Van Japan
(1775)–Onno Zwier van Haren– AuteursrechtvrijZesde onderzoek.
| |
[pagina 47]
| |
allezins waarschynlyk is, en zonder aan te dringen, dat de Land-engte van Omura bezet zynde, en de Zee met een Hollands Schip bewaard, dus uit geene der andere Japanse Eylanden, eenige andere Christenen tot hulp van dit leger in een hoek van 't Eyland Ximo omcingeld, hadden kunnen toevloeyen; zo heeft men zig maar te herinneren de schouw-toneelen welke de Hollandse in de Bogt van Nambu gevangene, vyf jaaren daar na, op hunne reys, door de Oostelykste Landstreeken van 't groot Eyland Niphon zagen: waar by sy nog voegen, dat by eene van hunne verhooren tot Jedo sy vier en danig ellendig gepynigde Japanners gewaar wierden, van Christen Ouders gebooren; en by een ander verhoor, aan haar wierde getoond eenen gevangenen Europeër van omtrend vyfrig jaaren in kostelyke kleederen, van deftig gelaat, maar zwaar geboeyd, die meer dan zeshonderd Christenen in Miaco (en dus in 't midden van 't Ryk) woonende, hadde ontdekt. En alle verhaalen van Japanse zaaken, zeggen dat geduurende de minderjaarigheid van de Keizer Quane, na dat de Ryks-Voogden in 't jaar 1651 een eerste opstand van zommige Grooten gelukkiglyk hadden gedempt, de onderzoeken na Christenen eenige tyd zodanig verminderden, dat men begon te hoopen, dat die geheel zouden ophouden: het geen alle teekenen met zig draagd van de wyse schikking van een voorzigtig Ministerie dat in een minderjaarigheid alles in vreede zoekende te houden, zorg droeg om door al te ruwe behandelingen de Christenen geene reedenen te geeven, van weederom zig by woelige misnoegden te voegen: 't welke niet alleen toond dat 'er nog Christenen waren; maar zelfs zo veele, dat sy door hun getal vreese konden veroorzaaken. En, door die vrees, moesten dan ook, zo ras de Regeering, by de Meerderjaarigheid, hare volle kragt hadde wedergekreegen, de onderzoeken strenger dan ooyt op nieuws beginnen. Dus is niet te verwonderen dat Wagenaar van de straf | |
[pagina 48]
| |
oeffeningen tegen bekende Christenen, in 't jaar 1658, spreekt als dagelyks voorvallende: dat Indyk verhaaldGa naar voetnoot* dat in 't jaar 1660 tot Nangazacki zynde, hy negen en negentig Christenen kon na elkander ter dood gedoemd zag; dat van Zelderen getuigd dat hy nog laater, zig tot Cangoxuma ophoudende, aldaar elf Japanse en drie Portugeese Priesteren, aan Kruyssen gespykerd, met langzaam vuur, leevendig wierden verbrand. Kaempher zelve, zegd ons, dat 'er in 't jaar 1692, nog | |
[pagina 49]
| |
vyftig Christenen in de gevangenis van Nangazacki zaten, uit de Landstreek van Bungo derwaarts gebracht, aan welke, hare standvastigheid in de Godsdienst, de naam gaf van Bungojos, dat is 't canaille van Bungo, en voor welke eene eeuwige gevangenis waarschynlyk was 't Geen alles zamengevoegd my toeschynd te bewysen, dat, vier en vyftig jaaren na Ximabara, nog in verscheidene plaatsen van Japan, menschen waren, die schoon van de Christelyke Godsdienst opentlyk afgevallen, egter in 't hart Christenen waren gebleeven: die, wanneer sy zig oopenbaar weder voor Christenen uitgaven, of wel als sy oude of nieuw-ingesloopene Priesters, mogten zyn, zonder genade wierden ter dood veroordeeld: maar van welke de Leeken, hoewel voor geheime Christenen bekend, mits zig stil houdende, in de zaamenleeving, wierden getolereerd: schoon in veragting, en onder deese bepaaling, dat die geene, die zig uit yver te veel bloot gaven, in gevangenhuisen tot hunne dood, of nieuwe verzaaking bleeven opgeslooten. Maar de onlusten die het Japanse Ryk Eeuwen lang hebben geschud, de stille Vreede welke dat zelve Ryk zederd honderd en vyftig jaaren onbeschryflyk doet bloeyen; de verschrikkelyke woede waar meede de vervolging der Christenen is begonnen, de merkelyke verzachting in vergelyking van voorige tyden, die daar op is gevolgd; de singuliere Wetten van een Land, dat eenig in die zoort is; alle deese zaaken schynen andere en grootere reedenen te hebben, als de beweegingen welke zig heeft kunnen geeven, een handje vol Vreemdelingen, welke nooyt aldaar eenige vaste woonplaats hebben gehad als de uitterste Haavenen. En alhoewel om dit na te gaan, de bouwstoffen hier toe nodig gebrekkelyk zyn, en 't geen ons van Japan is bekend, ten uittersten onvolmaakt is, zullen wy egter toetzen, of wy, uit de weinige aan ons gebleekene voorvallen aldaar, vergeleeken met ontwyffelbaare Geschiedenissen van andere Volkeren, eenig denkbeeld kunnen opmaaken van de gebeurtenissen van twee Eeuwen in | |
[pagina 50]
| |
een gedeelte van de Wereld, het welke de aandacht van Historie- en Land-Beschryvers, van de Coophandel en Staatkunde, maar, voor al, van 't Wysgeerig-oog, zo waardig is. Na alvorens tot grondslag te hebben gelegd, met Racine, van al het geen ik ga zeggen;
Que tous ces grands revers, que notre erreur commune,
Croit nommer justement les jeux de la Fortune,
Sont les jeux de celui qui maitre de nos coeurs,
A ses desseins secrets, fait servir nos fureurs:
Et de nos passions reglant la folle yvresse,
De ses projets, par elle, accomplit la sagesse!
|
|