Van Japan
(1775)–Onno Zwier van Haren– AuteursrechtvrijVyfde onderzoek.
| |
[pagina 41]
| |
pen, egter wyl men hare taal niet verstond, nog sy het Japans, de Keyzer bevel gegeeven had dat men hen na Nangazacki zoude overbrengen, om aldaar door den breeden Raad van de Stad, met hulp van de Hollanders onderzogt te worden: dat hy Gouverneur vreesde dat het lieden waren van de Roomse Religie, en ligtelyk een Priester daar onder; dat hy egter hoopte zulks niet waar te zyn: om dat dit onnoemelyke moeyten voor hem en synen Meede-GouverneurGa naar voetnoot* zoude na zig sleepen, het gansche Hof in beweeging brengen, en die zes menschen ongelukkig maaken, enz. Hier op wierd hun eerst getoond de bark, diense ongelooflyk slegt en reddeloos bevonden, en vervolgens de gevangenen, dog buiten keetenen en banden: welke de Gouverneur verzogt dat de Hollanders wilden ondervraagen op eenige pointen, welke hy geschreeven overgaf. De eerste vraag was wat Landslieden sy waren? en het bevond zig dat twee waren Schotten, eene was een Engelsman, twee Hollanders, en eene Vlaaming. De tweede vraag was, van welke Godsdienst? waar op een der Schotten, naast aan de Hollanders staande, antwoorde Protestant, en door iemand der Hollanders, daar op, half zagr, gezegd zynde, God dank, gaven de andere zig op voor Gereformeerd. De andere vraag-pointen liepen over de plaats van waar. sy gekomen waren; wat haar voorneemen was geweest; of sy wisten in wat Land sy zig bevonden; en op welke wyse sy aldaar waren aangekomen? Haar antwoord was, datse van Manilha waren vertrokken om zig te redden uit handen der Spanjaarden die hen mishandelden: datse ten dien einde zig meester gemaakt hadden van deese bark; | |
[pagina 42]
| |
maar dat niemand hunner Stuurman zynde, en sy lieden ook boven dien geen ander Compas hebbende, als een kleyntje van eene guldens grootte, waar van sy door de geweldige deining geen gebruik hadden kunnen maaken, sy zig derhalven aan de golven hadden moeten overgeeven: dat sy na hare landinge wel gegist hadden in Japan te weesen, maar dat sy 'er eerst zeker van waren geworden na datse de Hollandse Vlag van de O.I.C. op de woning hadden gezien: dat vyf hunner door de Spanjaarts waren gevangen genomen in de West Indien alwaar sy op Lorrendraeyers dienden. Maar de Vlaaming zeide van Batavia gevlugt te zyn, om dat hy aan synen Corporaal een gevaarlyke wonde had toegebracht: voorts gedroeg hy zig tot syn Journaal dat men hem hadde afgenomen; en het welke aanstonds voor den dag wierde gehaald uit een zak waar in nog waren eenige Catholycque boeken, oude kleederen, een byl, een mes, en andere beufelingen: allses geïnventarisseerd op Zatsuma volgens een verteekende lyst door gemelde Vlaaming genaamd Carel van der Hagen; welken de Japanners, voor 't hoofd van deese bende, zomtyds voor een Priester, aanzagen; om dat sy by hem vry meer geest en schranderheid als by de anderen bespeurden. Op 't zien van de boeken vroeg men waarom sy haren Godsdienst loochenden, dewyl uit die boeken bleek dat sy Catholycken waren? maar haar antwoord was, dat hare meening geweest zynde om na China te vaaren, sy deese boeken hadden meedegenoomen om zig voor Catholyquen uit te geeven, ingevalle sy door eenig Spaans, Portugees, of Frans, schip, waren ontmoet; welke list de voorzigtigheid had opgegeeven. Weet gy dan wel, vroeg de Gouverneur, dat de Roomse Godsdienst, en alles wat daar toe behoord uit Japan is gebannen, en zyt gy gereed om uwe verachting voor die boeken te toonen, door de zelve met voeten te treeden? Op 't eerste zeidense, dit wel gehoord te hebben, en datse die boeken niet ontscheept zouden, hebben, zose geweeten hadden dat sy | |
[pagina 43]
| |
aan de Japanse kust waren; en op het tweede dat sy gereed waren die boeken met voeten te treeden. En alle deeden het: maar de Vlaaming niet zo hartelyk als de anderen, 't geen aan de Japanners niet ontsnapte. Na dit sloeg de Gouverneur voor om de ruggen van die kerels te laten onderzoeken om te zien offe gebrandmerkt waren? dit geschiede, maar men vond 'er niets. Waarschynlyk tot leedweesen van de Gouverneur die syn best deed om die Vreemdelingen te mogen doen aanzien als Bandieten, zonder consequentie voor de Staat en Godsdienst. Alles scheen dus afgedaan, en de Hollandse Officieren stonden gereed na hunne wooning te keeren, toen het de Gouverneur nog behaagde om de zakken van de kleederen van die mannen in syne teegenwoordigheid te doen leedigen, wanneer tot zeer groote verslagenheid van de Japanse Raad zig in de zak van een der twee Hollanders een Paternoster of Gebeede-krans bevond, waar aan een penning met de Beekenis van een Heilig onder aan hing: dit bracht alles op nieuws in rumoer, en de Japanners deeden de heevigste verwyten aan dien man, dat hy by het onderzoek die Paternoster verzweegen had. Maar hy, zo stout als onbeschaamd, hield koel staande, dat hy niet hadde gemeend dat eene diergelyke vodderye de pyne waard was om 'er melding van te maaken; te meer dewyl het geen Gebeede-krans was, alzo 'er verscheide coraalen aan ontbraaken, en tot syn groot voordeel, en 't geen de Japanners merkelyk verzachte, toonde hy eenige van die coraalen, gebruikt tot knoopen aan syn camisool. Niettemin verzogten de Gouverneurs aan de Hollanders in 't afscheid neemen, dat sy het Journaal wilden meede neemen, het onderzoeken en 'er hun verslag van te doen. Dit deedense, en bevonden dat het was van de Vlaaming, en een gedeelte van syn keven en van syne reysen inhield: hier uit bleek dat hy was gebooren en opgevoed in de Rooms-Catholycque Godsdienst, van welke hy zulk een | |
[pagina 44]
| |
groot Yveraar was, dat hy zig beroemde twee menschen in de Manilha tot de Christelyke Godsdienst te hebben bekeerd, waar van de Hollander van 't Paternoster de eene was, en de andere een Schot. Het behelsde insgelyks het dag verhaal van de reis van Manilha tot aan Zatsuma; veele klachten over de Spanjaards by de welke van der Hagen als Ingenieur hadde gediend, en eindigde met de omstandigheeden van 't geen hun was gebeurd zederd sy in Japan waren aangeland: waar onder deese byzonderheid was, dat, na dat men hen vreedzaam hadde laaten ontscheepen, sy aanstonds wierden gevat, en onmiddelyk een houten loots voor haar verblyf was opgeslagen, waar in sy met zorg wierden bewaard, en dat na maate sy weg vorderden na Nangazacki, sy ieder avond op de plaatsen daar sy aankwamen een nieuwe houte loots vonden, die by hun vertrek wierde verbrand. De Hollandse Opperhoofden, die niet onduidelyk de schrik van de Gouverneurs en Raaden van Nangazacki hadden bespeurd, en dat die Heeren hartgrondig wenschten dat deese zaak zo stil doenlyk wierde behandeld, en een zagt einde nam zo 't moogelyk was, deeden derhalven eenige daagen daar na in een nieuwe Raads-Vergaadering verslag, dat sy by onderzoek niets hadden gevonden, waar uit men zoude kunnen besluiten dat eene van de gevangene zoude zyn een Priester: maar dat dewyl uit de eigene bekentenis van Carel van der Hagen bleek, dat hy was gedeserteerd van Batavia, sy hem wedereyschten, ten einde hy na behooren gestraft wierde; en de Gouverneurs die niets beters vroegen, beloofden dit verzoek gunstig ten Hove te zullen voordragen. Daar na nam de eerste Gouverneur het woord op, en deed een lang verhaal van al het geen in Japan ten opzigt van de Rooms Catholycque Godsdienst was voorgevallen, te zwaare vervolgingen welke de Belyders van die Religie hadden ondergaan, voor al hare standvastigheid om liever te sterven, als de allergeringste Heilig-schenderye te be- | |
[pagina 45]
| |
dryven tegen de voorwerpen van hare Godsdienstige eerbied: besluitende met te zeggen, dat men dus de waarheid in deese zaak, nu voorzeeker stonde te zien, en daar op zig hebbende doen brengen een ovaal schildery verbeeldende op koper, de Maagd Maria houdende het kind Jezus in hare armen, belaste hy de gevangenen in de Raadkamer te doen binnen staan, en beval hen, ingevalle sy bleeven by hare ontkenning van Rooms-Catholycq te zyn, sy ten bewyse daar van met veragting zouden spuwen op de twee Beelden in die Schildery vertoond, en daar na de Schildery zelve met voeten trappen, na 't welk hy hen zoude erkennen voor niet Catholycq te zyn. En alle zes deeden, het een en 't ander, zonder het minst te weiffelen. Dit is de eerste, en zo veel ik heb kunnen vinden, de eenigste maal dat de Hollanders deese Plaat hebben gezien: en sy wierden by deese geleegenheid onderricht dat dit de plaat was, welke ter dier tyd jaarlyks nog tot Nangazacki voor de Jesumi, wierde gebruikt. Weinig voor de tyd van 't vertrek van de Hollandse Scheepen kwam het antwoord van 't Keyzerlyke Hof tot Jedo. Het zelve bestond in een order aan de Gouverneurs om de gevangenen in te scheepen op de Hollandse retourscheepen, met bevel aan de Hollanders om die in de boejens te houden zo lang de kielen in zicht van de Japanse Kust zouden zyn: en dat in 't byzonder Carel van der Hagen, als Deserteur zynde, ter straffe tot Batavia zoude werden overgeleeverd. Dit alles geschiede: uitgezondert dat zo veele gevallen welke die Vlaaming hadde uitgedaan en de keetenen in welke hy geduurende deese geheele laaste reys was geslooten geweest, hem tot Batavia pardon deeden verwerven, en met de eerste Vloot na Europa te rug te zenden. Ik heb dit verhaal zo veel doenlyk verkort: maar ik heb noodwendig het eenigzings egter breedvoerig op moeten geeven, om 'er dit besluit uit te trekken, het geen ik my verbeeld dat niemand zal ontkennen. Dat, zoiets, het | |
[pagina 46]
| |
geen Bandieten doen, kan of mag, werden toegeschreeven aan de gehede Natie van welke die Bandieten, gebooren zyn, als dan onbetwistbaar is, dat 'er vier Natien uit Europa, in Japan, op de Beelden van de Zaligmaaker en de Maagd Maria spuwen en trappen. |
|