Want alle verlies is winst: Menno ter Braak 1902-1930
(2000)–Léon Hanssen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| |
Hoofdstuk 19
| |
[pagina 206]
| |
essay gaf hem de mogelijkheid alle routes te verkennen naar een waarheid die die naam alleen verdiende als ze zich als probleem voordeed. Natuurlijk waren het voor het grootste deel problemen waar ieder levend en weldenkend individu mee te maken kreeg en krijgt. Maar ze zijn ook aan een specifieke culturele situatie verbonden, die enige toelichting behoeft om het leven en het werk van Ter Braak beter te kunnen verstaan. De hoofdfiguur uit Shakespeares Hamlet bracht de beroemde woorden over zijn lippen: De tijd heeft zich verstuikt. Vervloekte kwelling, Dat ik moet leven om hem recht te zetten.Ga naar eind3 Dit werd het centrale en kwellende probleem voor vele denkers sinds het begin van de nieuwste tijd: de tijd weer te moeten ‘rechtzetten’. De filosoof Hegel was er absoluut van overtuigd ‘dat onze tijd een tijd van geboorte en van overgang naar een nieuwe periode is’. Hij voorzag de opgang van een nieuwe wereld die zich eensklaps ‘als in een flits’ aan ons zou presenteren.Ga naar eind4 Onder Europese intellectuelen groeide in de negentiende eeuw een besef van crisis: de zekerheid van een ommekeer zonder de zekerheid waar die ommekeer naar toe zou leiden. ‘Onzekerheid’ werd een sleutelwoord dat gelezen moet worden in het kader van angsten omtrent het einde van de cultuur, ja van het avondland. Onder de oppervlakte van het georganiseerde burgerlijke bestaan heersten angst en verwarring. De moderne kunst die opkwam rond het jaar van Ter Braaks geboorte - 1902 - brak door dit vernis van rationaliteit.Ga naar eind5 Zeker sedert 1914 heerste er in Europa het gevoel van praktisch een permanente crisis. Het was de ervaring dat de Europese genius nooit tevreden is met zichzelf, altijd tegenstrijdige doelen nastreeft, zowel geluk als waarheid, macht als rechtschapenheid. Dit streven lijkt op het werk van Penelope, die 's nachts ontrafelde wat zij overdag geweven had. Over de crisis van de moderne wereld hebben tal van intellectuelen de staf gebroken - hun kritiek op de cultuur moet in wezen begrepen worden als een logica van de crisis, als de bezinning en zelfbezinning van een geest die zich in principe negatief tot de wereld verhoudt: een mefistofelische ‘Geist, der stets verneint’. Modern-zijn werd identiek aan crisisbeleving en kritiekbeoefening.Ga naar eind6 De notie van ‘crisis’ is echter nooit een eigenschap van een tijd zelf: het is een vorm van nadenken over de | |
[pagina 207]
| |
eigen tijd. De uil van Minerva begint immers pas met de aanbrekende schemering zijn vlucht.Ga naar eind7 Crisis dwingt tot bezinning. Het begrip crisis werd in de moderne filosofie een thema van fundamentele filosofische bespiegeling: Kierkegaard, Nietzsche, Husserl, Heidegger, Sjestov. Definitieve antwoorden, oplossingen, waren van deze denkers echter niet te verwachten. Want de notie van ‘oplossing’ verdraagt zich nu eenmaal niet met het nieuwe, tragische levensbesef dat zich zo krachtig opdrong. In de moderne benadering van de werkelijkheid en de geschiedenis eiste de tragiek onherroepelijk haar tol. Georg Trakl, de Duitse expressionist, verwoordde de algemene ontzetting met de dichtregels: 's Avonds klinken de herfstige bossen
Van dodelijke wapens, de gouden vlakten
En blauwe meren, daarboven rolt de zon
Duisterder voort, omsluit de nacht
Stervende strijders, de wilde klacht
Van hun gebroken monden.Ga naar eind8
Het vreselijkste element in het crisisbewustzijn was nog de stilzwijgende veronderstelling dat er een grote zuivering, een offering, een massaal bloedvergieten, noodzakelijk zou zijn om de tijd en de moraal en de mensheid weer op het rechte spoor te krijgen. Toch ontdeed de ‘Europese geest’ zich met het nieuwe zelfkritische bewustzijn ook van veel arrogantie en machtspretentie. Talrijke intellectuelen kwamen tot het inzicht dat verschillende tendensen in de Europese geschiedenis zoals religieuze intolerantie of de mythe van de ongebreidelde groei - dat zulke tendensen de vernietiging van andere culturen, van tal van waarden in de eigen cultuur en van milieu en natuur tot gevolg hebben gehad. Pas met dat kritische besef konden er nieuwe positieve waarden ontstaan die tegenwoordig als bouwstenen van de nieuwe, zelfkritische Europese geest worden gezien: dialoog, reflectie, innovatie, gastvrijheid, enzovoort. Dit zijn ook de nieuwe waarden die Menno ter Braak heeft gezocht, vanuit een ervaring van crisis. Steeds weer gingen de Europese intellectuelen ervan uit dat we sinds het eind van de negentiende eeuw ‘in een spirituele leegte’ leven, dat ‘al het metafysische denken op losse schroeven is gezet en we naar een onleefbaar relativisme zijn afgegleden’.Ga naar eind9 Toch schuilt hier ook de creatieve paradox. Als God dood is en alles relatief, wordt het feit dat de aarde een | |
[pagina 208]
| |
tranendal is ineens tot een absurditeit. Er is geen domein van tijdeloosheid of transcendentie meer om de mens in zijn historische val te stuiten, maar ook niet om hem te verdoemen.Ga naar eind10 Het alternatief wordt zodoende het vertrekpunt te kiezen in wat Walter Benjamin genoemd heeft het ‘slechte nieuwe’ en daarvan dan maar het beste te maken.Ga naar eind11 De dingen accepteren zoals ze zijn, conform het amor fati-principe: Niets is wat het zou kunnen zijn Alles is wat het zijn moet.Ga naar eind12 Wil de moderne intellectueel de crisis van de cultuur kunnen begrijpen, dan ziet hij zich genoodzaakt de ideologie van het veilige ‘midden’ te wantrouwen en zich met meer extreme standpunten vertrouwd te maken. De ‘modernist’, als de intellectueel die de problematiek van zijn cultuur uitdraagt, is bijna per definitie een radicalist, hoezeer zijn heimwee ook naar het verloren midden mag uitgaan. Daniil Charms, de Russische schrijver die bij zijn overlijden onder het Stalin-regime zelfs de jonge leeftijd van Ter Braak niet mocht halen, heeft de hang naar het uiterste, naar de grens - en daarmee naar het ‘oorspronkelijke’ - eens heel kernachtig geformuleerd in het fragment: Alles wat extreem is, komt heel moeilijk tot stand. Gemakkelijker is het om dingen van de middelmaat te maken. Een centrum verlangt op zichzelf geen enkele inspanning. Het centrum is evenwicht. Daar vindt geen enkele strijd plaats. Wie zijn oorspronkelijkheid wil bewaren moet uit zijn evenwicht raken. Dat is het fatum van de moderne cultuur. Het verlies van het absolute is te beschouwen als een tragische val, maar ook als een wonder: een inbreuk op de fysische structuur van de wereld.Ga naar eind14 De pijn van de uitzonderlijkheid wordt vergoed door een grootse, maar stille extase aan de uiterste grens voorbij alle middelmaat. Om de modernistische geest waaruit Ter Braak begrepen moet worden beter te verstaan, is het goed te rade te gaan bij een opstel van een zeer verwant denker, Walter Benjamin, over ‘Het destructieve karakter’ uit 1931: | |
[pagina 209]
| |
Het destructieve karakter kent maar één parool: plaats maken, maar één bezigheid: opruimen. Zijn behoefte aan frisse lucht en vrije ruimte is sterker dan elke haat. Zowel Walter Benjamin als Menno ter Braak pleegde zelfmoord onder de druk van omstandigheden die het leven niet langer waard maakten om te leven: Benjamin in de nacht van 26 op 27 september 1940 in het Spaanse Port Bou door het slikken van morfinetabletten, toen hij in de veronderstelling verkeerde dat de Spaanse douane hem, op de vlucht voor de nazi's, naar de Franse grenspost zou terugbrengen. Er is een weg tussen de ruïnes door. Ook de destructieve natuur zoekt die weg. Maar hoe ziet deze route eruit? Van de moderne tijd is boven gezegd dat het een era van ‘permanente verandering’ is, die steeds nieuwe aanpassingsmethoden en strategieën zal eisen. In die situatie | |
[pagina 210]
| |
kan het de modernist er niet meer om te doen zijn het verleden wetenschappelijk te conserveren, of om de toekomst langs wegen van geleidelijkheid tegemoet te treden, maar om door middel van een crisislogica hypothesen uit te werken over de creatieve benutting van verwarring en wanorde.Ga naar eind16 De socioloog en econoom Joseph A. Schumpeter ontwikkelde een model van de dynamiek van het kapitalisme. In zijn Capitalism, Socialism and Democracy (1943) beschreef hij die dynamiek als productieve vernietiging3 - creatieve destructie.Ga naar eind17 Het kapitalisme groeit en bloeit omdat er op basis van de vernietiging van het oude voortdurend iets nieuws wordt geschapen. Hij gaf daarmee ook een model voor het functioneren van de moderne kunst. Zij werkt als een creatieve vernietigingsmachine. De grote manifesten van de moderne kunst keren zich met een verwoestende kracht tegen het verleden. Er wordt voor eens en altijd ‘gebroken’. De Italiaanse futurist Marinetti voelde nog éénmaal weemoedig de ‘immense bedwelming van de oude Europese zon, die heen en weer schommelde tussen wijnkleurige wolken...’, maar: Die zon nu smeet ons haar grote toorts van witgloeiend purper in het gezicht, barstte toen uit elkaar en braakte zichzelf geheel in het oneindige uit.Ga naar eind18 Ironisch genoeg meende Schumpeter dat het kapitalisme ten onder zou gaan: niet door zijn gebreken, maar door zijn prestaties. De machine zou door haar eigen succes de sociale en institutionele fundamenten vernietigen waarop zij rust. De waarheid over het programma van de cultuur heeft zodoende niet langer meer één betekenis. De diepere betekenis wordt de onzekerheid van de betekenis zelf. Het programma laat zich veeleer definiëren als een zwerftocht tijdens welke de identiteit nergens bevestigd kan worden en waarvan het slot meerduidig blijft.Ga naar eind19 Menno ter Braak was zich ervan bewust dat het moraliseren over de cultuur op basis van persoonlijke vooroordelen weinig zinnigs en positiefs opleverde. In Erts 1930 schreef hij: ...een verwijt schijnt in het algemeen, waar het cultureele manifestaties betreft, niet zeer redelijk, daar het programma eener cultuur zich nu eenmaal niet laat opmaken volgens particuliere wenschen van ongeduldige stervelingen.Ga naar eind20 | |
[pagina 211]
| |
Afstand te doen van de melancholie omtrent het verlies van absolute waarden en waarheden is Ter Braak moeilijk gevallen. Veel intellectuelen hadden het er moeilijk mee: De mensen moeten hun leven inzetten voor vrijheid, democratie en de natie: is een dergelijke eis niet absurd, wanneer er geen bindende waarden bestaan?Ga naar eind21 Maar een herstel van het oude geloof en de traditionele metafysica, ook waar dat de strijd tegen de nieuwe barbarij gemakkelijker leek te maken, was voor Ter Braak uit den boze. Verscheidene liberale intellectuelen uit Ter Braaks tijd, zoals zijn oudere familielid de historicus J. Huizinga, bleven verbonden met een achterwaarts gericht mensbeeld. Zij hielden vast aan de aristocratische verbintenis van individu en cultuur op een ogenblik dat het er niet meer om ging het geïsoleerde individu te aristocratiseren, maar traditionele cirkels van geloof en moraal en verbondenheid te verleggen, te vergroten of te openen.Ga naar eind22 Als er een discrepantie bestaat tussen mijzelf en de wereld als zodanig, heeft Wittgenstein eens gezegd, dan moeten we het ongeluk dat daaruit voortkomt niet zozeer op het conto schrijven van de wereld als zodanig, maar van onszelf. De persoon die naar dit inzicht tracht te leven is in laatste instantie een religieus mens.Ga naar eind23 Ter Braak, in deze zin een religieus mens in een goddeloos tijdperk, deed veel moeite het cultuurpessimisme, zeker als vorm, van zich af te wentelen en pragmatisch en opportunistisch en nuchter naar zichzelf en de bewegingen in het ruwe veld - het ‘leven als zodanig’ - te kijken. Het begrip van de ‘tactiek’ werd voor hem: ...de ‘hoogste’ bereikbaarheid, nu wij afgeleerd hebben in ‘de’ Waarheid of ‘het’ Absolute te geloven. Dit is niets anders dan het uit de cirkel treden van het geloof in eigen absolute bindende waarden en de ongelooflijke eigendunk die daaruit resulteert. Tactiek en opportunisme veronderstellen een mensch, die met veel groote woorden heeft afgedaan.Ga naar eind24 | |
[pagina 212]
| |
Ter Braak heeft met veel grote woorden afgerekend en heeft erover nagedacht wat dit moeten ‘afrekenen’ voor betekenis heeft voor de moderne cultuur. Dit laatste brengt hem in de buurt van grote contemporaine sociologen als Karl Mannheim, die eens als zijn mening uitsprak: Het louter bewaren van de oude traditie is nauwelijks méér dan het in veiligheid brengen van een paar waarden in een algemene ineenstorting, terwijl de specifieke taak van ons tijdperk gelegen moet zijn in het creëren van ruimere banen en leefruimte.Ga naar eind25 Dat is de dualiteit van elke crisissituatie: het oude moeten zien vergaan en het nieuwe zien opkomen. Tussen deze uitersten beweegt zich, als een brandende lijn van vuur, een smartelijke grens van nostalgie, hoop en wanhoop. Op deze grens en in deze intellectuele situatie zal de figuur van Menno ter Braak geplaatst moeten worden. Het zal blijken dat deze Nederlandse denker in de Europese cultuur van tussen de wereldoorlogen niet zozeer nieuwe projecten begon of entameerde, maar welbewust haar oude werk, haar eeuwenoude opgaven en doeleinden doordacht en voortzette, vol oog voor de relativiteit en eindigheid van zijn eigen positie en standpunten in een bloeiende crisis van diezelfde cultuur. |
|