Eenighe gheestelijcke liedekens
(1612)–J. Jacobsz. Harlingen– Auteursrechtvrij
[Folio 17v]
| |
Nae de wyse: Christe du bist dach unde licht.
1.
Ga naar margenoot+DAt ick een slot voor mynen mont
Ga naar margenoot+Huig, en een zeghel drucken cont
Ga naar margenoot+Op dat ick gheen val en verworf,
Ga naar margenoot+En my mijn eyghen tong verdorf.
2.
Ga naar margenoot+Heere God Vader, mijns levens Heer
Ga naar margenoot+En laet my comen nimmermeer,
Ga naar margenoot+Onder die valsche lastermont
Dat ick daer niet en gae te gront.
3.
Ga naar margenoot+O dat ick in een toom en strick
Mijn ghedachten hielt alle ghelijck,
Ga naar margenoot+En mijn hert met des Heeren Woort
Ga naar margenoot+Castyde ghelijck dat behoort.
4.
Ga naar margenoot+En dat ick my verschoonde niet,
Waer daer een val aen my gheschiet,
Dat ick gheen sonde aen en richt
End een groote dwalinghe sticht.
5.
Ga naar margenoot+Gheen quaet oock daer door brocht te hoop
Ga naar margenoot+Op dat ick in mijn rechte loop
Ga naar margenoot+Niet ondergae voor mijn vyant,
Ga naar margenoot+Noch haer worden tot spot en schant.
| |
[Folio 18r]
| |
6.
Heer God Vader, mijn levens HeerGa naar margenoot+
Werckt doch in my door uwe Leer,Ga naar margenoot+
Dat d'onschamel ghesicht wert blust,
Keert van my alle boose lust.Ga naar margenoot+
7.
En laet my niet in gulsicheytGa naar margenoot+
Vallen, en oncuysch zijn bereytGa naar margenoot+
Tot eenich quaet, maer my bewaertGa naar margenoot+
Voor een onbeschaemt hert.
8.
Dit een ghebedt van Iesus Soon,Ga naar margenoot+
Syrach een ranck gloeyende schoon,
Waer in hy kont doet zijn ghevecht
Alsoo ick, maer met meerder recht.Ga naar margenoot+
9.
O Heer mijn recht'en mijn ghevecht
Vaet my gantsch hart u swacke knechtGa naar margenoot+
Nae hulp en troost is mijn verlangGa naar margenoot+
T'is oock d'oorsaeck van mynen sang.
10.
Mijn vleysch is broos, mijn cracht is nietGa naar margenoot+
Ten sy dat van u hulp gheschiet,Ga naar margenoot+
Ick mach bestaen tot gheender stont,Ga naar margenoot+
Dit ghetuycht beyd mijn hert en mont.Ga naar margenoot+
11.
Ick bid Heer om u Heylighen GheestGa naar margenoot+
Dat mijn cranckheyt worde gheneest,Ga naar margenoot+
Dat ick daer door dach ende nachtGa naar margenoot+
In u Woort houde mijn ghedacht.Ga naar margenoot+
| |
[Folio 18v]
| |
12.
Ga naar margenoot+Dats in my op alle plaetsen ghelt,
Ga naar margenoot+Het sy in huys of op het velt,
Als ick my nederlegh en rust,
Ga naar margenoot+Oft opstae, datse nimmer blust.
13.
Tot dat sy my vercondicht dra,
V gherechtigheydt en ghena,
Ga naar margenoot+Op dat mijn vleesch recht word' ghecruyst,
Ga naar margenoot+En mijn gheest hebbe stadich lust.
14.
Met een godlijcke droeffenis,
Ga naar margenoot+Die salicheydt wercket ghewis,
O Heer my alle tijt bedout,
Dats een rou die niet en berout.
15.
Want wie alsoo in den vleessche lijt,
Ga naar margenoot+Die hoed' hem voor sonden met vlijt,
Ga naar margenoot+Op dat hy voort zijns levens rest,
Ga naar margenoot+Met Godes wille stae nae 't best.
16.
Tot sulcken ent sonder afwent,
Bewaert my O Heer ongheschent,
Ga naar margenoot+Maer mijn vleesch latet lyden al,
Ga naar margenoot+Dat u Heere believen sal.
|
|