Geachte Muizenpoot en achttien andere gedichten(1966)–Fritzi ten Harmsen van der Beek– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] [Inleiding tot een gebed.] Inleiding tot een gebed. Op een dag dat de zon in het water scheen en Goud- maartje het koekoeksjong in haar bed vond zij hem lieflijker dan paardebloemen, krachtiger dan kuiken- achtige mimosapluimpjes (of waarschijnlijk omgekeerd) en noemde hem Hondekikkertje want naakt, rood en met een bars gezichtje van liefde afhankelijk, hij. En: - Vadertje, vadertje mag ik hem houden? - Neen kind, je moet hem de Koning weergeven van Leven en Dood. En dood, zodat ze nam een lang mes en slachtte de oude hals in het late uur, dat het bloed met het avondrood weg kon stromen. Zodoende. En het jong in een bak voor het raam en te groeien laten als kool. Hee, poppelepee, toen trokken de tafels krom, de spiegels besloegen en geld werd nog schaarser. En als zijn klein stemmetje [pagina 14] [p. 14] weende: Smakelijk eten, zij zat met wolven en tovenaars diep in de tuinen of erger nog, hoog op het dak, trans- parant van wellevendheid maar te verscheurd en te slecht onderricht om de lepel te zien in hun bek, zo verliefd als een ober en veel onderdaniger. Slechte bediening was dikwijls de klacht maar nu ja, pom pom pom. Dus kreeg ze een pak voor haar broek met een bos plastic bloemen van geld uit zijn spaarpot en vroeg hij om rekenschap! Wel, ze zei: Denk aan mij zoals aan die poes, waar je straf- werk voor maakte omdat hij dat zelf niet schrijven kon: ‘Moeders mogen geen muizen eten, betoverde ijskonijnen, prinsen of draken. Dieu des Enfants, laat ze bidden en vasten, amen.’ Zeg duizend maal. Vorige Volgende