaak nog conciezer, behandeld via het gegeven van de verhouding tussen een meisje uit het volk en een jongen van hogere stand. In Vor dem Sturm is het al aanwezig; Schach von Wuthenow is een boeiende variant omdat het meisje daarin niet zozeer van lagere afkomst is maar niettemin in de ogen van de vrienden van Schach geen partij is voor hem. De essentie van Fontane's thematiek is, zo blijkt uit dit verhaal, niet een maatschappelijk conflict zoals Lukács wil, maar een wisselwerking tussen individu en gemeenschap. Men heeft Fontane vaak verweten, Lukács voorop, dat hij te weinig maatschappijkritiek leverde maar datgene waar het bij Fontane om gaat is niet zonder meer op te lossen via maatschappijveranderingen. In elke maatschappijvorm is een conflict gemeenschap-individu onvermijdelijk want elke maatschappijvorm zal normen kennen die voor een individu niet aanvaardbaar zijn. Dat het conflict bij Fontane vaak opgehangen is aan het standsverschil is niet een aanzet tot maatschappijkritiek maar slechts een goede mogelijkheid om het probleem te behandelen. In een klassenloze maatschappij zouden Botho en Lene wel kunnen trouwen maar waren ze waarschijnlijk helemaal niet verliefd op elkaar geworden.
De kracht van Fontane is juist dat hij een probleem behandelde dat verder reikt dan alleen maar de maatschappij waarin hij leefde. Ik geloof ook niet dat Fontane niet aan echte maatschappijkritiek toekwam omdat hij politiek nog niet voldoende gerijpt was, zoals Lukács meent, maar omdat hij al had ingezien dat het voortdurend hameren op de noodzaak van maatschappijkritiek een listige poging kan zijn om te verbloemen dat men zijn persoonlijke problemen niet kan oplossen. Fontane was veel te tolerant en begreep te veel van mensen dan dat hij zich had kunnen verslingeren aan de in feite zo gemakkelijke oplossing van het leveren van kritiek op een maatschappijvorm.
In ieder geval is Schach von Wuthenow de meest karakteristieke novelle van Fontane, een ongelofelijk knap verhaal en een
| |
| |
eerste hoogtepunt in zijn verhalende werk. Maar ook in Irrungen Wirrungen, in Stine, in Frau Jenny Treibel en Mathilde Möhring is uitgangspunt van de vertelling: een meisje van lagere komaf, een jongen van hogere stand. In Die Poggenpuhls en Der Stechlin is het thema ook aanwezig maar dan slechts als echo van wat vooraf ging. Twee romans ten slotte, verwant met de lijn L'Adultera-Effi Briest, handelen over de vervreemding van huwelijkspartners van gelijke leeftijd, namelijk het kostelijke misdaadverhaal Unterm Birnbaum en de prachtige roman Unwiederbringlich waarin Fontane een langzaam optredende vervreemding tussen twee aanvankelijk met elkaar zeer gelukkige huwelijkspartners, op even subtiele als pregnante wijze heeft weergegeven. Slechts de merkwaardige emigratieroman Quitt valt uit de toon in het oeuvre. Het boek is, ook omdat het voor de helft in Amerika speelt en niet in Noord-Duitsland, niet zo boeiend als de andere werken van Fontane.
Een merkwaardige eigenschap van Fontane is dat hij zijn thema zelden tot het einde toe behandelt. Het leek wel of een zekere schroom hem weerhield om het conflict individu-gemeenschap tot in zijn vaak bittere consequenties te volgen. In Ellernklipp pleegt een oude man, die met een jeugdige vrouw is getrouwd, zelfmoord voordat het conflict zich heeft toegespitst en juist zo gaat het in Graf Petöfy. In Cécile en Effi Briest is een duel waarbij in beide gevallen een dode valt, de enigszins geforceerde oplossing van het probleem en in Unwiederbringlich vormt een zelfmoord het abrupte einde van het boek. Zowel in Schach von Wuthenow als in Stine is ook weer een zelfmoord de weliswaar logische maar zeker niet enig denkbare oplossing van het probleem. In Frau Jenny Treibel en Die Poggenpuhls wordt het probleem voortijdig opgelost door het te elimineren via een kunstgreep en in Mathilde Möhring (het spiegelbeeld van Irrungen Wirrungen) sterft de mannelijke hoofdpersoon voordat het probleem arm meisje - jongen van stand geheel is uitgewerkt. Dat is bijzonder jammer want juist dit geestige verhaal over een arm meisje dat heel listig een jongen van stand weet te trouwen en hem vervolgens zo manipuleert dat hij een gevierd burgemeester wordt, breekt af op het moment dat er nog zoveel boeiends had kunnen volgen.
| |
| |
Slechts in Irrungen Wirrungen heeft Fontane zonder zelfmoord, duel of sterfgeval het probleem arm meisje - baron uitgebeeld. Irrungen Wirrungen is een volmaakte roman. Nadat je het hebt gelezen kijk je uit het raam en weet je dat de wereld anders is geworden. In Fontane's tijd betitelde men dit meesterwerk als een ‘hoerengeschiedenis’ omdat een baron met een meisje uit het volk een verhouding heeft. Later heeft men het werk gekritiseerd omdat de baron niet de moed opbrengt te breken met de conventionele moraal van zijn tijd, de moraal die wil dat een baron niet met een eenvoudig meisje kan trouwen. Misschien was Fontane zelf ook niet gelukkig met het droeve slot want later laat hij Mathilde Möhring wel trouwen met de jongen boven haar stand. Maar in Frau Jenny Treibel heeft Fontane ook laten zien waar het toe kan leiden om een meisje uit de middenstand op te nemen in een heel ander milieu; de vulgariteit van Frau Jenny Treibel kan een antwoord zijn op de kritiek op het uitgebleven huwelijk tussen de baron en Lene. Het slot van Irrungen Wirrungen is precies goed, niet alleen uit moreel oogpunt, maar ook omdat het feit dat de baron ten slotte een welbespraakte maar onbenullige vrouw van zijn stand trouwt aan de liefde van de baron en Lene juist dat element van weemoedigheid en tragiek toevoegt die deze treurige idylle zo onvergetelijk doet zijn. Als Lene de baron getrouwd zou hebben, zou hun door Fontane zo diep ontroerend weergegeven liefde immers nooit hebben kunnen standhouden in dat voze milieu van Pruisische jonkers, een milieu waarin men één van de ontroerendste romans uit de Duitse literatuur een ‘hoerengeschiedenis’ noemde, hetzelfde milieu inderdaad waaruit Hitler later zijn generaals recruteerde.
| |
Vrouwen
Heel opvallend is dat in de romans van Fontane de vrouw zo'n belangrijke plaats inneemt. Het is al te zien aan de titels van zijn werken: Grete Minde, L'Adultera, Cécile, Stine, Frau Jenny Treibel, Mathilde Möhring, Effi Briest. Er zijn heel weinig auteurs die zoveel vrouwen in hun titels hebben verwerkt. En de vrouwen in de romans van Fontane zijn vaak geestige, boeiende,
| |
| |
geëmancipeerde vrouwen, vrouwen die noch op de fatale vrouw, noch op het lieve, domme meisje lijken, de twee typen die zo dominant zijn in de romankunst. Maar misschien nog belangrijker is dat Fontane zo rücksichtlos partij kiest voor de vrouw. Effi Briest is helemaal geschreven om haar recht te doen wedervaren en hoewel men het boek vaak heeft vergeleken met Madame Bovary (en dan heeft opgemerkt dat het daarbij achterblijft), is nog niemand op de gedachte gekomen te zeggen dat die vergelijking alleen al daarom onbillijk is omdat Fontane zijn heldin zag als een slachtoffer van de levensomstandigheden van de vrouw in het algemeen, niet zozeer van haar levensomstandigheden in het bijzonder. Effi Briest is Fontane's meest onvergetelijke schepping op de voet gevolgd door Lene maar ook de broze Cécile is een uniek karakter evenals de lichtzinnige weduwe Pittelkow uit Stine. Zeer goed is ook het portret van Mathilde Möhring: haar onverschrokken, doelbewuste optreden en spreken zijn werkelijk fascinerend. Hoe meesterlijk zijn ook de poëtische en tegelijkertijd zo vulgaire Jenny Treibel en de wat starre, onbuigzame Christine uit Unwiederbringlich. In Der Stechlin is in de persoon van Melusine een in aanzet grootse vrouwenfiguur aanwezig maar het blijft misschien een torso. De roman was bedoeld als een weergave van de wisselwerking tussen de geschiedenis en het leven van een individu. Het blijkt al uit het beeld waarmee het boek opent: als er elders op de wereld iets belangrijks gebeurt zwiept het water in Der Stechlin, een meer in de Mark Brandenburg, hoog op en soms ziet men zelfs een rode haan boven de golven opstijgen. De symboliek is duidelijk: zoals dit meer beroerd wordt als elders iets belangrijks plaatsvindt, zo wordt ook het individu beroerd door de belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis die tijdens zijn leven plaatsvinden. Maar Fontane heeft die symboliek niet zo pregnant uitgewerkt als Raabe heeft gedaan in Das Odfeld. Raabe geeft daarin een beeld van vijf vluchtende mensen op een slagveld op een novemberdag tijdens de zevenjarige oorlog en die vlucht is een symbool voor het leed van de oorlog en tegelijkertijd een heel concreet gebeuren. Toch is Der Stechlin - een van de favoriete romans van Thomas Mann - een zeer plezierig boek. Volgens Petersen is Fontane in Der Stechlin geworden tot zijn
| |
| |
eigen Eckermann omdat Fontane de personen in dit boek over allerlei onderwerpen laat spreken die geen verband houden met het verhaal maar welke verhalen dienen om Fontane's denkbeelden over geschiedenis en politiek onder woorden te brengen. Later zal Thomas Mann in Der Zauberberg op vergelijkbare wijze te werk gaan. Ontroerend is het sterven weergegeven van Dubslav von Stechlin, een episode in de roman die herinnert aan het sterven van Septimus Harding in The last chronicle of Barset van Trollope, een auteur met wie Fontane veel gemeen heeft. Remak spreekt zelfs over ‘his startingly close English literary counterpart’. Zo heeft ook Fontane op het einde van zijn leven, evenals Trollope, een (tweedelige) autobiografie geschreven. Deze werken zijn ontstaan op doktersadvies en vooral Meine Kinderjahre, met dat grootse portret van de vader van Fontane, behoort tot het beste dat Fontane heeft voortgebracht. Maar meer nog dan in Meine Kinderjahre en Von Zwanzig bis Dreissig is de echte Fontane, de oude Fontane, de Fontane die Thomas Mann telkens weer naar de pen deed grijpen om nogmaals van zijn bewondering te getuigen, te vinden in die schitterende brieven aan vrienden en familie. Het zijn brieven die opvallen door hun bescheiden toon maar ook door hun wijsheid en door een eigenaardige, milde berusting. Soms doen de uitspraken in de brieven denken aan de aforismen van Nietzsche, soms spreekt Fontane zich zelf tegen, soms is hij onverwacht heftig en alles bij elkaar geven ze een beeld van een gecompliceerde persoonlijkheid.
Fontane heeft de Duitse schrijvers geleerd om lucide en concies te schrijven. Fontane heeft het stof weggeblazen uit de Duitse taal, Fontane is zelf één van de grootste Duitse stilisten. Hij is voor mij één van de grootste romanschrijvers al ontbreekt in zijn werk die toets van diepzinnigheid die bij Raabe op zo indrukwekkende wijze aanwezig is. Slechts Thomas Mann en Friedrich Nietzsche evenaren de briefschrijver Fontane en wat de reisboeken betreft: waar elders vindt men zoveel kostelijke anekdotes, zulke prachtige landschapsbeschrijvingen, zoveel boeiende uitweidingen over de geschiedenis als in de onvolprezen Wanderungen durch die Mark Brandenburg? En dan heb ik over de dichter Fontane nog in het geheel niets gezegd!
|
|