Van Japan
(1775)–Onno Zwier van Haren– AuteursrechtvrijZeevende onderzoek.
| |
[pagina 51]
| |
Dat die waardigheid van Dayro, gelyk die van Caliph, erflyk geweest zynde, in onse twaalfde Eeuw, en byna in de zelve tyd, de zelve zoort van gebeurtenis is voorgevallen tot Bagdad en Meaco, dat een of meer verwyfde Vorsten, te lafhartig om aan 't hoofd van hunne leegers te verschynen, Generaals hebben gevonden, welke de militaire macht eens in handen gekreegen hebbende, die voor zig zelven hebben weeten te behouden: gelyk die ook reeds in de agtste eeuw in Vrankryk, de Maires du Palais hadden gedaan. Met dit onderscheid nogtans dat deese hunne luye en wellustige Meesters geheel durfden afzetten; en dat de Arabise en Japanse Generaals, waarschynlyk meer aan Nationaale vooroordeelen moetende toegeeven, de Wereldlyke bestiering alleen op zig hebben genomen; de zorg voor de gebeeden, het uitdeelen van Geestelyke Eertytels, en 't in order houden van eene meenigte Vrouwen en weerlose Slaaven, in weelige Paleysen; aan de Caliphen en Dayros overlaatende. Dat eene diergelyke omwenteling niet heeft kunnen in 't werk gesteld worden, zonder bystand van andere Grooten, aan welke gevolgelyk dan ook zommige gedeelten van 't Ryk in een zoort van onafhankerykheid hebben moeten werden toegestaan: hier van daan, de vernieuw de, of op nieuws gegeevene gunstige voorwaarden van de Groote Leenen in Europa, de verscheidene Dynastien der Arabiers in Asia, Africa en Spanjen, en de meenigvuldige kleine Koningryken en Vorstendommen in Japan: zonder dat in 't Oost nog in 't West, die Generaals of hare Opvolgers by welke de grootste Heerschappy, en macht was gebleeven, uit het oog verlooren het vaste, hoewel geheime, voorneemen, om de andere zwakkere Grooten, weder onder hun gebied te brengen, zo ras de geleegenheid daar toe gunstig zoude zyn. Dat het Japanse Ryk zig in die staat bevindende, de Christelyke Godsdienst aldaar is aangekondigd, en door verscheidene gunstige omstandigheeden geholpen, in korten tyd in een bloeyende gesteldheid is geraakt. | |
[pagina 52]
| |
Want de gisting van de geesten om de volstrekte Oppermacht weder in de handen van de weereldlyke Keizer te brengen was op het hoogste in deese dagen: en sy die daar meede bezwangerd gingen, onverschillig op de Godsdienst, waren alleen maar bedagt op Staatkundige maatregulen, om de mindere Koningen verdeeld te houden; en dus den eenen na den anderen in onderwerping te brengen; waar toe, zo lang dit groote werk niet was ten einde gebragt, verschillen van Godsdienst zelve, door tweedracht een gewenscht middel konden worden. Die geene welke nog niet volkomen van 't Hof van Jedo afhongen, maar het aannaaderende gevaar bespeurden, hielden zig gewaapend zo veel sy konden: hier toe was geld nodig. En dewyl de winsten van de Portugeesen die op de Zeehavens van Japan Handel dreeven onmeetbaar waren, begrypt men ligt dat de Europeise en Indise producten door de Portugeesen aangebragt, met geen minder profyt door de Japanse Cooplieden van de Kusten in 't binnenste van 't Ryk wierden verkogt. Elk byzonder Vorst, die dan maar eene Zee-stad in syn gebied had op 't Eyland van Ximo, daar de beste Havens en Ree en voor de Portugeesen zig bevonden, zogt, op de aanlokkelykste wyse dien ryken oogst in syne Staaten te brengen en te houden: en een Volk zelfs minder schrander als de Japanners, moest spoedig gewaar worden, hoe veel de Portugeesen luisterden na de verzoeken hunner Priesteren. Want de Portugeese Natie in de Indiën was in die tyd een singulier zamenstel: niets was stouter in onderneemingen, kundiger in maatregulen, dapperder in uitvoering, en bekwaamer in Zee-vaart: maar ook niets was meer overladen met misdaaden en devotie; en dus gereeder tot goede werken, waar van de uitbreiding van 't Christendom, eene van de verdienstigste wierd gehouden: en hier van was de eerbied voor Zendelingen een natuurlyk gevolg. De Japanners gaven derhalven aan Xavier en syne Opvolgeren alle vryheid om in de Zeeplaatsen, en in 't om- | |
[pagina 53]
| |
leggend platte land te preediken: en die Geestelyken verkreegen ligt met beweeglyke brieven, van de Portugeese Capteins en Handelaars om met scheepen en waaren te verschynen in die Havens, van welke de Heeren de Christelyke Godsdienst meest beschermden. En by de winsten voor Vorst en Cooplieden voegde zig geen minder aantreksel voor 't gemeene Volk: de Armoede wierd in Japan aangezien als een blyk van Goddelyke straf; en deese nieuwe Priesteren leerden dat die was een deugd, waar van sy de ongemakkelyke oeffening voor zig behielden, terwyl haare milde hand overal de Armen en Ongelukkigen ging zoeken, laaven, en voeden. En dit konden sy doen: want de Societeit van de Jesuiten, hadde in het eerste begin van hare Instelling gelukkiglyk gevonden Xavier, eene van de onderneemenste, maar ook deugdzaamste Mannen die ooyt de Roomse Kerk hebben vercierd: en zoodaanig was de hoog agting en eerbied syner tydgenooten voor hem, dat meer dan eene ryke Portugees door syne vermaaningen bewoogen, of zelve in die Orden trad met alle syne goederen, of 't grootste gedeelte van syne goederen tot voortzetting van de Godsdienst aan die Orden schonk. Een nieuwe Leere die zig zo gunstig opdeede, die niets als zagtheid in grondregels, liefde in ommegang, en lydzaamheid in gedrag aankondigde; die door deugdzaame en onbesprookene Lieden wierd gepreedikt, in een Land daar reeds de grootste Tolerantie heerschte; een diergelyke Leere moest noodwendig veel opgang maken. Te meer om dat zo 'er zig verscheidene zaaken in de uitleggingen van de Geloofs artikelen bevonden, die aan de Japanners bezwaarlyk scheenen om te begrypen, waren 'er daar en tegen, ook een meenigte grondwaarheeden van de Roomse Kerk die hun niets minder als vreemd voorkwaamen. Want zo de opstanding der dooden nieuw voor hen was, de onstervelykheid der ziel wierd geloofd, hoewel door overgang van 't eene lighaam in een ander, gelyk men gewaar word in de eerste oopenbaare zaamen- | |
[pagina 54]
| |
spraak over de Godsdienst tusschen den Japansen Bisschop Fucarandono, en Xavier: en het Vagevuur konde zeer aanneemelyk weesen, voor menschen die in de verscheidene Verhuizingen van de ziel, alreede de langzaame zuivering der zielen veronderltelden. De veneratie voor heilige Verstorvene was de zelve by beide Godsdiensten, en de Kerkelyke Hierarchie veranderde maar van naamen: aan de Paus wierde niet meerder macht toegeschreeven als men by den Dayro gewoon was te gelooven. Hooge en Laage Geestelykheid, Monnikken, Nonnen, Kloosters, Beedevaarten, dit alles was in Japan, en bleef 'er: maar met dit merkelyk onderscheid dat de Japanse Geestelyken ryk, onbarmhartig en hoovaardig waren, en dat de nieuwe Leeraars zig vertoonden, arm voor zig zelven, meededoogend voor alle anderen, en de needrigste der menschen. Op die voet liet Xavier de zaaken, en hier door vermeerderde, na syn vertrek, het Christendom dagelyks op een verbaasende wyse, tot dat eindelyk ook een of twee van de Koningen die Godsdienst aannamen; maar nauwelyks waren die gedoopt of de Vaders Jesuiten boesemden aan die Vorsten hunnen brandenden yver in; waar van het eerste gevolg was het om ver werpen van de Japanse Tempels, en het weg jagen van de Priesters of Bonzen; wier goederen en inkomsten wierden gegeeven aan de Jesuiten zo tot onderhoud, als tot stigtingen van Wooningen voor hunne Orden, en Kweek-schoolen om 'er de Japanse Jeugd in op te voeden en te onderwysen, En van die tyd openbaarden zig spoedig twee Partyen in 't Ryk: waar van de eene met heevigheid d'aloude Godsdienst, en Tempels wilde bewaaren, terwyl de andere van niets minder sprak als van de Verwoesting der Afgoden wooningen, en van de oprigting van 't zeegepraalende Kruys op die puynboopen. In die zelve tydstip begon eerst Nobunanga, alle Japanse Vorsten in syne afhankelykheid te brengen, het geen na syn dood door synen Opvolger Tayco Sama wierd vol- | |
[pagina 55]
| |
voerd: en die beide zo schrandere Mannen welkers oogmerk was alles te hebben, scheenen gunstig aan beide Partyen tot dat sy alles ondergebracht hadden; waar door het Christendom zodanig was aangegroeyd, dat Tayco Sama, die nu rust voor syne nieuwe Heerschappy nodig had, eenige vrees begon te voelen voor een getal van agtien maal honderd duyzend menschen aan welke men voor grondbeginzel leerde om intolerant te zyn; en die, 't geen in burgerlyke twisten onvermydelyk is, hare krachten hadden begonnen te kennen: maar hy geene byzondere reedenen van haat tegen hen hebbende, vergenoegde zig met de Leeraars van die gevaarlyke lessen te bannen. En om de Hoofden der Japanse Christenen, die hy wel wist niet minder woelig te zyn als 't overige van die Nartie, beezigheid te geeven en hun te beletten de binnenlandse Vreede te stooren, stookte hy een Oorlog in Corea, en benoemde de voornaamsten der nieuw-bekeerden tot Generaals van 't leger, het welke hy door syne Vloot derwaarts deede overbrengen. Wel verzeekerd dat die Vloot aan syn bevel staande, nog die Generaals, nog de Christenen die sy meedenamen, nog de Roomse Priesteren die hen als Cappellaans verzelden, zonder syne toelaating in Japan konden weder komen. Dog Tayco-Sama na een korte ziekte, onverwagt, overleeden zynde, maakten de Generaals zig ras meesters van de Vloot, en keerden weer na huys, niet zonder voorneemen, na alle gedagten, om in de aanstaande waarschynlyke verwarring van eene minderjaarigheid, haar deel meede te zoeken. En hier toe deed zig wel haaft geleegenheid op: want de Voogden van Tayco-Sama's ongelukkige Soon, oneenig geworden zynde, gebeurde in Japan het zelve dat kort te vooren in Vrankryk na de dood van Henrik de Tweede was voorgevallen: ieder zogt het grootste gedeelte van de Natie op syne syde te krygen, en langs zoodanige wegen als de nood, en niet de keus, opgaf. Dus wanneer Ongoschio, 't zy kundiger, 't zy gelukkiger, het grootste gedeelte van die der oude Godsdienst, in sy- | |
[pagina 56]
| |
ne belangen hadde weeten te trekken, ontvingen syne meede-Voogden met oopene armen in hunne party, de Christenen, die geen gering gewigt aanbrachten. Maar deese eerste Oorlog ongelukkig voor hen uitgevallen zynde, bleeven de Christenen in Japan eenige tyd in de zelve staat als de Gereformeerden in Vrankryk tot aan de nacht van de St. Barthelemi; dat is, een party welke men haate en vreesde, maar die men voorgenomen had uit te roeyen zo ras men konde, en onderwylen zogt te bedriegen. Dit weetende, en hier van tydelyks de gevolgen voorziende, en voelende, was het natuurlyk, dat zo ras de waapenen tusschen Ongoschio en Fide-jori waren opgevat de Christenen zig by de laasten voegden: van de vyf Generaals die onder hem bevel in 't leger hadden, waren twee in 't openbaar Christenen, en men zag in deesen oorlog (zegd de Jesuit Charlevoix) de Vaandelen met de naamen van Jesus en Maria, en van St. Jago, vermengd met de Vaandelen van Xaca en Amida: en zo Fidejori was Overwinnaar geweest, is het zichtbaar dat niet alleen de Staatkunde, maar eene volstrekte noodzaakelykheid, dien jongen Vorst zoude gedwongen hebben om zelve die Godsdienst te belyden: sy, die hem met de waapenen in de hand op den Throon hadden geplaatst zouden hem geen andere keus toegelaaten hebben; en de Roomsche Godsdienst was langzamer hand, of met geweld, de heerschende geworden. Hier door vielen na de bloedige dag van Ozacca, te gelyk op de ongelukkige Christenen alle zoort van haaten, die menschen in een Land ongelukkig kunnen maaken: de verbittering eigen aan alle Natien in burgerlyke Oorlogen, de woede van Priesteren, die hunne Tempels, goederen, aanzien, leevens, in gevaar hadden gezien, en by dit alles de gestikte, en daar door nu blaakender, Personeele haat van een Militaire Overwinnaar; waar uit dan sproot een aller-ysselykste vervolging, die in den berginne nooyt genade gaf, om dat ieder der vervolgeren zig | |
[pagina 57]
| |
verbeelde dat hy niets deede, als 't geen aan hem zoude gedaan geweest zyn, zo hy was overwonnen geweest, of 't geen hy nog voor het toekomende te vreesen zoude hebben, ingevalle de aanhangers van die Godsdienst ooyt weederom konden meesters worden. Maar by die algemeene oorzaak van ongewoone wreedheid voegde zig eene byzondere reeden, welke de standvastigheid in 't lyden aan de eene kant, en de hardnekkige onmenschlykheid in 't pynigen aan de andere zyde, zo inderdaad waaragtig heeft doen zyn, als die ongelooflyk schynd. Wy hebben reeds gezien, dat het leerstuk van de verhuising der zielen onder de voornaamste was van de Japanse Godgeleerdheid: deese stelling door Brama in Indiën geleerd, was door Xaca in 't Oost, en door Odin in 't Noord voortgezet; en ieder weet dat van alle stellingen die ooyt onder de stervelingen zyn verspreid, geene het einde van 't leeven met meerder onverschilligheid heeft doen aanzien: voornaamentlyk in Landen daar een hard Climaat de lighaamen der menschen van jongs af aan, tot het lyden en uitstaan van ongemakken gewend. Dit had de verachting voor de dood zo gemeen gemaakt by de Noordsche Volkeren,
inde ruendi
In ferrum mens prona viris, animaeque capaces
Mortis, & ignavum rediturae parcere vitae.
hier van daan die verschrikkelyke moorden door Carel de Groote in 't werk gesteld om die Natien tot de Christelyke Godsdienst te dwingen: en uit die zelve oorzaak, schoon door tegenstrydige reedenen, is voortgekomen die, anderszins onder menschen ongehoorde, woede, door welke men met veel moeyte de Christelyke Godsdienst in Japan voor 't oog verborgen, heeft. Want schoon Japan zuydelyker gelegen is als de Chersonesus Cimbrica, en de Volkeren ten Noorden van de | |
[pagina 58]
| |
Elbe; de luchtstreek van die Eylanden is niet min guur: omringd door aller onstuimigste Zee- en; des somers aan brandende hitte, des winters aan nypende koude, onderworpen; tusschen vuurbraakende bergen in gestadige aardbeevingen leevende; gekweld met dagelyksche overstroomingen van Revieren; en met periodique besmettingen van de lucht bezogt, is de Inwoonder van de tyd dat hy d'oogen open doed, aan allezoorts verbeeldingen van de dood gewend. En ieder die de indruk kend welke het Climaat en de voorbeelden op ons maaken, zal zonder moeyte begrypen dat een diergelyk Land, onverschrokkene menschen moeste uitleeveren: ook zyn 'er de zelfmoorden, op 't minste hartzeer gemeener als in eenig andere bekende zamenleeving. Hier door waren ook de voorbeelden van het einde van 't leeven ten schouwspel aan syne tydgenooten te geeven, 't geen de Grieken een en andermaal, met verbaasing aan Indiaanse Brachmaanen zagen uitvoeren; en de voorbeelden van gezogte dooden in 't Noorden, in de tyden wanneer, de lof van Druiden en Barden, de eenigste belooning was
For Youths that dy'd to be by Poëts sung;
die voorbeelden waren in Japan meer als gevolgd; die waren 'er geheiligd, als gegrond op de noodzaakelykste der menschelyke deugden, op de Dankbaarheid. Dus wanneer de Grooten, Kasteelen of Paleysen bouwen, rysen 'er dikwyls twisten onder hunne bedienden, wie begunstigd zal worden met de toelaating van zig leevendig te mogen doen begraven onder de fundamenten, het geen men geloofd geluk zonder weergâ aan 't gebouw te zullen aanbrengen: en by de dood der Vorsten is 't gebruik dat tien of twintig van de voornaamste Huysgenooten zig de buyk opsnyden, om een ieder te overtuigen van haare getrouwe aankleevinge aan hunnen Weldoender. In deese manier van denken reeds zynde, waren de Japanse Christenen, uit de onzeekerheid van de nieuwe | |
[pagina 59]
| |
woon voor de ziel, overgebracht tot een geloof en overtuiging van eene spoedige en eeuwige gelukzaaligheid voor hare ziel door standvastige aankleeving aan den gekruysten Christus: en dewyl de eerste gevonniste Christenen met de kruys-dood waren gestraft, bleef dit eenige tyd de straf voor volgende, en wierd in Japan uitgevoerd genoegzaam op de zelve voet als in het Joodsche Land, waar van het gevolg was dat als de Christenen reeds aan het kruys gehecht de lancien zagen gereed maken welke hunne zyden stonden te doorsteeken, sy gewoon waren Lofzangen van dankzegging op te heffen voor het geluk dat hun mogte gebeuren, van de dood op de zelve wyse te moogen ontvangen als hare Leydsman en goede Meester, die voor hen geleeden had. Dit scheen een onverdraaglyke smaad voor de Regeering, in een land, daar eene stilzwygende, maar nogtans overal verspreide, conventie in alle harten, de dood als eene geringe zaak deede aanzien: om die hoon te beletten bedacht men middelen om de verhuising van de ziel, aan de ter dood veroordeelde Christenen zo smartelyk, en (daar de Japanners nog gevoeliger aan waren) zo schandelyk, te maaken, als 't moogelyk was; door de uitgezogste en langduurigste pynen, en de aller verfoeyelykste prostitutien. En dit alles nog niet helpende, volgde de Wet die aan de Christenen verbood Martelaars te sterven. Dit schynd onmoogelyk, en was het niet: de Christen die weigerde syne Godsdienst te verzaaken, wierd ter pyniging gebracht, die langzaam en by trappen vermeerderde, ten overstaan van Genees- en Heel-Meesters, en wanneer die begonden te merken dat de lyder zoude kunnen bezwyken, wierd de gepynigde in een goed vertrek op een wel bereid bed gelegd, van alle nodige hartstarkende middelen voorzien, wel gevoed en opgepast; onder gestaadige tartende aanmaaning dat hy een Christen Martelaar willende worden voor al moest zorg dragen zig zelve nergens in te kort te doen: en wanneer de Opzigters verklaarden dat het lighaam nu weder zonder groot | |
[pagina 60]
| |
gevaar konde gefolterd worden, begonden de beuls van vooren af aan. Ook getuigen onse verhaalen (want die allerbeestagtigste mishandelingen wierden in 't oopenbaar in 't werk gesteld) dat van eene bende van over de drie honderd menschen van alle jaaren en sexe, maar eene jongeling volstandig na drie weeken, en reeds half verrot, onder beuls handen stierf alle de andere verzaakten. Hoe is nu, na eene diergelyke vervolging, moogelyk geweest dat 'er eenig Rooms Catholycque in Japan is overgebleeven? dat 'er vyftig jaaren na Ximabara ontwyffelbaar nog verscheidene waren? dat 'er misschien nog veele zyn? Voornamentlyk wanneer men hier by voegd dat twee of drie jaaren na de laaste pooging van de reeds afgevallene Christenen die zig by de muytelingen van Arima hadden gevoegd, het Japanse Hof het bekende besluit heeft genoomen om het Ryk voor altoos te sluiten, het inkoomen aan Vreemdelingen, en het uittrekken aan Inboorlingen, beide, op doodstraf te verbieden, en dus alle onderhouding of nieuwe preediking van die Godsdienst, zo 't schynd, onmoogelyk te maaken? Dit is het geen wy zullen trachten te onderzoeken, of ten minsten na te speuren; volgens de regels door Antonius by Cicero ten dien einde, voorgeschreeven, in rebus magnis, memoriaque dignis, consilia primum, deinde acta, postea eventus exspectantur. Men heeft reeds gezien by de eerste komst van de Europeers in dit Ryk, de Regeerings form aldaar de meest overeenkoomende was met de Gothise Feodale Regeering, welke zo lang in veele Ryken van Europa, plaats heeft gehad: ook waren de gevolgen van die beheering in Japan de zelve geweest als in Europa. De poogingen van de verscheidene Land- of Leen-Heeren om zig tegen de praeponderante magt te beschermen, gevoegd by hare onderlinge verdeeldheeden, die dagelyks met de wapenen wierden beslist, deeden den militairen Staat hoog eeren: elk was dan Soldaat die konde; hier door wierd de landbouw verzuimd, en niet teegenstaande de mildheid der Natuur, | |
[pagina 61]
| |
en alle ryke voortbrengzelen van 't Land, was 'er de hongersnood niet zeldzaam. En 't geen, in Europa onder deeze zoorts Regeering gemeen was, dat alle, die volgens hare moed of Heersch-zugt in eigen Land niet genoeg gevorderd wierden, hunne diensten gingen aanbieden aan naabuurige, of Vreemde, Vorsten; dat zelvige was ook in gebruik, in Japan: want die Eylanders, door het geheele Oosten van Asien aangezien als de dapperste der menschen, vonden overal dienst; gelyk de eerste reysen van de Portugeesen getuigen, en sy, zo wel als naderhand de Hollanders, tot hare schade, ondervonden in meer dan eene geleegendheid: waar na die Japanse krygslieden, welke, wanneerse aan de gevaaren vanden oorlog waren ontkoomen meestentyd groote schatten hadden vergaaderd, na hun Vaderland te rug te keerden, bekwaam door ondervinding en stoutmoediger als ooyt: hier wierden sy, of aan woelende Hoven met oopene armen ontvangen, of zogten voor eigen reekening macht en naam, door onlusten te wekken.Ga naar voetnoot* | |
[pagina 62]
| |
Om een diergelyk Volk te overwinnen was ligt geweest: zo ras de eene helft van de Natie tegen de andere helft hadde kunnen gebracht werden in de waapenen, konde eene dag het Noodlot van 't Ryk, voor een korte tyd beslegten: en dit hadde in Japan gedaan de dag van Ozacca, gelyk de dagen van Actium en Bosworth, in Europa; maar om een woelig en zo stoutmoedig Volk in eene langduurige rust te houden; om de Grooten in de needrigste verslaaving te onderwerpen aan een Huys, nog zo kort te vooren, by de meeste hunner aangezien als gelyk, of minder; om 't gansche Ryk, groot en kleyn, geestelyk en weereldlyk, aan de allerwillekeurigste Oosterse gehoorzaamheid te binden; en dit alles door middel van Wetten met toejuicching van 't grootste gedeelte der Natie ingesteld, en door net andere gedeelte met stille en neederige toestemming ontvangen; dit meester-stuk van Staatkunde schynd het eenvoudig gevolg van eenige weinige Wetten, in Japan, door 't Keizerlyk Hof, na den opstand van Arima en 't voorgevallene by Ximabara, ingesteld: en tot welke Wetten die Opstand, en de Christelyke Godsdienst, na alle menschelyke waarschynlykheid, het allergewenscht voorwendzel zyn geweest. Na dat Augustus zig door geweld meester hadde gemaakt van het Roomse Ryk, begreep hy wel dat de militaire macht by hem moeste blyven: maar hy wist door ondervinding dat die macht een waapen is dat gevaarlyk kan worden voor den geenen zelven die het meend in handen te hebben, wanneer groote leegers, zaamen gevoegd, haare meenigte beschouwen, en geachte Generaals 't aan hoofd hebben. | |
[pagina 63]
| |
Het eerste dat hy hier tegen in 't werk stelde, was, onder schyn van maatigheid, het Ryk overvloedig groot genoeg te vinden: het geen alle buytenlandsche offensive oorlogen uitsloot. Dog de Frontieren egter moesten verzorgd tegen stroopingen van Barbaaren: hier toe wierden de overblyvende Legioenen, in kleine gedeelten langs onmeetbare grensen verdeeld, en dus alle talryke zamenrottingen van zelve belet, en Generaals van buitengewoone kundigheid en verdiensten waaren niet meer noodig, dewyl de Krygskunst in het toekoomende maar moeste bestaan, in de geringe weetenschap van aan eene ongereegelde meenigte het overtrekken van breede Revieren te beletten, of teegen domme Wilden, eenige welgesterkte Forten te verdeedigen. In Romen, door hare instelling, een militaire staat, was nog boven dien, door zestig jaar geduurd hebbende burgerlyke oorlogen, ieder een gedwongen geweest Soldaat te worden, en nu konde niemand meer Soldaat zyn als op de Frontieren, of in de Lyfwagt van Caesar: maar niemand in Italien hadde dienst meer nodig om te leeven, dewyl de veelvuldigheid van woestleggende akkers zo groot was, dat onder 't gemeen niemand was, die niet met winst landman konde worden: de aanmoediging daar toe, en tot de noodwendig daar op volgende landbouw en bevolking moesten dan, in de nieuwe rust, de eerste zorg van Augustus zyn, en die wierden het, wyse Wetten die 't huwelyk in eer en voordeel bragten, begunstigden de bevolking, en voorzigtige schikkingen de landbouw. Deese maatregulen, welke eene vooruitziende Staatkunde aan Augustus tot Romen hadde opgegeeven, dicteerde die zelve Staatkunde zestien honderd jaar daar na tot Jedo. De wet die 't Ryk sloot, bepaalde van zelfs, in Eylanden, de grensen, en nam alle offensive oorlogen weg; de bewaaring van de Stranden tegen het inkoomen van Vreemdelingen, bragt de legers uit de bin- | |
[pagina 64]
| |
nenlanden, en veroorzaakte eene noodwendige verdeeling in verscheidene Eylanden: waar door nergens eene bende van aantal of aangeleegenheid zig by elkanderen verzaameld konde vinden; en om stranden te beschermen teegen Europëers die vyf of zes duizend uur wegs moesten doen eer sy op die stranden, door onbekende Zee-en, aankwaamen, wist een Bevelhebber, met gemeene kennis voorzien, overvloedig genoeg. Het is wel waar dat wy de Japanse Wetten op de landbouw en huwelyken, gelyk die der Romeinen, niet kunnen by-brengen, dog wy kunnen sterker vertoonen als wetten, want alle reysigers verzeekeren eenpaarig dat onder de Regeering van de Opvolgers van Ongoschio, de bevolking in Japan zo groot is, dat niet alleen de straaten, maar zomtyds zelfs de heere wegen, met menschen bedekt zyn: en de vermeerdering in meenigte en kunst, van landbouw tot op de toppen van hooge bergen, zodanig, datse de admiratie der vreemdelingen maakt, en dat, in die zelve Gewesten, daar wy gezien hebben dat in 't jaar 1584 dagelyks hongersnood, door verzuim van bearbeiding der landen te vreesen was. Die instellingen van Augustus hadden, in Italien, een gouden Eeuw gegeeven, de woeste en verwilderde inborsten verzagt, eene ganschelyke verandering in de zeeden veroorzaakt, en elk in 't byzonder van alle gedagten van gevaarlyke onderneemingen afgeleid, om in rust de vermaaken te genieten, welke de overvloed meedebrengd: en dit zelve is ook in Japan gebeurd. Want alle verhaalen, die men vind van de Nederlandsche Gezandschappen, welke, jaarlyks, een groot gedeelte van 't Ryk doortrekken, zyn opgevuld met beschryvingen van pragtige Tempels door ryke Geestelyken bediend, van cierlyke land-wooningen, opulente Steeden, en van geduurige ontmoetingen van plaisier-partyen van 't Gemeen, overal met teekenen van weelde en vreugde, verzeld. Dog om zo verre te komen hadde het, nu Keizerlyk, | |
[pagina 65]
| |
Huys van Ongoschio te worstelen met een zwaarigheid, die Augustus in synen weg niet hadde gevonden. De Hoofden der groote Geslachten welke in de Roomse oneenigheeden hadden uitgeblonken, waren, na Actium, niet meer: Augustus was van die allen, maar alleen overgebleeven: dit nam reeds alle gelykheid weg tusschen hem en het overschot van de Adel: maar eene nog voordeeliger zaak voor hem, was, dat de rust van Italien hersteld zynde, ieder voornaam Huys, syne bezittingen weder mogte aanvaarden: die lagen wel woest, maar met een opslag van 't oog konde elk zien, hoe gemakkelyk het was die tot nut te brengen, mits de rust duurde. En na de moord van zo veele duizenden menschen, in proscriptien, Velden Zee-slagen, omgekoomen, is ligt te begrypen hoe veele ervenissen, aan elk der overgebleevene, konden en moesten vervallen zyn, die van zelfs in handen kwamen, zo ras de Vreede aan Burgerlyke Rechten de uitvoerende kragt hadde wedergegeeven: dus zag ieder verstandig man onder de gegoedste Romeinen, dat schoon hy wel, voor het tegenwoordige niet ryk was, de Vreede hem binnen korten ryker konde maaken als eenige nieuwe oorlog. En het is dit vooruitzicht dat de sleutel is, en de reeden geeft waarom alles wat groote Naamen onder de Romeinen had, zig zo vreedzaam en gemakkelyk na de nieuwe Regeering schikte: dit is het geen Horatius zingd, Condit quisque diem collibus in suis: dat Paterculus uitdrukt, certa cuique rerum suarum possessio, 't geen Tacitus schilderd, cunctos dulcedine otii pellexit. Maar een zodanige gunstige gesteldheid hadde het Huys van Ongoschio, in Japan, niet voor zig. Een dag had alles tusschen de Schoonvader en Schoonzoon tot Ozacca beslist, en al hadde die dag honderd duyzend menschen aan de Natie gekost; of, weinig Grooten waren onder dat getal geweest, of een verbaasend aantal van de zelve was overgebleeven; dewyl de Gedenkschriften van Caron, kort na die tyd opgesteld, nog over de honderd en tachtig groote Heeren, onder de naamen van Koningen en | |
[pagina 66]
| |
PrinsenGa naar voetnoot*, optellen: En die Vorsten, onlangs souvereinen, nu onderworpene Vasallen, hadden dus geene van die reedenen, voor de dienstbaarheid, onder welke, de Roomsche Grooten zig zo ligt begaven. In teegendeel: men ziet in die zelve optelling welke onbegrypelyke ryke inkomsten hun waren overgebleeven, en gevolgelyk ook welke moogelykheid in hare handen was, om nieuwigheeden te beginnen; voor al indien sy ooyt zig wisten te vereenigen. Hier van daan, die vrees van 't Hof om 'er een merkelyk gedeelte van in de waapenen verzaameld te zien, die zo klaar uitstraald in de beveelen, dat de naastgeleegene Grooten den opstand van Arima zullen dempen zonder bulp van anderen, die dan maar zullen te hulp komen, en eerder niet, als wanneer de eerste te kort schicten. Hier om de vraag van 't Hollands ootlogschip in de Baay van Ximabara; van waar het canon op alle omleggende stranden gehoord, eerst de na-buurige, en by gevolg elk en een ieder der Grooten van een Ryk in Eylanden verdeeld, waarschouwde dat het Regeerend Huys door eigene legers meester te lande, door Bondgenooten altyd de Heerschappy zoude hebben van de Zee-en door welke die Eylanden gescheiden zyn. En niets is ligter te bezeffen als deese vrees: zedert Ozacca tot aan dien opstand in 't Zuydergedeelte van Ximo, waren niet meer als twintig jaar verloopen; dus, zo men een heyr verzaamelde, talryker als de volstrekte noodzaakelykheid vereyschte, moest de ongerustheid van 't Hof in eevenreedigheid vermeerderen; zo veel te meer duizenden Japanners moesten weder in de waapenen verschynen die by Ozacca hadden gevogten, van welke, verscheidene hunne Vaders, Broeders, of Vrienden in 't misnoegde leger (gelyk wy in 't verhaal gezien hebben) stonden te vinden; die alle wisten dat de verheffing van 't | |
[pagina 67]
| |
Heerschende Huys de vrugt van haarlieder of hunner Ouderen bloed was geweest, en die na eene nieuwe Overwinning stouter geworden, aan hunne Hoofden zouden vinden onlangs maar ondergebragte Grooten, gedeeltelyk in geheime woede van hare nieuwe onderwerping, gedeeltelyk niet te vreeden niet de geringe belooning van voorige diensten. Twee zaaken, die altyd wisse gevolgen zyn, van burgerlyke twisten, die met de meesterschap van een Huys eindigen. In deese, zo meenigvuldige en gegronde, reedenen van mistrouwen van 't Hof op de Grooten, die 't voorgevallene by Ximabara in helderder licht had doen zien; nam de staatkunde toevlucht tot de Godsdienst, door middel van welke het Hof de Geestelykheid en 't Volk derwyse aan zig verbond, dat die beide zo magtige gedeelten in een Natie, met genoegen, aanzagen Wetten, die de Grooten in Japan in een verslaaving aan 't Regeerend Huys hebben gekeetend, waar van de geschiedenis der Wereld weinig voorbeelden uitleeverd. Maar de middelen door 't Ministerie hier toe in 't werk gesteld, verschillen niet van die welke in zulke-zoorts geleegenheid, in Europa zo dikwyls zyn gebruikt. Zo ras de opstand van Arima was gedempt, wierden 'er boeken verspreid, waar in alle de gruwelen welke een oorlog door Bandieten van alle kanten verzameld, zonder Hoofd, en dus zonder tucht, gevoerd, noodwendig met zig moeste sleepen, aan 37000 Christenen wierden aangewreevenGa naar voetnoot*: vervolgens deed men een gerucht loopen, dat de weinige Portugeese Cooplieden die zig in Japan bevonden, deel, in dien opstand hadden genomen, en de voornaamste van haar wierden in strenge hechtenis gezet: hier na kwam van Jedo de tyding dat een Hollands schip op | |
[pagina 68]
| |
de hoogte van Caap de Goede Hoop, een Portugees schip hadde veroverd, waar in gevonden was een breedvoerig project, om, door hulp van een Vloot en leger uit Portugal te zenden, Japan te overheeren; en eindelyk volgde het verschrikkende nieuws, waar aan niet te twyffelen was, dat door de Hollanders nog al weer ergens een Portugees schip vermeesterd, een meenigte brieven hadde getoond, waar uit ten klaarsten bleek, dat de Japanse Christenen met den Koning van Portugal, en den Gouverneur van de Philippynse Eylanden door bemiddeling van de gevangene Portugeese Cooplieden, een Verbond hadden geslooten, uit hoofde van het welke de goede gemeente in Japan met Vrouwen en kinderen slaaven zouden worden van de Christenen, de Priesteren vermoord, en de zuivere Japanse Godsdienst van de aarde stond te verdwynen! waar na de Geestelyke goederen in bezitting zouden komen van zwermen Roomsche Paapen, aan 't hoofd hebbende een Bisschop! en deese laaste omstandigheid konde zo veel te wezendlyker indruk op de Geestelykheid doen, om dat men reeds een Roomse Bisschop in 't Ryk hadde gezien, en, ongelukkiglyk, met een getal en pracht van Livrey-bedienden, die, nog de Apostelen, nog Xavier, in hun gevolg hadden vertoond. Dog al het ooverige is zo zigtbaarlyk een Staatkundig uitvindzel van 't Keizerlyk Hof, dat men zig niet genoeg kan verwonderen, hoe Europeaanen dit ooyt ernstig hebben kunnen aanhooren, veel min verhaalen: want wie is 'er die niet weet dat van 't jaar 1630, tot 1640, het Ryk van Portugal, zig in eene onmoogelykheid van dit alles bevond, en zelfs in zwakker staat als eenig Koningryk in de wereld? te huys, overmeesterd door Spanje; in America, verliesende Brasil; in Africa, de Goudkust; in Asien, alle hare bezittingen, een voor een? Goa, de Hoofdplaats zelve (volgens Don Garcias de Sylva) dagelyks in gevaar van door de Hollanders genomen te worden; en de Gouverneur van de Philippynse Eylanden, zo weinig in staat, om groote voorneemens in Japan by | |
[pagina 69]
| |
te staan, dat, in die zelve tyd onse Hollandse O.I.C. het overige van de Molukkos nietteegenstaande alle de machten van de Philippynse Eylanden vermeesterde? Ook is meer dan waarschynlyk dat de Grooten in Japan (ter dier tyd beeter onderricht van zaaken Europa betreffendeGa naar voetnoot* als men zoude denken) de ongerymdheid van die uitstrooyzelen al zo wel kenden, als de Grooten te Romen wisten waarom Augustus door den eenen Dichter liet yerschrikken,
Hinc movet Euphrates, illinc Germania bellum,
Vicinae ruptis inter se legibus, urbes
Arma ferunt! saevit toto Mars impius Orbe!
terwyl alles gerust was; en dan, aan 't zidderende Volk door eenen anderen Hof Dichter het hulpmiddel aan de hand gaf,
Quis Partbum paveat? quis gelidum Scythen?
Quis, Germania quos borrida parturit
Fetus, incolumi Coesare?
Maar de Japanse Grooten, gelyk de Romeinse hadden reeds geleerd te zwygen: de Hooge Geestelykheid die haare Tempels, haare Eertytelen, en hare Inkomsten in gevaar hadde gezien, spotte na alle gedagten in 't geheim met alle die ydele geruchten, maar vond 'er haar belang in; de mindere Geestelyken schreeuwden over 't gevaar van de Kerk die hun te eeten gaf; en de Burgeren waren overal in de grootste angst, de meeste van haar, na gewoonte, voor een Godsdienst die sy niet verstonden, en voor een Vryheid die sy niet meer hadden. In die gesteld- | |
[pagina 70]
| |
heid der geesten moest de Wet die 't Ryk sloot aan elk toeschynen eene wyse en allergepaste voorzorg, en de legers op, en langs, de stranden verdeeld, een bekwaam middel om de heyrmachten van Lissabon en Manilha het vermeesteren van de Japanse Eylanden te beletten, en vreemde Priesteren en Bisschoppen uit het Ryk te weeren. En dus voor 't gevaar van buiten gezorgd zynde, bleef 'er nu over om de behoorlyke maatregulen te neemen om die binnenlandse Vyanden van 't Ryk, die gedugte en gehaatte Christenen, voor altoos uit te roeyen, en ieder leefde in hoop dat de gewoone wysheid van 't Hof hier toe een ernstig middel zoude vinden; wanneer het Hof, om te voldoen, zo 't scheen, aan die algemeene wensch van de Natie, de goedheid had van deese Wet in te stellen: dat in het Ryk de vyf naastgeleegene buisen aan malkanderen verbonden zouden zyn, en op dat den eenen den anderen naarstig in 't oog zoude houden, werd belast, dat zo in een der vyf buisen, die van elkanderen dependeeren, een Christen gevonden werd, je andere vier huisgezinnen, om dat eene huis daar de misdaad bevonden is, alle sterven moeten. Niets is klaarder als dat deese Wet niet is gemaakt met voorneemen om die tegen de Christenen in 't werk te stellen: dewyl het buiten tegenspraak is, dat 'er niet alleen binnen 't jaar, maar zelfs binnen de eerste maand, geen Christen meer in Japan hadde kunnen zyn, en wy hebben alreede getoond dat 'er vyftig jaar daar na nog veele waren; behalven dat het uitvoeren van die Wet over het algemeen, door geen Volk ter weereld lang zoude verdragen werden: men moet dan een ander oogmerk by den Wetgever zoeken en dat is, na myne gedachten, niet bezwaarlyk te vinden. Alle de Grooten waren reeds verpligt hare Huisgezinnen tot Jedo te laaten verblyven, geduurende de zes maanden in welke hun toegelaaten werd, haare eigene bezittingen, en de Vorstendommen, waar van sy nog de naamen voeren, te gaan bezoeken, en die, geholpen | |
[pagina 71]
| |
door een Intendant die de Keizer meedeGa naar voetnoot* geeft, te bestieren; want de overige zes maanden moeten sy in persoon tot Jedo vaste woonplaats houden. Wie hunner, teegenwoordig, of afweesend, had na een oogenblik zeekerheid meer, men vraagd niet voor syn eigen leeven, wy hebben reeds gezien hoe weinig een Japanner dit acht, maar voor 't leeven van syne dierbaardere panden, van Vrouwen en kinderen, zo ras het Hof maar de minste agterdogt tegen hem, schuldig of onschuldig, hadde opgevat? Zo wanneer in de geringste huisen, die in Hoofdsteeden, niet zelden, naast de rykste Paleysen gevonden worden maar iemand zig aangaf als Christen, was de Wet klaar, en de Rechters verpligt in gemoede te Vonnissen volgens de Wet: welk woord altyd met succes is gebruikt om bloedige uitvoeringen van moorden onder form van Justitie, aan een Volk te doen aanzien in eene stupide gerustheid: en daarom heeft ook de willekeurige Oppermacht overal dien weg ingeslagen, daar sy schrander is geweest; want daar sy dwaas is, wilse militair, en zonder Wet, heerschen. Het geen de reeden is waarom Tiberius en Henrik de VIII. in vreede in hunne bedden gestorven zyn, en waarom Caligula en Carel de Eerste zulke ongelukkige eyndens hebben gehad.Ga naar voetnoot** | |
[pagina 72]
| |
En vraagd men wat 'er dan zoude bekoomen van die eene gevondene Christen? die konde veranderen van Godsdienst, en genade ontvangen van 't Keizerlyk Hof. De Keizer had immers buiten twyffel het recht van pardon: en die zoort van genade is ook niet vreemd in Europa. Hier fut ici pendue (zegd Guy Patin lettr. 103, a Spon) devant la Porte du Fort l'Eveque, une femme de trente ans, belle & grasse, pour avoir exposè de la fausse monnoye, & celui qui la faisoit a eu sa grace. Voeg hier by dat men, in al het geen, aan ons, van de Japanse gebeurtenissen bekend is, geen voorbeeld vind van de uitvoering van die wet met betrekking tot ondekte Christenen. De ysselyke wreedheden waren maar tegen die geene die Martelaars wilden zyn: maar de wet die op doodstraf verbood Christen te zyn, was veel minder wreed, als de wetten die in Europa tegen Jooden en Protestanten zyn ingesteld. Alle verhaalen, die men heeft van de Inquisitie, zeggen eenparig dat geen Relaps 'er ooyt gratie te hoopen heeft; en 't Placcaat van Keizer Carel van 't jaar 1555 veroordeeld ter dood de Protestanten in de Neederlanden, zelfs wanneerse de Roomsch-Catholyque Godsdienst weder aanneemen, met die verzagting alleen dat zy dan niet leevendig verbrand, maar de mans door 't zwaard ter dood gebragt, en de vrouwen leevendig onder de aarde, zullen, bedolven, worden. Daar in Japan in teegendeel, een ieder tot midden in de strafoeffening, verzaakende, kwytschelding hadde te verwagten, | |
[pagina 73]
| |
gelyk 't geval door Indyk gezien, en boven verhaald, aantoond: en dat wel, niet teegenstaande 'er onder die menschen noodwendig Relapsen, dat is reeds te vooren Afgevallene hebben moeten zyn, dewyl het Christendom al lang voor de oogen verborgen was. Hoe is boven dien te begrypen dat ingevalle de wet van de vyf huisen was uitgevoerd, Indyk niets melden zoude van de verschrikkelyke slagting van zo veele huisgezinnen, welke deese zo talryke ondekking van Christenen hadde moeten veroorzaaken, en verzellen? Maar alle gedenkschristen die wy hebben kunnen vinden, over 't gebeurde in Japan, hebben ons eenparig verzeekerd, dat in misdaaden van Staat, nog voor die geene die schuldig werd gehouden, nog voor iemand van syne Familie, de minste genaade te wachten is. En in de weinige die ons tot eenig licht hebben kunnen dienen, ondekt men dat het eerste uitwerkzel van die Wet op de Grooten viel. Want de Heer van Arima kreeg onmiddelyk daar na bevel om te sterven om dat 'er in syn Land een oproer begonnen was, schoon hy waarschynlyk syn best hadde gedaan om te dempen 't geen, oorspronkelyk tegen hem ondernoomen was. En kort daar op volgd in het Dagregister van Firando, de tyding dat men in 't Keyzerlyk Paleys verscheidene Edellieden gevonden hebbende, die Christenen waren, deese zig niet hadden willen overgeeven voor dat 'er veele met hen gesneuveld waren: het welk de Hollanders veronderstelden, dat voor de Portugeesen, welkers Overheeden reeds zeden lang gevangen zaaten, veel kwaad konde uitbroeyen. Is 'er groote kennis van weereldse zaaken nodig om uit te spreeken wat waarschynlyker is; of, dat 'er tot Jedo, aan een ryk, weelig en willekeurig Hof, na zulke eene langduurige vervolging in 't Keizerlyk Paleys, nog Hoovelingen (dat is menschen die na gunst zoeken) Christenen waren? of, dat deese zaak eene zoortgelyke moord geweest is, als die van Christiern tot Stokholm? met dit | |
[pagina 74]
| |
onderscheid dat de Japanse Grooten, van haar aanstaande lot, door 't voorwendzel van een, hier of daar in een kamer ondekte Christen, gewaarschouwd, en nooyt zonder geweer zynde, volgens de aart van die Natie, verkooren hebben, om de verhuising van de ziel honorabel te maken, zig vegtender hand te laaten doodslaan? Veel singulierder is het dat het Hof van Jedo zo wel de maatregulen hadde genomen in 't verspreiden van de vrees van die pretense Portugeese Alliantie, dat de Hollanders, tot Firando, geloofden, dat die moord van de Edelen in 't Paleys, eenige betrekking konde hebben tot de Portugeese gevangene Cooplieden? en is het, na dit, te verwonderen dat de fabel van de gewaande vrees van de Keizer van Japan voor eene vyandlyke invasie van de Spaanfe Koning, in het Oosten, alom, voor eene beweesene waarheid is aangezien, gelyk de Autheur van de Historie van 't vermeesteren van China, door de Tartaaren, ons leerd?Ga naar voetnoot* want de Hollanders ten minsten, (schynd het) moesten weeten dat Portugal niet in staat was zelfs maar een eenig schip van Oorlog tegen onse O.I.C. in Indiën in Zee te brengen? En 't geen, aan deese stellingen, myn's bedunkens een graad van evidentie geest daar men zig bezwaarlyk aan kan weigeren, is, dat men na die wet, natuurlyker wyse, verwagt, of, dat die Godsdienst, aan welke men zo veele onschuldige hoofden op-offerd is uitgeroeyd, of, | |
[pagina 75]
| |
dat men, zo 't moogelyk is, nog strenger Wetten tegen de zelve insteld; en dat 'er in teegendeel, na 't bloedbad in 't Paleys, een gansch verzagtender Wet koomt, die van geene moorden van stille Christenen meer spreekende, alleen beveeld dat ieder in Japan moet teekenen, en borg stellen, dat hy zelve, nog niemand van syn Huys Christen is. Het geen, na de voorige vervolgingen en Wetten, of niemendal, of, dit, wil zeggen: denkt wat gy wild, maar de Wet vraagd dat gy uitterlyk toond geen Christen te zyn! want de borgtogten hier toe te verkrygen waren niet bezwaarlyk te vinden; dewyl in een Natie daar eene diergelyke wet algemeen is, elk, over en weder, de borg de eene van de andere, niet alleen kan, maar, moet zyn. Egter was door deese Wet nog niet aan alles voorzien: de rykdommen van de groote Huisen, in spaarzame handen langzaam opgehoopt, konden nietteegenstaande dit den een of ander van die Vorsten in verzoeking van nieuwigheeden brengen; en hier tegen was een wet haatelyk. Want het gemeen ziet meestyds met vermaak dat macht, aan de Grooten, werd benomen. Sy zyn nader aan 't Gemeen als de Opperheerscher, eri dus nader aan de Nyd, en 't geen hun werd benoomen, is iets, dat het gemeen niet bezit: Waar by koomt dat in alle Landen de onweetenheid van de gemeetens zo groot is, dat niemand hunner vooruitziet dat de Grooten eens verslaafd zynde, het Volk in eene dubbele slaaverny vervald, eerst van 't Hoofd, en daar by van de Grooten, die den toegang tot den Throon, by vervolg, alleen verkrygen. Maar de goederen zonder Wet of form van Justitie aan iemand, wie hy zy, te beneemen, is een zaak die aan allen, tegen de borst staat, zelfs tot aan den geringsten Ingezeeten toe, aan wien syne kleine bezitting zo waard is, als de rykste eygendom aan de Grooten; en die begrypt dat dit zelve ook aan hem kan gebeuren. En de Geestelykheid nog meerder op hare belangen verlicht, | |
[pagina 76]
| |
zoude na maate, nog meerder zorg en ongenegen gevoelen. Het weder instellen van een oud, en aan de Geestelykheid aangenaam gebruik, nam alle die zwaarigheeden te gelyk te weg. De Dayros in voorige tyden, in persoon, niet oorloogende, waren gewoon, hunne Generaals, tot belooning Eernaamen te geeven, gelyk de Pausen dikwyls aan die geene die voor 't Catholycq Geloof gelukkig hebben gestreeden, gewyde degens, hoeden enz., hebben gezonden. Het thans regeerend Huys, aan de Dayro, de bestiering der Geestelyke zaaken, ook overlaatende, ontvangd ook weder van de Dayro, niet alleen Eernaamen voor de Keyzer zelve, maar ook voor alle andere persoonen van 't Keyzerlyk Huys, zo dikwyls die door den Keyzer werden gevraagd: by zulke een geleegenheid ziet de hooge en laage Geestelykheid de ontwyffelbare eerbied van de Keizerlyke Familie, voor het Hoofd der Kerke, en gevolgelyk de Godvrugt van syne Regeerende Majesteit; het Volk verheugd zig zonder te weeten waarom; maar de Grooten zyn verpligt, in die heuchelyke gebeurtenissen haare vreugde, door pragtige geschenken, aan de nieuw-genoemde te toonen. Eene instelling overeenkomstig met die van het Ottomannise Huys, waar in, aan ieder Sultan, in syne jeugd, een ambacht werd geleerd, welke neederigheid de godvruchtige Musulmannen wonderlyk sticht, en de Grooten verplicht, om geschenken van de geringste kleinigheeden door hunner Meesters eigene handen gemaakt, of ten minsten die naam draagende, met de rykste teegen-geschenken te erkennen: 't geen insgelyks in Japan moet gedaan, wanneer de Keyzer op de Jacht geweest zynde, een stukje wild aan eene der Hoovelingen zend. En als of deeze manier van uytzuiging in Japan nog niet genoeg was; heeft men aan de Grooten doen zien, dat 'er geen merkelyker teeken van gunst is als den Key- | |
[pagina 77]
| |
zer te moogen ter maaltyd onthaalen: hier toe heeft men het geluk van een jaar voor de dag van de festiviteit gewaarschouwd te mogen zyn, en minder tyd is 'er ook niet van nooden; want behalven al het uitgezogtste dat de inbeelding of Natuur in Japan, of de omleggende zee-en en landen, kan uitleeveren, zyn geen oud Huys of meubilen waardig om den Keyzer te ontvangen. Het Casteel of Paleys van de Onthaalder moet dan eerst geslegt, daar na met de uitterste cierlykheid weder opgebouwd, en, op nieuws, na eevenreedigheid, gemeubileerdGa naar voetnoot*. Ten tyde van het Gezandschap van 't Opperhoofd Douglas in 't jaar 1702 zoude de Heer van Canga het geluk hebben syne Keyzerlyke Majesteit met Desselfs Hof te onthaalen, en waren, aan 't Gebouw alleen, dat hier toe vervaardigd wierd, dagelyks twaalf duizend man aan den arbeid, en, zegd de relatie, schoon dit ongelooflyk geld zoude kosten, zo werd de eere by hem, meer dan dat geld, geacht. Het is niet van ons onderzoek om te vroeten in de gedachten van de Heer van Canga, maar wy gelooven, hem, en onse leesers, met ons, overtuygd, dat de Grooten in Japan, niet meer, nog langer, ryk zyn, als de Keyzer goedvind. Dog om zelfs ook aan die Grooten, welke by ophooping van weldaaden in tyd van gunst, of naderhand in vergeetenheid, of door verzuim, mogten blyven in eeni- | |
[pagina 78]
| |
ge macht of huyslyke rykdomGa naar voetnoot*, alle moogelykheid te beneemen van iets geweldadigs te beginnen, wierd den uitvoer van waapenen uit het Ryk voor altoos verboden: en deeze wet konde wederom niet anders werden aangezien, als een gevolg van de voorzigtige en Vaderlyke aandagt van de Regeering. Want de Japanners de dapperste krygslieden in 't Oost zynde, hadden de kunst van goede waapenen te werken ook het verste gebracht, en hare Eylanden waren de stapel van die kcopmanschap. En in die algemeene schrik en vrees van de Natie, voor eene aantasting die men dagt voor handen te weesen, konde een kind zien, dat 'er voor al zorg moest worden gedragen, dat geen ontaard Ingezeetenen, aan den aanstaanden Vyand, eenig geweer, van 't beste dat 'er in de wereld was, zoude kunnen leeveren. Het is wel waar, dat aan eenige manufacturen de winst, en aan eenige particulieren, hier door, de kostwinning, wierde benoomen; maar waar koomt eene particuliere schaade in aanmerking, wanneer die tegen 't gemeene welweesen moet opgewoogen? En wie ronder voor Christen of Portugees, of zonder voor haren Leverancier, te willen doorgaan; zoude hebben durven klaagen? Onderwylen is 't zichtbaar dat hier door de meenigvuldige manufactuuren van waapenen die 'er in Japan waren tot een zeer klein getal moesten verminderen, by de welke, niemand, zonder onmiddelyke agterdogt te veroorznaken, eenig aantal van waapenen, behalven voor 't Keizerlyk leger, kan maaken, of laaten maaken. Want waar toe? En een bewys, dat die wet, niet voor een momentelyk en dringend gevaar is ingesteld, is, dat die nog kracht blyft houden, volgens 't geen alle berichten getuigen: en met zo veel | |
[pagina 79]
| |
strengheid werd uitgevoerd dat men by KaempherGa naar voetnoot* de historie vind van een geheel doorluchtig Huys geruineerd, en een gansch Geslagt tot een kind van zeven jaar incluis, door beuls handen ter dood gebragt, over een klein getal bedekte waapenen, in haar bezit ondekt. Maar het geen my vootkoomt eene volleedige demonstratie te zyn in deesen, dat zo ras het Hof van Jedo alle die Wetten en Reglementen hadde stand doen grypen, en alles in die staatkundige strengheid hadde gebragt volgens welke de Japanse Natie (zo eene ondervinding van anderhalf Eeuw iets kan bewysen) moet beheerst worden, om vreedzaam te zyn in onderwerping, en om bloeyende te kunnen zyn in slaavernye; en dat 'er nu niets meer overig schynd als ter wreedste straffe te brengen de gevagene Portugeesen, de verschrikkelyke bewerkers van alle die gedreigde onheilen, door de voorzigtigheid van 't Ministerie zo gelukkig voorgekomen, toen koomt 'er een Commissaris onmiddelyk van den Keyzer gezonden, om hun aan te kondigen, dat schoon sy de dood verdiend hadden (zonder te zeggen waarom) het leeven aan haar wierd geschonken; en sy keeren gerust na hare wooning.Ga naar voetnoot** Sy, voor welke de doodstraf onvermydelyk was geweest ingevalle sy maar het allergeringste tegen de wetten van 't Ryk hadden ondernoomen: veel meer nog, zo sy deel hadden gehad aan dien zo gedugten opstand. Maar het Hof wilt dat haare gevangneeming tot enkel voorwendzel had gediend, en hare dood was nu nergens toe nut. En dit heeft eene ongelukkige ondervinding aan de Portugeesen geleerd: want na dat sy na deese gebeurtenis nog volle twee jaaren in Japan waren gebleeven, en vreedig hadden gehandeld, wierdense uit het Ryk, met hunne goederen weg-gezonden, en dus niet eygentlyk gebannen, want waar laat men aan Ballingen toe, om, gelyk sy oopenbaar deeden, voor twee millioen Ryksdaalders aan geld en koopmanschappen meede te voeren? sy wierden weg gezonden om dat het Hof dagelyks on- | |
[pagina 80]
| |
dervond, dat het heimelyk inbrengen van Priesteren en Heyligdommen van de Roomse Godsdienst by geene moogelykheid zoude kunnen belet worden, zo lang 'er een Roomsch-Catholycque Natie op Japan zoude handelen. Maar het verbod van wederom te koomen was verzeld met de waarschouwing van de straf des doods voor die geene die dit zouden durven onderneemen. Dus wanneer niet teegenstaande die bekendmaaking, de Portugeesen van Macao onderstonden om weder in Japan aan te landen, onder voorwendzel van een Gezandschap te zyn, wierden alle die Portugeesen onthoofd, maar de slaaven met het schip te rug gezonden. Die straf was dan een gevolg van een ernstige wet; en geenzins eene wreedheid. Te meer om dat zig hier by voegde eene onvoorzigrigheid van de kant der Portugeesen, onvergeeflyk voor lieden, aan welke de Japanse Wetten nog in 't algemeen nog in 't byzonder, onbekend konden zyn: de afgezondene van de Scad Macao, die binnen het beloop van een jaar dat de Portugeesen uit Japan waren verzonden, aldaar weder aankwamen, noemden zig Ambassadeurs van de Koning van Portugal, welke nog by geene mogelykheid van die uitzetting konde onderricht zyn waar tegen sy representatien kwamen doen. Eene omstandigheid die men in Japan wist, even wel als tot Macao: en de leugen niet alleen by den Souverein, maar zelfs voor den gewoonen Rechter, werd in dat Ryk met de dood gestraft. Want anders schynd die Natie ook te eerbiedigen het geen men in beschaafde Landen noemd het Recht der Volkeren, en de Wetten der menschelykheid: dewyl wanneer na de revolutie, die 't Huys van Branganza op den Throon van Portugal herstelde, de nieuwe Koning in der daad uit syne naam een Gezandschap in 't jaar 1647 aan den Keyzer van Japan, zond; het verzoek tot weder-opening van Handel met de Portugeesen wel wierd afgeslagen, maar niemand hunner in 't minde beleedigd. Zo wierden ook in 't jaar 1684, en zelfs met eenige belooning, te rug gezonden, | |
[pagina 81]
| |
Portugeese Zee-lieden, welke met een schip van Macao overbragten twaalf Japanners, die, in eene van die ligte barken in welke het geoorloofd is langs de Kusten en binnen stroomen hunner Vaderlandse Eylanden te mogen handelen door een storm in volle Zee waren gedreeven en by Macao gestrand: en wat by de aankomst der Engelsen in 't jaar 1673 voorviel, heb ik in 't Leven van de Generaal Camphuis, in 't breede, verhaald. Maar de Weelde, die in alle Landen, de rykdom en overvloed verzeld, hadde reeds in Japan noodzaakelyk gemaakt, eenige Waaren welke aldaar door Europeërs, na 't sluiten van 't Ryk, alleen konden werden aangebragt, of waar van zodanig Volk als meester, door Vlooten, zoude zyn van de Zee-en van 't Oost, den aanvoer konde beletten. Van die benoodigdheeden waren de voornaamste de Speceryen en de Zuyker. De Hollanders de Molukse Eylanden aan de Portugeesen ontnomen hebbende, bezaten de Nagel en Muscaat alleen: sy deelden reeds de Caneel op Ceylon met de Portugeesen, en de Zuyker, door deese beide Natien, uit Brasilien, na Japan gevoerd, en door die verre reys tot een onmaatige prys geleeverd, was nu tot een veel maatiger waarde by de Hollanders te bekoomen, uit zuyker-plantagien op Formosa aangelegd, die Japan konden voorzien.Ga naar voetnoot* Deese reedenen alleen deeden de Hollanders in 't Ryk toelaaten, en niet eenige byzondere achting of verachting voor hen: want de Japanners verstandig, ryk, en braaf, en nog meer hier van overtuyg, als 'er misschien, inderdaad | |
[pagina 82]
| |
en vol van Gothise vooroordeelen op Adel, heerschte nog oer dier tyd onder haar de grootste verachting voor alles wat Coophandel dryfd, zonder uitzondering.Ga naar voetnoot* En eene tweede oorzaak van gunst voor de Hollandse Kooplieden was, de zeekerheid van de Japanse Regeering, dat door hen, nooyt nog in 't oopenbaar, nog in 't geheim, Priesters, reliquien, beelden, Pater-nosters, of diergelyke zaaken, zouden werden ingevoerd. Want schoon de Christelyke Godsdienst, na, geduurende byna honderd jaaren, een voorwerp geweest te zyn van vrees voor 't gemeen, en van haat by de Regeering; nu schynd veragt by 't Gemeen, en by de Regeering in 't heimelyk alleen geduld, als de grond waar op steunen verscheidene Wetten, die de veyligheid van de teegenwoordige constitutie maaken; is daarom egter het Japanse Hof niet minder gestadig bedacht geweest, om de volgers van die Godsdienst buiten staat te stellen, om, alzo weinig als het ooverige van de Natie, ooyt het hoofd weder op te kunnen beuren: hier toe die groote zorg om alle Priesteren en uytterlykheeden uit hare oogen en handen te houden, op dat onder hen nog Leydsman, nog zichtbaar godvruchtig Verbonds-teeken ooyt te vinden zoude zyn; waar van de zeldsaame verbolgenheid van de Keyzer tegen 't gebouw van Firando, in welkers geevel het Christen Jaar-getal blonk, geen gering bewys is: hier op was, waarschynlyk, betrekkelyk het verzoek ('t geen het zelve als een bevel is) tot Jedo gedaan aan de Bezending, by welke Kaempher zig bevond, om geene papieren met Europeïse merken uit de vensters van hare wooning te werpen: daar aan kan men alleen met eenige reedelykheid toeschryven, dat de houtte lootsen, in welke de Vlaa- | |
[pagina 83]
| |
ming, voor een Priester gehouden, en syne makkers, de nachten hadden doorgebragt, wierden verbrand, op dat de vlam verteeren zoude alle heiligdommen die sy verborgen hadden kunnen agterlaaten: en die baarde zeekerlyk die onsteltenis van de Regeerders van Nangazacki op 't zien van een Paternoster en Medaille. Ook schynd die de grootste moeyte van 't Ministerie geweest te zyn, en de zaak die het laatste gelukt is, door de standvastige yver van de Roomse Geestelykheid, en voor al van de Jesuiten, om op alle moogelyke wysen in 't Ryk te dringen, en, in weerwil van alle gevaaren, hare Kerk niet te verlaaten; en door de ongemeene aankleeving van de Japanse Christenen aan die heiligdommen door de Gouverneur van Nangazacki zelve bygebragt in syn laatste gesprek. Maar ook zo ras dit is uitgewerkt geweest, en dat met alle uytterlyke Heiligdommen van die Kerk, de Uytleggers van de zelve zyn verdwenen, als, of in 't geheel niet meer in 't Ryk kunnende koomen, of, in de zorgelykste moeyte en gevaar verborgen moetende blyven, heeft de Japanse Geestelykheid een aller-ruymst veld gehad om de Christelyke Godsdienst voorde oogen van 't gemeen niet alleen als verachtelyk, maar zelfs als belacchelyk te doen voor komen. Deese handelwys tegen een Godsdienst is niet nieuw: hoe weinig Augustus na Actium van vreemde Godsdiensten te vreesen had de Italiaanse Goden wierden egter aanstonds buiten gewoon geëerd. Dîs Italis votum immortale sacravit, en de Goden van Antonius en Cleopatra wierden door de Hoovelingen niet alleen leelyk maar zelfs wangedrogtelyk gevonden. Omnigenumque Deum monstra, & latrator Anubis! En een ieder die geleesen heeft wat Origenes, uit Celsus getrokken aan ons heeft nagelaaten; of 't Placaat van 't jaar 1521 van Carel de Vyfde, tegen Luther en syne Volgeren, weet, hoeveele, zo smaadelyke als lasterlyke, uitvindingen, tegen de eerste Christenen, zo wel als tegen de eerste Protestanten, in Europa zyn verspreid. | |
[pagina 84]
| |
Maar in Japan behoefde men ongelukkiglyk niet nieuws nog misdaadigs uit te vinden om de Christelyke Godsdienst ongerymd en bespottelyk aan het Volk te doen voorkoomen: de enkele Wet die den God der Christenen band is hier toe voldoende. En die Wet die het toppunt van woede van raasende harssenen schynd, is inderdaad eene van de eenvoudigste middelen die ooyt by uitvoering van menschelyke zaaken zyn gebruikt. Want Pinto, een van de eerde ondekkers van Japan, die met Xavier in dat Ryk was, die na de dood van Xavier als Ambassadeur van Portugal aan eenige Japanse Vorsten is gezonden, Pinto verhaald dat wyl hy Xavier verzelde, eene van de aller eerste tegenwerpingen welke de Japanse Geestelyken aan dien godvreesenden Preediker deeden, was, waarom hy, als een vleesselyke Duyvel godslasterde, noemende God, Leugenaar? het geen hier op was gegrond, dat hy hun de Godheid in 't Portugees aankondigende, aan de zelve de naam van Deos gaf, en dat hy leerende in 't Latyn te bidden, dat woord Deus noemde? welke beyde woorden de Japanners in hare tongslag uitspreeken Dius: en Dius, of Diusa, in 't Japans wil zeggen Leugen. Wat kan, en moet, nu in de oogen van eene onweetende gemeente verstandiger, voorzigtiger, en meer met de Reeden overeenkomende, schynen, als dat de Regeering voor eeuwig de leugen uit het Ryk band, en hoe verachtelyk moet aan alle Japanse secten voorkomen een Volk dat de leugen aanbid, in een Land, daar de leugen in zaaken van minder aangeleegenheid voor de menschelyke Rechter met de dood werd gestraft. En by deefe voorzorgende Wet van de Regeering kan de Geestelykheid, van hare kant de gemeente met ernst aanmaanen om te myden een Godsdienst die vuyle en afschuwelyke dingen venereerd, en daar van hulp en voorspraak, hoopt en vraagd! want (zegd de zelve Pinto) wanneer Xavier, na de Mis, met de Christenen, de Litanien opzeide voor de vermeerdering van het Catholycq geloof, waren de Japanners niet weinig verwonderd van | |
[pagina 85]
| |
hem te hooren zeggen, Sancte Petre ora pro nobis! Sancte Paule, enz.; want het woord Sancti, is in de Japanse taal, morsig en infaam.Ga naar voetnoot* En de Uitleggers van die taal, en Godsdienstige woorden en uytdrukkingen, nu niet meer voor handen zynde, begrypt men welke zeegepraalende gevolgen de Japanse Geestelyken uit gebeeden in zulke bewoordigen kunnen trekken; en dat niets natuurlyker is, als dat het overblyszel van de Christenen in Japan, in de aller-uitterste veragting by 't Volk, de naam van Bungojos, na 't Koningryk van Bungo, daar altyd de meeste zyn geweest, heeft verkreegen, en, moogelyk, nog behoud. |
|