Eenighe gheestelijcke liedekens
(1612)–J. Jacobsz. Harlingen– AuteursrechtvrijNa de wyse: O Venus mijn liet in dit verdriet.
1.
ICk roep tot u O Schepper mijnGa naar margenoot+
Wilt my doch nu verhoorenGa naar margenoot+
Wilt mijnder doch ghenadich zijnGa naar margenoot+
| |
[Folio 50v]
| |
Ga naar margenoot+Laet my niet zijn verlooren,
Ga naar margenoot+O Heer u gratie menichfout,
Ga naar margenoot+Laet my ontfaen want my berout
Ga naar margenoot+Mijn sonden en mijn misdaedt,
Ga naar margenoot+Nacht ende dach roep ick tot u om baet.
2.
Ga naar margenoot+Ick heb berou o Heere Ient,
Ga naar margenoot+Van alle mijn sonde quade,
Ga naar margenoot+Mijn brosheyt is u wel bekent,
Ga naar margenoot+Gheeft my o Heer ghenade,
Ga naar margenoot+Vwen gheest van boven in my sendt,
Ga naar margenoot+Die my van alle quaet af wendt,
Ga naar margenoot+En leert my doch het goet,
IGa naar margenoot+Nacht ende dach daer toe helpt my met spoet.
3.
Ga naar margenoot+Een lidt te zijn aen u lichaem,
Ga naar margenoot+Maeckt my daer toe ydoone,
Ga naar margenoot+Daer ghy het hooft af zijt eersaem,
Ga naar margenoot+Een ranck uws wijnstocx schoone,
Ga naar margenoot+Begheer ick oock te zijn vruchtbaer,
Ga naar margenoot+Dat bid ick u voor end naer,
Ga naar margenoot+Daer ghy die stamme af zijt,
Ga naar margenoot+Nacht ende dach my met uwen gheest verblijt.
4.
Ga naar margenoot+Maeckt my doch weerdich en bequaem
Ga naar margenoot+Een steen aen uwen Tempel,
Ga naar margenoot+Ghy den hoecksteen so ick raem,
Ga naar margenoot+Sonder eenighe vleck oft rempel,
Ga naar margenoot+Wilt mijn gheloof vermeeren o Heer,
Ga naar margenoot+Te wandelen uwen wegh oock leer,
| |
[Folio 51r]
| |
Al na die rechte stadt,Ga naar margenoot+
Nacht ende dach soeck ick na desen padt.Ga naar margenoot+
5.
In sonden ben ick ontfanghen hoort,Ga naar margenoot+
Wat sal ick doch beginnen,Ga naar margenoot+
En oock daer in gheboren voort,Ga naar margenoot+
T'vleysch gaetet quaet beminnen,Ga naar margenoot+
Mijn gheest o Heer dat wederstaet,Ga naar margenoot+
Ick roep tot u comt my te baet,Ga naar margenoot+
Helpt my mijn vleys vertreen,Ga naar margenoot+
Nacht ende dach begheer ick dat alleen.Ga naar margenoot+
6.
Weest niet verslaghen leden teer,Ga naar margenoot+
Ick sal u geven rade,Ga naar margenoot+
Stelt u teghen het vleys te weer,Ga naar margenoot+
So staet ghy in ghenade,Ga naar margenoot+
En soeckt na t'cleyne ghetal met vlijt,Ga naar margenoot+
T'welck wort van alle man benijdt,Ga naar margenoot+
Met dien maeckt u ghemeen,Ga naar margenoot+
Nacht ende dach so blijft by haer alleen.Ga naar margenoot+
7.
want sy is reyn, Gods bruyt certeyn,Ga naar margenoot+
En oock sijn uytvercoren,Ga naar margenoot+
Het zijn Gods kinders en anders geyn,Ga naar margenoot+
Sy zijn van hem gheborenGa naar margenoot+
Wt water en oock gheest en vyer,Ga naar margenoot+
Recht na Christus aert en manier,Ga naar margenoot+
Sy zijn hem onderdaenGa naar margenoot+
Nacht ende dach doen sy na sijn vermaen.Ga naar margenoot+
8.
| |
[Folio 51v]
| |
Ga naar margenoot+Dit is die heylighe stadt hoort mijn
Ga naar margenoot+Dat nieuwe Ierusalem schoone
Ga naar margenoot+Daer gheen onreynicheydt moet in
Ga naar margenoot+Daerom moet ghy stryden koone
Ga naar margenoot+Daer buyten zijn honden en toovenaers,
Hoereerders, dronckaerts en leughenaers
Ga naar margenoot+Die altijdt bytende zijn
Ga naar margenoot+Nacht ende dach teghen dese burghers fijn.
9.
Die dit liet eerst heeft ghedicht
Hy is alsoo beraden
Ga naar margenoot+Te wandelen al in het licht
Ga naar margenoot+Hy bidt Godt om ghenaden:
Ga naar margenoot+Och vrinden hoort wel dit bediet
En wilt hem doch verstooten niet
Ga naar margenoot+Want hy begheert devijn
Ga naar margenoot+Nacht ende dach in Gods Gemeente te zijn
|
|