De geuzen
(1943)–Onno Zwier van Haren– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
Inleiding | |
[pagina t.o. 3]
| |
Onno Zwier van Haren (1713-1779)
| |
[pagina 3]
| |
I.
| |
[pagina 4]
| |
begonnen Fransche invloed in het blijspel - beiden werkten naar Molière - constateert Van Schoonneveldt in de klassiek-Fransche tragedieGa naar voetnoot1)). Lodewijk Meijer, ziel van het genootschap ‘Nil Volentibus Arduum", had deze voor het eerst met succes gepropageerd tegen de gruwelstukken van Jan Vos. Na hem hadden een Bidloo en een Rotgans in deze trant gewerkt, terwijl Huydecoper's studiën over Boileau's ‘Art Poétique’ en over Corneille's ‘Discours sur les trois Unités’ deze propaganda kracht bijgezet hadden. In het midden der XVIIIe eeuw was Voltaire die invloed nog komen versterken. Wanneer Bilderdijk echter betoogtGa naar voetnoot2)) dat het tooneel ten onzent nooit een nationaal karakter heeft gehad en dat men steeds de Franschen navolgde, hoewel een Nederlandsche denkwijze en vaderlandsche zeden of gewoonten niet ontbreken, dan laat zich deze uitspraak niet geheel en al handhaven. In de tweede helft van de XVIIIe eeuw is wel degelijk een afnemende belangstelling voor het Fransche, en een groeiende interesse in vaderlandsche stof waar te nemen, welke zich weerspiegelt in een reeks nationale treurspelen die wij van De Lannoy, Van Merken en Van Haren - om maar een paar namen te noemen - bezitten. De onderwerpen zijn eigen vinding geworden. Vergelijk Onno's ‘Agon’ met Racine's ‘Mithridate’, leg zijn ‘Pietje en Agnietje’ naast de ‘Boîte de Pandore’ en men zal vele gelijke trekken ontdekken, maar onmiskenbaar is het specifiek Hollandsch element, dat overal doorstraalt; dat van het voorbeeld iets anders, iets geheel nieuws: iets nationaals heeft gemaakt. Zegt Van Haren op het titelblad van zijn in 1779 verschenen ‘Proeven van Nederlands Tonneel’ ook zelf | |
[pagina 5]
| |
niet dat hij het heeft aangedurfd ‘Gallos deserere et celebrare domestica facta?’ De invloed, die als een groote roode lijn op cultureel gebied sinds het laatste kwart der XVIIe eeuw te volgen is, is een rechtstreeksch gevolg van de Fransche politiek. De vier oorlogen, welke ‘le Roi Louis’ Nederland binnen 35 jaar tijd had aangedaan, waren niet zonder blijvende invloed op het maatschappelijk leven gebleven. Iemand als Onno Zwier zag in de komst van de Réfugié's de eerste aanleiding tot de verandering van zeden, niet zoozeer door hun verschijning of godsdienst zelve als wel door hun taal en manieren. ‘De ruwe Nederlander, niet wel onderscheidende’, zegt hij, ‘nam in de opvoeding de valschheid aan in plaats van de politesse, en de lage vleyery in plaats van de voorzichtige meêgaandheid’Ga naar voetnoot1). Zij mochten groote bewonderaars van de Fransche letterkunde zijn, maar in het kabinet en te velde bestreden beide Van Harens, geworteld in de geschiedenis van hun vaderland en vervuld van een erfvijandschap tegen Frankrijk als zij waren, dit land fel. Willem's Voltairianisme is niet meer dan ‘een levendig geloof aan de alleen zaligmakende Christelijke openbaring’Ga naar voetnoot2). Heeft hij in 1743 de natie door zijn gedicht ‘Leonidas’ tot steun aan Maria Theresia opgewekt, dan wijdt weliswaar die andere koning, ‘le Roi Voltaire’, hem eenige strophen, maar noch deze noch een persoonlijke ontmoeting in 1740 hebben hem of zijn broeder voor de berekenende Fransche politiek kunnen winnen. Na de zomer van 1743 houdt dan ook alle contact op. En Onno's relaties tot MirabeauGa naar voetnoot3), versterkt door een bezoek van dezen tijdens zijn verblijf in Amsterdam in het jaar 1776, zijn | |
[pagina 6]
| |
geen andere dan die van den voogd over Willem's onechte dochter Henriette Amelie de Nérah tot haar minnaar, tenzij men er een poging van eerstgenoemde in wil zien om den graaf tegen stadhouder Willem V op te zettenGa naar voetnoot1). Ja zelfs heeft hij Frankrijk nimmer bezocht ondanks zijn verlangen het te leeren kennen. Wanneer hij in Januari 1747 te Bern er in geslaagd is troepen voor de staat te werven, denkt hij er aan zijn terugreis over Frankrijk te nemen, maar Hendrik Fagel raadt het hem af, als te onvoorzichtig, ‘daar U HoWelG. beesig sijt geweest en gereusseert hebt in een commissie, die aan het Hof van Vrankrijk gansch niet aangenaam kan voorkomen.’Ga naar voetnoot2) ‘J'employerois mon loisir present a visiter cette France dont j'ai tant entendu vanter les charmes, que j'ai tant souhaitté de voir, et qu'il y a de l'apparence que je ne voirrez jamais’Ga naar voetnoot3). De tijd, waarin de gebroeders van Haren opgroeien, is die van het verval van de Republiek en het verlies van haar staatkundige beteekenis onmiddellijk na de Vrede van Utrecht. Duidelijker dan op de 2e groote vergadering in 1716 door van Slingelandt samengeroepen, kon zulks niet tot uiting komen. ‘Tevergeefs had de Republiek te dier tijd, in haren boezem, drie van de grootste mannen, die zij ooit heeft voortgebracht: tevergeefs zat de waakzame Bynkershoek aan 't hoofd der wetten: tevergeefs was de schrandere Slingelandt aan 't roer der politieke zaken van de machtigste der bondgenooten, en blonk als een heldere sterre aan 't firmament van Europa; de langdurige ondervinding, de bovenmenschelijke voorzichtigheid van Fagel zelve werden onnut, zijne maningen veracht, zijn raad versmaad, en de ver- | |
[pagina 7]
| |
warring neemt hand over hand aan’.Ga naar voetnoot1) ‘De twintig jaaren die er na de Vreede van Utrecht verliepen zijn zeekerlijk degeene in de welke de Republycq de meeste rust heeft genooten’.Ga naar voetnoot2) Maar die rust was noodgedwongen, als van een uitgeputte patiënt die buiten staat is zich met zaken bezig te houden, en vatbaar voor invloeden. ‘Nooit hebben de Fransche taal, letterkunde, modes en gebreken zoo hunnen invloed op ons werelddeel doen gelden als onder de regeering van le roi Voltaire. Al het sceptische, al het conventioneele, al het overdrachtelijke, al het zedenlooze, al het volkverachtende, al het bedorvenaristocratische van het Frankrijk der XVIIIe eeuw werd, met de navolgingszucht van onmondigen overgenomen door de hoogere klassen in alle steden van Europa; ook te 's-Gravenhage’Ga naar voetnoot3). En in dat 's-Gravenhage houdt men elkander bezig met.... tooneelvoorstellingen. Daar treden Mevrouw Bentinck als Phèdre en de Raadsheer Wassenaar als Hippolitus op, of spelen de kinderen van de gravin Van Welderen de Andromaque.Ga naar voetnoot4) Daar ruziet men onder elkander bij het vergeven van een ambt. ‘IJdele eer en glorie drijft de meesten aan, om zich in posten, eeramten en bedieningen in te dringen, waartoe zij de vereischte bekwaamheden niet bezitten, of toevallige omstandigheden slingeren hen in een beroep, daar zij geene genegenheid voor hebben.... Doch daar zijn er ook, die, hunne oogen blind ziende op eeramten en waardigheden, alle hunne belangen in 't voldoen hunner staatzuchtige oogmerken stellen, denkende, dat zij, geduurende hun gansche leeven, niets anders te doen hebben, dan om eerbedieningen | |
[pagina 8]
| |
te verkrijgen, en alle hunne vermogens aantewenden, om tot het toppunt van eere en glorie te geraaken.’Ga naar voetnoot1) Willem van Haren is nauwelijks een dag in 't bezit van de doodsaankondiging van zijn besten vriend Aylva van Wonseradeel, of hij solliciteert bij de prinses-douairière reeds naar diens positie als curator van de academie te Franeker. ‘V:A:R: sait que c'est un emploi plus honorable que profitable, et que je sais assés de Latin pour oser y prétendre.’Ga naar voetnoot2) Regeeringskunst bestond in 't kuipen,
Bestond in vreten en in zuipenGa naar voetnoot3)
dicht Onno aan het einde van zijn leven. ‘Een ambt’ laat Van Woensel den stervenden Zibs nog in 1801 uitroepen.Ga naar voetnoot4) De Oostenrijksche successie-oorlog brengt de dommelende natie in opschudding. Een van de laatste brieven van den ouden griffier Fagel aan Willem IV, die het Kon. Huis-archief bewaart, teekent de toestand in de republiek scherp en helder: Ik kan niet anders doen ‘als God te bidden en te wenschen, dat die geene die staen aen het roer van den Staet, deselve in behoude haven mogen brengen, ende dat daertoe mogen ontfangen de wijsheid en de kragten, die noodig sijn, in soo bekommerlijcke omstandigheden, waer in het, na mijn swack gesigt, aen alle kanten een seer duyster uytsigt heeft, ick verbeelde mij de Republicq tegenwoordig als een oud overladen schip, waervan de Reeders verarmt sijn, het welck is op een gevaerlijcke reijse, sonder schipper, met oneenige stuurluyden, swacke matrosen, ende weijnig voorraed, ende daerby weijnig bystand ende hulpe te wagten hebbende van sijne convoyers. Tot behoudenisse van | |
[pagina 9]
| |
een schip in een sodanigen toestand is meerder van noden, als ick bequaem ben uyt te dencken. God Almagtig, die uyt de duijsternisse ligt kan scheppen, hope ick dat sijne alles vermogende behulpsame hand van ons lieve vaderland niet sal aftrecken, maer hetselve in sijne gunsten bewaeren ende segenen.’Ga naar voetnoot1) En terwijl Willem's Leonidas 20.000 man voetvolk onder de wapenen roept, terwijl aller oogen zich richten op den herstelden stadhouder, ‘preekt’ Onno ‘Neutraliteit’. ‘La Neutralité est plus eloigné que jamais en Hollande’, heet het in een brief aan den Prins van 25 Nov. 1741, ‘et jamais cette Province n'y viendra qu'en cas que l'on l'y force, ce que je ne prevois pas encore sitot, sur tout si on le met en etat cet hiver de facon a n'etre pas forcé au printems prochain.’Ga naar voetnoot2) Later zou ‘dat van Neutraliteit te spreken, Brunswijks huis hem op doen breken’Ga naar voetnoot3), wanneer de dikke hertog zijn erflanden door d'Estrées zag bezetten. Van het tijdvak van verval, dat de XVIIIe eeuw is, noemt Nuyens de Van Harens echte representanten.Ga naar voetnoot4) Daarmede zij dan tevens gezegd, dat zij tegen de achtergrond van hun eeuw afsteken. Toch is er tusschen beiden een verschil, waarvan Huet de nuanceering heeft gevoeld toen hij Willem bovenal den dichter zijner tijdgenooten, en Onno Zwier die van het nageslacht noemde.Ga naar voetnoot5) Niet zoozeer in beider trant van dichten lag dat onderscheid, naar het mij wil voorkomen, als wel in de beteekenis van hun werk. Juist om het typische bij den jongeren broeder waar te nemen, kan men kennis van zijn lotgevallen niet | |
[pagina 10]
| |
ontberen.Ga naar voetnoot1) Ook al trekt Onno's poëzie, gelijk die van velen zijner tijdgenooten, door haar reinheid aan, terwijl het leven in de tweedes helft van de XVIIIe eeuw in Nederland - het zijne en dat van Willem van Haren niet uitgezonderd - een poel van verdorvenheid gelijkt, waardoor de methode der litteratuur-historie, die leven en werken als één beschouwt, dreigt schipbreuk te lijdenGa naar voetnoot2), van elkander te scheiden zijn zij: leven en werken, ruimer genomen: eeuw en letterkunde, niet. En dat maakt het zoeken naar een compromis tusschen den mensch Van Haren en zijn tijd des te belangwekkender. Staan wij dan thans bij dat leven eenige oogenblikken stil. |
|