De geuzen
(1943)–Onno Zwier van Haren– Auteursrecht onbekend
[pagina V]
| |
AAN MIJN OUDERS | |
[pagina IX]
| |
Verantwoording van de uitgaveDit boek bestaat uit twee gedeelten: een deel dat dient tot een verklaring en beter begrip van het gedicht De Geuzen, en slechts het werk van den uitgever is; een ander hetwelk louter de arbeid van den dichter bevat en voorzoover noodig door dien uitgever is toegelicht. Van de eerst genoemde afdeeling valt niet veel te zeggen. Men vindt er de Inleiding die ten doel heeft den persoon van Onno Zwier van Haren, de aard van De Geuzen en hun beider plaats in de XVIIIe eeuw te leeren kennen. Als bijlagen zijn daar aan toegevoegd een fragment-genealogie, aangezien men bij het lezen van Van Haren's werken op de hoogte dient te zijn van de familieverhoudingen en de publicatie in het Nederland's adelsboek juist de bijzonderheden, waar het op aankomt, mist, benevens een overzicht van de geraadpleegde litteratuur. In het tweede deel valt de nadruk op het dichtwerk De Geuzen zelf. Aanvankelijk leek het moeilijk - wegens het voorhanden zijn van drie uitgaven uit de jaren 1771, 1772 en 1776 - bij een daarvan de keuze te bepalen, doch een onderlinge vergelijking leerde dat, wat de vorm aangaat, de editie 1772 voor 's dichters beste en oorspronkelijkste werk kan doorgaan, gelijk Bilderdijk en Alberdingk Thijm reeds constateerden. ‘De varianten, aangebracht in den druk van 1776’ zijn inderdaad ‘overrijpe vruchten van Van Haren's likmethode, behoudens de toegevoegde coupletten’.Ga naar voetnoot1)) Van de tekst van 1772 is derhalve uitgegaan, maar voor wie de ontwikkeling van Onno Zwier's dichterschap in de jaren 1772-1776 in het bijzonder wil bestudeeren, zijn de varianten | |
[pagina X]
| |
van de laatste druk onder bijlage B opgenomen. En wat de inhoud van het gedicht betreft, deze is door de volgende indeeling zoo volledig mogelijk. De tekst is aldus gezet dat men naar verkiezing een der drie uitgaven kan volgen. Met een * in margine zijn gemerkt de strophen die niet in de editie 1771 voorkomen; tusschen [] zijn de coupletten gesteld welke in 1776 voor het eerst verschijnen, terwijl degenen die uit 1772 niet in 1776 opgenomen zijn met een † werden aangegeven.Ga naar voetnoot1)) Wil men dus de inhoud van 1771 volgen, dan moet men de coupletten voorzien van een * of [] overslaan; voor die van 1772 alle strophen uitgezonderd de met [] gemerkte, en voor de laatste druk alle strophen behalve de met † aangeduide, volgen. Van Haren's spelling, orthografie en interpunctie is gehandhaafd. Hoe systeemloos en wonderlijk dikwijls ook, zijn zij te specifiek het eigendom van den dichter dan dat men deze zonder meer zou kunnen opgeven. Wie zich in dit onderdeel verdiept, zal bemerken dat de schrijver hieromtrent bepaalde ideeën bezat. Eenige in het oog vallende drukfouten zijn door mij verbeterd, terwijl gebruik is gemaakt van 's dichters eigen errata. Als Documenten van den dichter zelf heb ik vóór de tekst vereenigd alwat van Haren over zijn gedicht heeft medegedeeld. Ten eerste de aanleiding tot het werk, terug te vinden in de editie 1776 onder de Ophelderingen ‘De Geuzen’ blz. 159-blz. 161 regel 4 van boven. In de tweede plaats het doel en de geschiedenis van het gedicht, zijnde de Voorreeden van dezelfde uitgave. Dan, ten derde, de inhoud van het gedicht - het Historisch Verhaal 1772 waarbij de | |
[pagina XI]
| |
nieuwe passages in de druk van 1776 tusschen [] opgenomen zijn. Als toelichting bij vorm en inhoud, ten slotte, doet dienst de eerste Opheldering bij De Geuzen 1776 blz. 161 regel 5 van boven-einde, welk gedeelte de Korte Schetz van dit Werk (1772) vrijwel vervangt. Onmiddellijk bij het gedicht sluiten zich van Haren's eigen Ophelderingen aan. Daar deze eensdeels uit citaten bestaan, en voor een ander deel slechts zeer zijdelings verband houden met de plaatsen in De Geuzen die zij toelichten, heb ik, daar ik bovendien die aanteekeningen in de annotaties verwerkt heb, de karakteristiekste uitgekozen en voor de rest volstaan met een opgave der bronnen. De annotaties hebben een tweeledig doel: zij verklaren zakelijke moeilijkheden zooals geografica, mythologische en bijbelsche toespelingen of herinneringen aan oude en vaderlandsche geschiedenis, maar ook plaatsen waar van Haren's taaleigen van het hedendaagsche afwijkt. Bij herhaaldelijk voorkomende vormen als: dus = aldus, op deze wijze; straks = aanstonds; haast = weldra; wysen = laten zien enz. zijn deze waar zij het eerst optreden verklaard. Onder de bijlagen in deze afdeeling treft men aan de geannoteerde eerste Zang van Aan het Vaderland, die - helaas! - in de latere bewerkingen vervallen is en waarvan 's dichters visie op Egypte alleszins merkwaardig is; de reeds vermelde varianten van de uitgave 1776, en een register op de in De Geuzen voorkomende namen. Als illustraties komen voor een portret van Onno Zwier dat tot nog toe onbekend was; een afbeelding van het genre schilderij dat Van Haren tot het schrijven geïnspireerd heeft, en een portret van Mr. Francois Fagel. Ten gevolge van de oorlogsomstandigheden | |
[pagina XII]
| |
kon een foto-copie van het portret van Sara Adel van Huls, hetwelk zich als pendant van een ander van Onno Zwier van Haren in de collectie van Prins Karl zu Hohenlohe-Langenburg (Bohemen) bevindt, en dat ik bij de XXIIIe zang had willen publiceeren, niet toegezonden worden. |
|