Sterven als een polemist: Menno ter Braak 1930-1940
(2001)–Léon Hanssen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 555]
| |
Hoofdstuk 28
| |
[pagina 556]
| |
Straatsburg en zal, hoe ook de uitslag moge zijn, een groot deel van Westelijk Europa als een woestenij achterlaten.Ga naar eind5 Met het afscheidsbriefje van haar man op zak had Ant ter Braak het adres Statenplein 3b verlaten, op weg naar de Van Crevels in de Tweede Schuytstraat 151. ‘Onderweg een paar tranen weggeslikt, maar verder niet’.Ga naar eind6 Waarom de Van Crevels? Wisten zij dat ze kwam? Bij goede vrienden kan je altijd aankomen. Op 3 mei 1940 had Ter Braak nog als paranimf gefungeerd bij Van Crevels promotie op een proefschrift over Adrianus Petit Coclico,Ga naar eind7 een renaissancecomponist over wie Ter Braak ‘vele gesprekken’ met Van Crevel had gevoerd.Ga naar eind8 Hij had zelfs zijn angorakater Adrianus, voluit Coclico Humpty Dumpty, naar deze musicus genoemd: een allerbeminnelijkst beestje dat bovendien met hem voetbal kon spelen. Het dier, schaduw van een schaduw, was overigens niet ouder dan vier maanden geworden, het overleed in december 1938 aan de kattenziekte, waarna hij werd opgevolgd door de tweeling Adrianus en Jaffa.Ga naar eind9 Uit Ter Braaks overmatige lachen tijdens de Pinocchio-toneelopvoering die onderdeel uitmaakte van Crevels promotiefeest, had zelfs het achtjarige zoontje Hans de indruk overgehouden dat hij enorm zenuwachtig was. Ter Braak was ook voortdurend van het ene been op het andere gaan staan, alsof hij ontzettend moest plassen.Ga naar eind10 Ant ter Braak: Bij van Crevel, samen met de Duitse hulp Hedwig (heel aardig en lief) wat verboden lectuur weggegooid. De gracht was de volgende dag gekleurd van de Rauschnings, met hun fel rode banden.Ga naar eind11 Ook werden er boeken in het plantsoen gegooid en zelfs in een urinoir achtergelaten.Ga naar eind12 Bij de Van Crevels, gezin met vier kinderen, trof Ant ter Braak een gast aan, de grootvader van moederskant: de joodse zakenman S.F. van Oss.Ga naar eind13 Meteen bij het uitbreken van de oorlog had hij zijn schitterende pand aan de Koninginnegracht verlaten en zijn intrek genomen bij de enige van zijn acht kinderen die nog in zijn buurt woonde, zijn dochter Caroline. Van Oss, een man die met zijn postuur een hele kamer vulde, oprichter en eigenaar van de Haagsche Post en in die hoedanigheid ook de autoriteit boven de reeds vaker genoemde Leopold, was door de Duitse inval vreselijk in de war. Volgens Victor van Vriesland was Ter Braak op 14 mei zelfs nog naar Van Oss gestapt met de vraag: ‘Er ligt een bom in Scheveningen, ik kan dat ding kopen voor zoveel duizend gulden. Koopt u dat ding, en gaat u mee naar | |
[pagina 557]
| |
Engeland’. Van Oss had aan één woord voldoende: ‘Nee’.Ga naar eind14 Groot geworden zoals hijzelf placht te zeggen in de ‘handel in knoopsgaten’Ga naar eind15 - maar zijn kapitaal vergaarde hij in de Amerikaanse spoorweg-business -, zat Van Oss nu, in de late avond of nacht van de veertiende op de vijftiende mei, almaar te piekeren of hij zich van kant zou maken. De Van Crevels waren, doodmoe, vroeg naar bed gegaan, en hij bleef alleen met Ant over. Zij probeerde hem de zelfmoord uit het hoofd te praten: ‘U heeft al zolang gewacht, U doet het toch niet meer’, een variant van de - overigens onjuiste! - gedachte dat mensen die het aankondigen 't uiteindelijk toch niet doen. Maar hoe vreemd en bizar: waar de suïcide van haar man, Menno ter Braak, kennelijk als een onontkoombaarheid gold - ‘ik was er heel tevreden over dat het zo gegaan was’Ga naar eind16 - en waar zijn overlijden op dat moment zelfs nog niet vaststond, moest hier iemand van een wisse dood worden gered! Ten slotte lukte het haar hem rustig naar bed te dirigeren. Zelf lag zij wat te draaien op een bank; ‘niet kunnen slapen natuurlijk’.Ga naar eind17 15 mei. 's Morgens naar Statenplein. Droevig alles. Menno lag heel rustig op het bed van Wim met sprei over benen. Beeld, dat ik nog altijd zie. Horloge gekregen en portefeuille. Begrafenismensen. Ik [= Ant ter Braak-Faber] heb gevraagd of ze de dode niet wilden ‘afleggen’, maar zo, als hij daar lag, in de kist wilden leggen. Zijn vulpen is meegegaan. Hij is naar de kleine voorkamer gebracht en ik heb gevraagd of ze de volgende avond de kist wilden sluiten. Jo Donkersloot is daar b.v. die dag nog een poosje geweest. Wim heeft verder alles in orde gemaakt. Ik was hem zeer dankbaar.Ga naar eind18 Wat in de aantekeningen van Ant ter Braak-Faber niet vermeld staat: er moest natuurlijk een arts bij gehaald worden die de dood en de doodsoorzaak constateerde. Wim ter Braak, zelf specialist in de neurologie, geen huisarts, kon dat niet zelf doen. Wie moest het worden? Iemand die dichtbij woonde en van wie Wim ‘een geschikte indruk’ had.Ga naar eind19 Hoe laat precies J.Ph. van Hilten, een ‘geziene huisarts’, bekend om zijn grote liefde voor de muziek,Ga naar eind20 gevestigd in de ie Sweelinckstraat 27, in de ochtend van de vijftiende mei aan het Statenplein arriveerde, is aan de hand van officiële gegevens niet te achterhalen. Volgens Mineke ter Braak ‘rond negen of tien uur’Ga naar eind21 - het moet echter zeker later dan negen uur zijn geweest. Verscheidene archivalia documenteren het overlijden van | |
[pagina 558]
| |
Menno ter Braak. Het eersteGa naar eind22 is opgesteld door de arts Van Hilten en vermeldt als datum van overlijden 15 mei 1940. ‘De ondergeteekende, geneeskundige, verklaart na persoonlijke schouwing, dat van bovenvermelde overledene de oorzaak van den dood is: Suicidium’.Ga naar eind23 Zulke documenten geven houvast in de grote verwarring van deze dagen. Er gaan tal van verhalen, bizar en minder bizar, over Ter Braaks einde. Wie schetst de verbazing van de biograaf toen deze op een zondagochtend bezoek kreeg van een onbekend man, die met de grootst mogelijke stelligheid uitlegde dat Ter Braak niet in Den Haag, maar in Amsterdam was gestorven. Hij zou het bewuste adres aan de Overtoom onmiddellijk kunnen aanwijzen. De zelfmoord had plaatsgehad in de aanwezigheid van hemzelf en zijn moeder, een na de oorlog bekend kunstenares uit de Vrij Beelden-groep, Frida Hunziker. De schrijver zou hem, een kind nog, een gedicht hebben voorgelezen (‘Voor een kind’) uit een schrift dat hij nu meteen zou herkennen. Ter Braak zat met de zes jaar jongere vrouw aan een ronde tafel, haar kind op een canapé. Ze voerden een gesprek over de noodzakelijkheid van de zelfmoord. Hunzikers huisarts had een aantal pilletjes aan de deur afgegeven. Voorlezen van het gedicht. Ter Braak sloeg een schrift open, uit zijn eigen jeugd, maar deed het weer dicht: ‘ik ken het wel van buiten’ en las het voor. Dan het moment waarop hij de pillen innam; hij gebruikte daarvoor een glas water door moeder aangereikt. Hij ging liggen op de canapé met een plaid over zich. Nog even leek hij op een vraag te reageren. Nu zakte hij weg. ‘Kom Frits, we moeten gaan’. Het stoffelijk overschot van de schrijver zou diezelfde avond nog van Amsterdam naar Den Haag zijn vervoerd.Ga naar eind24 Over de gebeurtenissen op de vijftiende mei 1940 staat een tweede document ter beschikking, een akte uit het overlijdensregister. Het bewijst dat aan het Statenplein 3b om drie uur 's middags door een ‘bedienaar’, de lijkbezorger Gerard Hendrik Bevers, andermaal de dood van Menno ter Braak werd geconstateerd. Dit moet een van de ‘begrafenismensen’ zijn geweest, die door Ant ter Braak-Faber was ‘gevraagd of ze de dode niet wilden “afleggen”, maar zo, als hij daar lag, in de kist wilden leggen’.Ga naar eind25 Het stoffelijk overschot van Ter Braak bevond zich toen nog op het echtelijk bed van zijn broer en schoonzuster.Ga naar eind26 Deze grote slaapkamer lag aan de tuinzijde op de eerste verdieping van het uit 1903 stammende, statige pand met zijn karakteristieke architectuur - het is bijvoorbeeld voorzien van een trapgevel met een ornament op de top. De | |
[pagina 559]
| |
kleine voorkamer waarheen hij die middag werd gebracht, was het kabinetje naast de praktijkruimte: de wachtkamer. Hier kwam dus Jo Donkersloot een laatste groet brengen; zij was als lerares klassieke talen een oud-collega van Menno aan het Rotterdamsch Lyceum; hij had zich daar voor haar benoeming ingezet. Een ander die de dode nog heeft gezien was Hein 's-Gravesande, Menno's rechterhand op Het Vaderland. Ongetwijfeld is ook zijn jonge vriend Rudie van Lier komen opdagen, dichter en student geschiedenis, die zijn herinnering aan Ter Braaks dood later vastlegde in het gedicht ‘Najaar’: Ik moest weer huiswaarts langs het pad,
waarop ik met hem gelopen had,
twee vrienden, broers een ogenblik,
wel wist ik hem voor vijandsmacht
geborgen, maar die zwarte nacht,
dat ik neerlag leefde op in schrik.Ga naar eind27
Een laatste document over Ter Braaks dood bevindt zich in het Oorlogsarchief van de Gemeentepolitie van 's-Gravenhage en wel in het Rapportenboek van sterfgevallen. Daaruit blijkt dat er op 16 mei 1940 - dus niet op de vijftiende - om 19.10 uur verslag is opgemaakt van zijn dood: In perceel Statenplein 3B, deed Dr Menno ter Braak pleegde Menno ter Braak, geb. Eibergen 26-i'02, journalist, zelfmoord door een groote hoeveelheid slaapmiddelen in te nemen. Hij ging op 14/5 gewoon naar bed en werd op 15/5 te 9 uur door zijn broer Dr ter Braak (Hoofdbewoner op Statenplein 3) dood gevonden. Menno ter Braak woont Kraaienlaan 36 en logeerde bij zijn broer. Dr Hilten, Sweelinckstr 27 constateerde den dood. Geen misdrijf.Ga naar eind28 Links in de marge is met een andere pen schuin geschreven: ‘zelfmoord’ met daarnaast een getekend kruis †. Het tegenwoordig gebruikelijke woord ‘zelfdoding’, dat als een vorm van verhullend taalgebruik te kwalificeren is, werd toentertijd nog niet gebruikt. Het gangbare, christelijke, morele oordeel gaat terug op Augustinus: Qui se ipsum occidit, homicida est - ‘wie zichzelf doodt, is een moordenaar’, waaraan de kerkvader toevoegde: ‘hij wordt door die zelfmoord des te schuldiger, naar- | |
[pagina 560]
| |
mate hij onschuldiger is ten aanzien van het motief waarom hij meende zich te moeten doden’.Ga naar eind29 Op het blad rechts staat als ‘doodsoorzaak’ genoteerd: ‘Suicidium’, voorts wordt de naam van de arts genoemd en vermeldt een stempel bij de woorden ‘Verlof begraven’ de datum ‘21 Mei 1940’.Ga naar eind30 Nergens wordt gezegd aan welke ‘groote hoeveelheid slaapmiddelen’ Ter Braak precies is overleden. De weduwe Ter Braak en haar zuster wisten het niet en wilden het niet weten ook. Ant ter Braak wilde er met haar verwanten zelfs ‘onder geen beding’ over praten: ‘Voor mij is dood - dood’.Ga naar eind31 J.W.G. ter Braak, de bezorger en toediener van het dodelijke goedje, heeft het geheim voor zichzelf bewaard. Er zijn geruchten, vermoedens, veronderstellingen. Heeft deze Wim, de zenuwarts, zich toch af en toe tegenover vrienden iets laten ontvallen? De geciteerde aantekening lijkt in strijd met de vaker geuite veronderstelling dat het om cyaankali zou gaan, waarvan Max Nord ondanks alles meent: ‘voor mij staat dat helemaal vast’.Ga naar eind32 De neerlandicus J.H.W. Veenstra, die jarenlang het voornemen had een Ter Braak-biografie te schrijven,Ga naar eind33 maakt gewag van ‘gifcapsules’, die Ter Braak van zijn broer Wim zou hebben gekregen, ‘om op het voor hem geëigende moment een eind aan zijn leven te kunnen maken’.Ga naar eind34 Van cyaankali (kaliumcyanide) is bekend dat het een weinig ‘humane’ dood tot gevolg heeft. In de maag wordt het gif omgevormd tot blauwzuur, dat ondraaglijke krampen veroorzaakt. Het kan lang duren eer de betrokkene komt te overlijden.Ga naar eind35 Desalniettemin zou de cyaankali-these gestaafd kunnen worden met een uitspraak van Ter Braak zelf, afkomstig uit zijn Journaal 1939, dat hij bijhield vanaf het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Meteen op de eerste dag noteerde hij in dit persoonlijkste geschrift dat hij heeft nagelaten: ‘Voor de toekomst vechten’: een leuze, die onzinnig is voor het individu, dat niet weet, of het deel zal hebben aan die toekomst. Er is geen enkel compromis mogelijk tusschen de collectieve leuzen en de wanhoop van het individu, dat zich realiseert, opgeofferd te worden voor een ‘idee’. Sjestow. De meeste menschen schijnen zich dat echter niet te realiseeren, of alleen in buien van ‘zenuwachtigheid’, Zegen der gezamenlijke domheid, der leuzen; hoop, dat men zich die domheid eigen kan maken op het moment, dat het noodig is, of dan cyaankali bij de hand heeft.Ga naar eind36 | |
[pagina 561]
| |
Er lijkt geen hogere uitlegkunde voor nodig om te onderkennen dat hier iemand zijn zelfmoord aankondigt, zodra hij het geloof aan de vernietiging van de hem wanhoop inboezemende ‘zwijnderij’Ga naar eind37 - belichaamd in de persoon van de Duitse rijkskanselier Adolf Hitler - verloren zal hebben. Het is wrang en bizar te weten dat dezelfde Hitler waarschijnlijk ook door een cyanidevergiftiging aan zijn einde is gekomen.Ga naar eind38 Tegen Fred Batten zou Ter Braak op de ochtend van de veertiende mei op straat hebben gezegd: ‘“Het zal met Eddy nu ook wel afgelopen zijn”, en alsof het een uitgemaakte zaak was: “Er is voor zoiets gelukkig nog cyaankali”’.Ga naar eind39 Het andere genoemde middel, Veronal, is een zogenaamd barbituraat en kwam sinds de ontdekking in 1902, het jaar van Ter Braaks geboorte, in zwang als middel tegen slapeloosheid en psychisch lijden als angst en depressie. De naam Veronal zou door een van de uitvinders, Joseph von Mering,Ga naar eind40 zijn voorgesteld omdat volgens hem de meest vredige en hemelse stad op aarde het Italiaanse Verona was. Het medicijn vond spoedig ook toepassing als hypnotiserende drug en als zelfmoordmiddel; het bekendste slachtoffer van Veronal is Marilyn Monroe. Onder de vele tientallen zelfmoordgevallen die in de stad 's-Gravenhage tijdens de oorlogsdagen van 1940 geregistreerd zijn - er is sprake van ‘ruim dertig’ geslaagde pogingen in joodse kringGa naar eind41 -, kan een veelvoud van doodsoorzaken onderscheiden worden. Cyaankali wordt in het rapportenboek van de Gemeentepolitie slechts één keer vermeld, een combinatie van vijf gramGa naar eind42 met het slaapmiddel Veronal, te weten in het geval van de Groningse hoogleraar in de pathologie Leonard Polak Daniëls, die samen met zijn vrouw Catharina Pleyte zelfmoord pleegde ten huize van zijn zoon, arts aan het Haagse Lyceumplein.Ga naar eind43 Zelfmoord? Eerst diende Polak Daniëls zijn vrouw een injectie toe. Hierna zou de vriendin van zijn zoon, Kennie van Schendel, bij hem het dodelijke serum inspuiten. Maar toen zij er na verschillende pogingen niet in slaagde de spuit te zetten, moest-de zoon zelf, die voor deze vreselijke taak juist gespaard moest blijven, zijn vader de levensbeëindigende injectie geven. Het duurde uren voordat het verlossende einde voor Polak Daniëls kwam.Ga naar eind44 Andere methoden van zelfdoding: strychnine, luchtgasvergiftiging en -verstikking, gebruik van een vuurwapen, ophanging en het doorsnijden van de polsslagader. Een combinatie van verschillende middelen kwam ook voor, bijvoorbeeld gas of gif met slaapmiddelen. Op de vraag, gesteld in een krantenartikel in 1981, hoe Ter Braak nu | |
[pagina 562]
| |
eigenlijk zelfmoord pleegde, bereikte de publicist Huug Kaleis informatie die hij voor betrouwbaar hield: ‘slaapmiddelen, gevolgd, bij wijze van euthanasie, door een beslissend “spuitje”’.Ga naar eind45 Jeroen Brouwers gelooft in zijn boek met ‘essays over zelfmoord in de Nederlandstalige letteren’, De laatste deur, zeker te weten: ‘Menno ter Braak beging zelfmoord door het innemen van een overdosis van een slaapmiddel, genaamd Veronal’,Ga naar eind46 een zekerheid die geïnspireerd schijnt door het feit dat een figuur uit Ter Braaks roman Dr. Dumay verliest..., Karin, zich met een paar witte poeders van het middel Veronal probeert te vergiftigen, waarmee zij overigens niet de dood tracht af te dwingen, maar een huwelijk. De veronderstelling van Kaleis is die met de hoogste waarschijnlijkheidsgraad: slaapmiddelen gevolgd door een ‘beslissend “spuitje”’, toegediend door Ter Braaks broer Wim. In dat verband valt niet ten onrechte het beladen woord euthanasie en men kan zich afvragen waar hier precies de grens tussen zelfmoord en euthanasie ligt. Was die grens er nog wel? En nog een stap verder: in hoeverre heeft de neuroloog J.W.G. ter Braak op die avond van de veertiende mei 1940 een laakbare, ja strafbare handeling verricht, die moest worden weggewist in de officiële verklaring: ‘Hij [Menno ter Braak] ging op 14/5 gewoon naar bed en werd op 15/5 te 9 uur door zijn broer Dr ter Braak (Hoofdbewoner op Statenplein 3) dood gevonden’? Feit is dat deze verklaring op een leugen berust. Feit is ook dat Wim ter Braak na zijn rol bij het sterven van zijn broer nooit meer heeft gelachen;Ga naar eind47 hij, die als geen ander Menno ter Braak aan het lachen wist te maken, tot uitzinnigheid aan toe. Menno ter Braak was een van de velen die in de meidagen van 1940 de dood kozen, al zijn er van vooraanstaande niet-joodse Nederlanders naast hem slechts enkele gevallen van suïcide bekend: de Amsterdamse socioloog en criminoloog prof.mr. W.A. Bonger, fel anti-nationaal-socialist (‘Mij vinden ze niet levend’)Ga naar eind48 en de eerder genoemde uitgever R.I. Leopold.Ga naar eind49 Simon Vestdijk stelde zijn levensgezellin voor in aanwezigheid van de hond en twee katten de gaskraan in de keuken op te zetten, maar zij weigerde heel pertinent.Ga naar eind50 Tien dagen later schreef hij aan Ant ter Braak dat haar man voor ‘de beste oplossing’ gekozen had.Ga naar eind51 Onder de joodse wanhoopsslachtoffers uit Den Haag vallen ook namen te tellen als die van Joel Schaap, juwelier aan het Noordeinde, en zijn vrouw en twee kinderen - reden: omdat de koningin op 13 mei de residentie verlaten had -; Marcus Cohen, chef boekhandel van de Bijenkorf, en zijn vrouw; het socialistische Tweede-Kamerlid Jacob van Gel- | |
[pagina 563]
| |
deren met zijn vrouw en twee jongste kinderen; het vrijzinnig-democratisch gemeenteraadslid Michel Joëls. Voorts ook vreemdelingen, Duitse emigranten. Een aantal van hen liet afscheidsbrieven na, ‘zwaarmoedig door oorlogsomstandigheden’, zoals het in een van de rapporten heet. Verscheidene zelfmoordpogingen bleven bij pogingen; de betrokkenen konden door medisch of anderszins ingrijpen in leven blijven. De lange lijst van zelfmoordgevallen in Den Haag geeft op zichzelf al een verklaring waarom de politie de aangifte van Ter Braaks overlijden niet nader gecontroleerd heeft en toestemming tot begraven gaf- het was in deze dagen een routinegeval, terwijl men toch al zoveel andere dingen aan het hoofd had. Wellicht inspireerde de zelfmoord van Ter Braak anderen, die hem hooglijk bewonderden, zijn voorbeeld te volgen. Een geval daarvan is bekend, een tante van het Haagse joodse meisje Edith van Hessen wier oorlogsdagboek in 1997 in verschillende talen gepubliceerd werd als Het verhaal van Edith. ‘Ikzelf kon me niet voorstellen’, luidt het commentaar van de dagboekschrijfster, destijds een vijftienjarig kind: ...dat er volwassenen waren die zo weinig hoop, zo weinig vertrouwen in de toekomst hadden, terwijl er toch nog zoveel goede en mooie dingen in de wereld over waren - dingen waar ik me voor het eerst bewust van leek te zijn.Ga naar eind52 Terwijl Wim ter Braak de begrafenis in orde maakte, wat nog ‘een heel gedoe’ was,Ga naar eind53 vervolgde Ant ter Braak-Faber haar weg, terug naar huis: Toen ben ik op de fiets naar de Kraaienlaan gegaan, heb onderweg bij onze banketbakker een pond kleine saucijzen gekocht. Wij haalden die vaker. Van narigheid krijg ik honger. Op no 36 sprak de buurvrouw mij aan. Zij vertelde, dat plusminus een halfuur geleden een hoge Duitse militair bij ons had aangebeld. Aan haar had hij naar Ter Braak gevraagd, maar ze had gezegd, dat er niemand thuis was, maar dat ze meende gehoord te hebben, dat Ter Braak dood was. Nieuwe kwestie, waarover reeds veel inkt gevloeid is: werd Ter Braak, als een van de eerste Nederlanders, door de Duitsers gezocht, en zo ja, wist hij dit en was deze wetenschap een reden of één van de redenen voor | |
[pagina 564]
| |
hem om zelfmoord te plegen? Ook hier geldt dat er in eerste instantie zoveel mogelijk uitspraken van direct betrokkenen verzameld moesten worden. Jeroen Brouwers neemt in zijn essay over Ter Braak in De laatste deur het feit dat er Duitsers op 15 mei 1940 in de Kraaienlaan zijn geweest om Ter Braak te zoeken voor zekerheid aan: Dat Ter Braak in ieder geval door de Duitsers zou zijn gearresteerd, blijkt uit het gegeven dat de sd daags na de capitulatie op de deur van huize Ter Braak heeft gebonsd, - maar Ter Braak was toen al dood.Ga naar eind54 Met alle respect voor Brouwers, qua logica is dit niet zijn meest geslaagde uitspraak. Wie heeft er één of meer ‘Duitsers’ bij Ter Braak aan de deur gezien? Ant ter Braak spreekt over een hoge Duitse militair, ook een keer over ‘een hoge Duitse officier’,Ga naar eind55 gezien door ‘de buurvrouw’, die het haar kwam vertellen. Wie is die buurvrouw? Hoe kon zij al weten dat Ter Braak dood was? Het betreft die van nummer 38, het aangrenzende huis van het volgende blok aan de zuidkant - het zijn steeds twee huizen onder één kap. De hier wonende buren waren in 1936 net als de Ter Braaks de eerste bewoners van deze nieuw gebouwde huizen in de zogenaamde ‘vogelwijk’ van Den Haag, dicht tegen Kijkduin aan. Men kon nog de duinen zien. De familie Lodder woonde in het laatste blok van de straat. Aart Lodder, een bouwkundig ingenieur, was degeen die voor de gemeente Den Haag de vogelbuurt ontworpen had. Zijn vrouw Tjaakje Reitsma had na een hbs-opleiding wiskunde gestudeerd. Beiden zijn niet meer in leven - hij kwam vroegtijdig in 1946 te overlijden na overspannenheid met complicaties. Maar wel leven nog de beide zoons Lodder, die destijds elf en acht jaar oud waren. De oudste, mr. Henny Lodder, verklaart heel stellig mede namens zijn broer Gerard over het bonzen aan de deur: ‘neen, dat is mij niet bekend’.Ga naar eind56 Ook een ander verhaal over die vijftiende mei wordt door hen ontkend, zo niet ontkracht. Het is afkomstig van de schrijver en journalist Victor van Vriesland. In zijn herinneringen geeft hij te kennen, in tegenstelling tot ‘veel mensen’, de zelfmoord van Ter Braak niet ‘overdreven’ te hebben gevonden: | |
[pagina 565]
| |
...want mij is toevallig bekend dat het allereerste wat de Duitsers deden toen zij in Den Haag kwamen dit was: zij gingen naar de tuin van Ter Braaks huis en spitten de grond om tot twee meter diep, op zoek naar geheime papieren. Zo wantrouwden ze hem, al had hij geen direct politieke rol gespeeld.Ga naar eind57 De heer Lodder, categorisch: ‘dat zouden wij zeker hebben gemerkt’.Ga naar eind58 Tòch is er een gat in de tuin gegraven, ofschoon zeker niet van twee meter diep. En wel door Ant ter Braak. Die middag van de vijftiende mei waren er enkele mensen gekomen om haar in huis te helpen: We hebben Menno's bureau afgezocht naar eventuele documenten. Verbrand veel, o.a. ledenlijst Comité van Waakzaamheid, Culturele Club enz. in de la van het bureau lagen pakjes brieven met daarop in Menno's handschrift ‘ongezien verbranden’. Al die dingen zijn gebeurd, want ik verwachtte nog wel, dat de Duitsers terug zouden komen voor huiszoeking. Oude broodtrommel begraven met Menno's eigen exemplaren van zijn boeken.Ga naar eind59 Nu naar de buren schuin aan de overkant, de familie Adriaan van der Ent, gehuwd met de Luxemburgse Marianne Mersch, woonachtig op Kraaienlaan 25 sedert maart 1937. De 82-jarige Van der Ent over de telefoon: ‘zij [= Ant ter Braak-Faber] is de dag na zijn dood naar ons toe gekomen en heeft gezegd: “hij heeft zich de vorige nacht van kant gemaakt”’. Dat is wat hij zich werkelijk herinnert. Zijn er diezelfde dag Duitsers bij Ter Braak aan de deur geweest? (Roept zijn vrouw erbij, herstellende van een herseninfarct. Gepraat over en weer.) Jawel. ‘Bij mijn beste weten...’Ga naar eind60 Maar als de Duitsers al bij Ter Braak zouden hebben aangebeld omdat ze hem zochten vanwege zijn ‘felle anti-nazigeschriften’, zouden ze dan onverrichter zake zijn teruggekeerd toen er niet werd opengedaan? Zouden ze de deur niet hebben geramd of een raam stukgeslagen om binnen te dringen, op zoek naar de bewuste persoon die zich wellicht schuilhield, of op zoek naar belastend materiaal? De boekverzorger en letterontwerper Helmut Salden, een Duitse emigrant die bij Ter Braak na zijn komst in Nederland korte tijd onderdak had gevonden - hij stond van november 1938 tot januari 1939 op het adres Kraaienlaan 36 ingeschreven -, is de persoon met de meest expliciete herinnering aan de gebeurtenissen aldaar op 15 mei 1940: | |
[pagina 566]
| |
Tegen 10 uur belde Ant ter Braak op en zei dat Menno op het Statenplein bij zijn broer een eind aan zijn leven had gemaakt. Mijn reactie was: ik kom direct naar je toe. Van de Sportlaan rechts af naar de Kraaienlaan, waar ze in een van de laatste huizen woonden. Ant vertelde, wat er op het Statenplein in de woning van zijn broer Wim was gebeurd. Opeens, midden in het gesprek, zei ze zeer beslist: je moet nu gaan, je moet onmiddellijk gaan. Mij was niet duidelijk waarom, maar ze zei het zo overtuigend en geen tegenspraak duldend dat ik ging. Ik kwam net uit het hekje van de voortuin toen ik, rechts kijkend, een Duitse militaire auto de Kraaienlaan in zag rijden. Ik verdween onmiddellijk naar links, waar ik achter het laatste huis van de straat bleef staan om te zien hoe de wagen langzaam de Kraaienlaan afreed en voor het huis van Ter Braak bleef staan. Er sprongen vijf ss-officieren uit de wagen. Ze liepen het huis van Ter Braak binnen en ik ging terug naar de Van Rantwijks. Verschillende tijden, verschillende plaatsen, verschillende mensen, verschillende verhalen. Presser schreef: ‘Het ene woord paniek vormt in de meidagen van 1940 wel een sleutel’.Ga naar eind62 Een sleutel om te begrijpen dat het in wezen steeds gaat om de zingeving van een daad die gevoelens van leegte, schuld en ontreddering heeft veroorzaakt. De zelfmoord van Ter Braak zou, zo meenden sommigen, zelfs als een symbolische aanslag op Adolf Hitler begrepen moeten worden! Ant ter Braak-Faber moest als geen ander weten of het verhaal van Salden correct was. Haar reactie bij overlegging van dat papier: ‘Er zijn geen Duitsers bij mij in huis geweest, niet op 15 mei, niet later, dat weet ik zeker. Dat stuk verslag van Salden klopt dus niet’.Ga naar eind63 De lijst van de ss | |
[pagina 567]
| |
zou echter op waarheid berusten, ‘maar ik heb die niet gezien’. De Duitser Hans Hauswald zou hebben gewaarschuwd ‘dat Menno op de lijst van de Duitse ss stond, al veel eerder. [...] In juli 1940 kreeg ik een brief van hem bezorgd op het Statenplein, waar ik toen woonde. Alles geheim en brief direct vernietigen’.Ga naar eind64 In deze brief, bezorgd door een vreemde, vertelde hij te weten van het overlijden van Ter Braak, dat hij in het leger dienst deed en het hem tot dan toe goed ging. ‘Hij wist, dat Menno in Duitsland op de zwarte lijst stond en heeft hem gewaarschuwd’.Ga naar eind65 Hij wordt in elk geval genoemd als een van de bronnen waardoor Ter Braak zou hebben geweten dat hij op een zwarte lijst stond. Wist hij het ook echt? ‘Ja’, schrijft Ant ter Braak, ‘Menno was er van overtuigd, dat hij heel gauw, zo niet direct zou worden opgepakt’.Ga naar eind66 De geruchten dat Ter Braak op een zwarte lijst van de Duitsers stond, deden al veel langer de ronde. ‘Die zwarte lijst [...] bestond natuurlijk wel degelijk’, beklemtoont Max Nord, als om het geruchtkarakter teniet te doen.Ga naar eind67 Zijn zulke uitspraken realistisch, of bedoeld om Ter Braaks suïcide achteraf de noodzakelijke legitimatie te geven? En was het realistisch van hemzelf zich bedreigd te voelen, zozeer dat de zelfmoord hem als het ware afgedwongen werd? Een van de geruchten gaat terug op een lijst die op het lichaam van een neergeschoten Duitse vliegenier zou zijn gevonden en waarop de naam van Ter Braak zou voorkomen. Hierdoor zou hij weten gevaar te lopen. Inderdaad zijn er op 12 mei 1940 op het stoffelijke overschot van een Duitse officier, die zijn brandend vliegtuig had verlaten, een aantal papieren aangetroffen - bekend als de zogenaamde ‘Sponeck’-documenten -, waaronder een ‘Fahndungsliste’, bevattende de namen van een aantal personen uit de geografische driehoek Den Haag-Leiden-Rotterdam, die bij aankomst van de Duitsers onmiddellijk moesten worden gearresteerd. Deze lijst is reeds in 1949 gepubliceerd als een van de bijlagen van het verslag van de ‘Enquêtecommissie Regeringsbeleid 1940-1945’. Op deze ‘Fahndungsliste-Holland’ komt de naam van Menno ter Braak helemaal niet voor. Behalve de namen van officieren van de Generale Staf (g.s. - iii), het brein van de Nederlandse spionage in Duitsland, en leden van de Britse en Franse inlichtingendiensten, staat er wel de naam van ‘van Blankenstein, Dr., Konynlaan 1-3 Wassenaar’ op.Ga naar eind68 Deze Marcus van Blankenstein, was net als Ter Braak een journalist, maar een generatie ouder dan hij. Sedert 1909 medewerker van de Nieuwe | |
[pagina 568]
| |
Rotterdamsche Courant, als correspondent en sedert 1931 ook als auteur van een dagelijkse rubriek over de ‘Toestand’ in de wereld, had hij deze krant in 1936 moeten verlaten na een botsing met de hoofdredacteur P.C. Swart - met wie Ter Braak het in 1939 aan de stok kreeg, een interessante overeenkomst. Blankenstein genoot een reputatie om zijn anti-Duitse, of beter: anti-nationaal-socialistische houding, alsook om zijn cultuurkritiek,Ga naar eind69 wat hem wederom met Ter Braak verbindt. Zijn plaats op de Fahndungsliste had hij te ‘danken’ aan zijn activiteiten sedert 1938 voor de geheime inlichtingendienst van g.s.-iii, met de chef waarvan hij relaties onderhield, en voor de Secret Service.Ga naar eind70 Dit nu had Ter Braak niet met hem gemeen, reden waarom hij ook niet op de ‘zwarte lijst’ zal hebben gefigureerd. Van Blankenstein slaagde erin met zijn vrouw naar Engeland over te steken nog voor de capitulatie een feit was. Naar verluidt werd zijn huis daadwerkelijk op 15 mei 1940 door ‘Hitlers trawanten’ doorzocht.Ga naar eind71 Het voorkomen van Ter Braaks naam op een Fahndungsliste van de nazi's in de oorlogsdagen van 1940, hetzij van de ss of van de Gestapo, moet hoogst onaannemelijk worden geacht. De verhalen over het bezoek van hoge Duitse militairen of agenten aan het adres Kraaienlaan 36 op 15 mei 1940 dienen naar het rijk der fabelen te worden verwezen. Dit wil niet zeggen dat Ter Braak niet door de Duitse spionage in de gaten werd gehouden. Sedert de oprichting van het Comité van Waakzaamheid op 27 juni 1936, werd de handel en wandel van de bestuursleden door de spionagedienst van de Geheime Staatspolizei nauwkeurig gecontroleerd.Ga naar eind72 Maar van geen van de leidende figuren van deze groepering, zoals de historicus Jan Romein, de filosoof H.J. Pos of de predikant J.J. Buskes, is bekend dat zij onmiddellijk na de capitulatie werden gearresteerd. Wel werden zij in de loop van de bezetting als gijzelaars vastgezet, een lot dat Menno ter Braak zonder twijfel ook te wachten had gestaan. Wim ter Braak, die als neuroloog-psychiater bij de Haagse gemeenteziekenhuizen iets dergelijks overkwam toen hij geweigerd had joodse patiënten aan te geven voor vervoer naar concentratiekampen, wist na zijn vrijlating uit kamp Vught, waar de tanden uit zijn mond waren geslagen en hij met een Rotpunkt op de rug had gelopen, wat betekende dat de bewakers de vrijheid hadden op hem te schieten: ‘dat had Menno niet moeten overkomen’.Ga naar eind73 Hij had het niet overleefd. De laatste bewaard gebleven correspondentie aan Ter Braak is een briefkaart van de hand van Adriaan Roland Holst met de datum 15 mei 1940: | |
[pagina 569]
| |
Beste Menno, Op verzoek van Bep moet ik je een ontzettende tijding meedeelen: aan een hevige aanval van angina pectoris is Eddie gisteren avond overleden. Voor alle zekerheid schrijf ik dit ook aan Batten - ik hoop, dat het bericht althans één van jullie beiden bereikt. - Bep en ik zijn in onze gedachten zoo dikwijls bij jullie en hopen met ons heele hart, dat deze tijd voor jou niet te zwaar zal worden. Een hand van je Jany. Het gedicht ‘In memoriam Charles Edgar du Perron et Menno ter Braak’ dat Roland Holst in het eerste oorlogsjaar schreef en in eigen beheer liet drukken, is het beroemdste poëtische eerbetoon aan het ‘broederpaar’ en tegelijkertijd een creatief hoogtepunt van de dichter Holst. Hij oordeelde hun einde als heldhaftig en ‘goed’: ‘Het leven sloeg, slaags rakend met hun denken, / hen daar tot mannen, en thans heeft de dood / tot mensen hen vergroot’. Ter Braak noch Du Perron heeft van het - praktisch gelijktijdige - overlijden van de ander geweten. In de roman Het land van herkomst uit 1935 portretteerde Du Perron zijn vriend in de figuur Wijdenes. In het 24e hoofdstuk laat hij Wijdenes een uitspraak doen, waaruit blijkt dat deze voor zijn gevoel in een trechter geraakt is: Wàt je ook doet, wàt je ook denkt, heeft tegenwoordig een politieke betekenis, om te ontkomen aan dit noodlot van Europeaan zou je Chinees of Hindoe moeten zijn. Ik heb mij leren buigen voor het inzicht dat ik mijn liberaal individualisme verdedigen moet; ik zal dat dus doen tot ik als verouderd, dekadent, pessimist, enz. word opgeruimd. Als deze frisse manieren van Duitsland over Holland loskomen, zullen ze me doodschieten of in het koncentratiekamp sluiten, tenzij ik emigreer. Benieuwd wat je als mens dan nog doen kunt; ik bedoel als intellektueel met een hollands diploma, die de pen voert in het lokale bargoens waarin vroeger de engelen praatten, volgens ik weet niet meer welke auteur.Ga naar eind74 De wetenschap dat hij inhechtenisneming, gijzeling of gevangenschap, van hoe korte duur ook, in geen geval zou weten te doorstaan, dat hij er psychisch en fysiek aan zou bezwijken, moet voor Ter Braak een serieuze reden zijn geweest een einde aan zijn leven te maken. Hij wist het en handelde ernaar. En ook al zou hij niet zijn opgepakt, dan nog zou hij het onder Duitse macht niet hebben gered: hij zou van de ene depressie | |
[pagina 570]
| |
in de andere zijn geraakt.Ga naar eind75 In dat perspectief moet worden aangenomen dat Ter Braak hoogst verstandig heeft gehandeld bij een hoogst emotionele beslissing, daargelaten of hij alle keuzemomenten in die cruciale dagen even zorgvuldig en nuchter heeft afgewogen. Die mogelijkheden waren voor hem op dat moment teruggedrongen tot het alternatief: leven onder de Duitsers, ja of neen. Ter Braak werd kennelijk door de Nederlandse regering niet belangrijk genoeg bevonden om in de avond van 14 mei het aanbod te krijgen 's nachts met andere vooraanstaande figuren uit de wereld van de pers per torpedojager over te steken naar Engeland.Ga naar eind76 Zodoende restte er nog slechts één mogelijkheid. Een weloverwogen balanssuïcide bestaat niet en moet niet geromantiseerd worden. Zelfmoord vindt plaats in uitzichtloze situaties, maar is tegelijk verbonden met kwetsbaarheid en emotionele stoornissen: de moeite met de tegenslagen die inherent zijn aan het leven.Ga naar eind77 De boodschap die door middel van de dood wordt overgebracht is nooit ondubbelzinnig, temeer daar Ter Braak een publiek figuur was en hij willens en wetens een publieke daad verrichtte - sterven als een polemist. Om met een andere literaire zelfmoordenaar, Ernest Hemingway, te spreken: het is een illusie te veronderstellen dat het slechts zelfmoord was.Ga naar eind78 Zijn dood kreeg ook al spoedig een symbolische betekenis.Ga naar eind79 Ter Braaks einde kan niet herleid worden tot speculaties van louter persoonlijke aard: was hij veel kwetsbaarder dan hij ooit liet merken? - was hij aan het einde van zijn krachten? Zeker. Maar zoals de tragedie wil, belichaamde Ter Braak de idealen van de dag waarop hij verkoos te sterven: een dag waarop het heden geen zicht meer bood op een betere toekomst.Ga naar eind80 In de eindeloze discussie die zich in de loop van de jaren over Ter Braaks zelfmoord heeft ontwikkeld, had daarom de grote onmeedogende die altijd gelijk dacht te hebben, geen ongelijk: Ter Braak zocht niet de dood omdat hij op een lijst van de Duitsers stond, maar omdat het leven onder een Duitse bezetting hem ondraaglijk leek.Ga naar eind81 De bekoring van dit tragische leven is dat we weten dat Ter Braak zijn noodlot had kunnen ontlopen, maar dit niet deed: uit zwakte of polemische trots of door het uiteenvallen van zijn persoonlijkheid. Het sobere graf van Menno ter Braak, een zandsteen met daarop alleen de vermelding van zijn naam, is gelegen op de Haagse begraafplaats Oud Eik en Duinen, vlakbij het Pomonaplein waar Ter Braak was komen wonen toen hij van Rotterdam naar Den Haag verhuisde. Hier, | |
[pagina 571]
| |
in dit romantische park, ingericht als een melancholisch lustoord, liggen tal van bekende personen begraven, onder wie de door Ter Braak bewonderde schrijver Louis Couperus, de dichter P.C. Boutens en de advocaat en letterkundige F. Bordewijk.Ga naar eind82 De begrafenis van Ter Braak heeft in besloten kring op zaterdagochtend 18 mei plaatsgevonden. In tegenstelling tot andere ‘zelfmoordenaars’ werd hij ‘gewoon tussen andere overledenen’ op het niet langer katholieke kerkhof begraven.Ga naar eind83 Aanwezig daarbij waren Ant, Wim en Mineke ter Braak, Jo Donkersloot, oom Menno Huizinga Jr. en diens vrouw, tante Nolly. Verder Max van Crevel, Kennie van Schendel, Rudie van Lier en Hein 's-Gravesande.Ga naar eind84 Deze laatste had de moed getoond in Het Vaderland van 16 mei een huldigend en zeer bewogen in memoriam te publiceren, nadat hoofdredacteur Schilt één dag eerder de strijd van Ter Braak voor ‘vruchteloos’ had verklaard, met een buiging naar de overwinnaar.Ga naar eind85 De deelneming van de intimus van weleer, D.A.M. Binnendijk, is niemand opgevallen. Wel is bekend dat hij kort na de capitulatie op straat in Amsterdam Jacques Presser tegenkwam, die net het ziekenhuis had verlaten na een mislukte zelfmoordpoging - doorgesneden polsen in een warm bad. De voormalige medestudent Presser barstte onmiddellijk in tranen uit: ‘We hebben toch een broer verloren, gewoon een broer verloren’. De joodse historicus kreeg de indruk dat Binnendijk half meehuilde.Ga naar eind86 Maar Binnendijk bezat niet de moed zijn verdriet onder de Duitse bezetting openbaar te maken - pas na de bevrijding zou hij in Het Vrije Volk een necrologie publiceren. Hij begreep Ter Braaks dood als diens ‘laatste protest’, waarbij angst noch lafheid in het spel was geweest. Ook deze vriend van weleer droeg zodoende bij aan de apologie van de zelfdoding en het proces van heiligverklaring, die onmiddellijk na 14 mei 1940 door de bewonderaars van Ter Braak in werking zijn gezet.Ga naar eind87 Dit culmineerde in Gomperts' uitspraak uit 1946 dat Ter Braak ‘stierf als een Romein’ - waarmee hij diens zelfmoord op één lijn stelde met het zelfgekozen einde van Romeinen in het aangezicht van een verloren zaak.Ga naar eind88 Anders dan Gomperts echter bedoelde, waren juist schaamtegevoel en gezichtsverlies de essentiële motieven voor zelfdoding onder de antiekenGa naar eind89 - en niet zozeer heroïsche strijdvaardigheid. Geheel overeenkomstig deze laatste opvatting roemde Arthur van Schendel Ter Braak in een gedicht uit de oorlogsjaren als : ‘Een rechte geest die alle onrecht haatte / En moedig tegen alle leugen stond’.Ga naar eind90 De tragiek van Ter Braak zag hij in de omstandigheid dat: | |
[pagina 572]
| |
Hij leefde in een tijd die zulke mannen
Van noode had, want leugen en bederf
Stortten in vloed van alle kanten aan,
En hij was de gemerkte die moest vallen.
Hij weigerde te dulden en hij ging.
Nadere bijzonderheden over Ter Braaks begrafenis, bijvoorbeeld of er gesproken is, zijn niet overgeleverd. Er heerste apathie, verslagenheid. Enig religieus ceremonieel is uit te sluiten. Oom Menno Huizinga Jr. gaf een en ander toch nog een stichtelijk accent door Ant ter Braak op het hart te drukken nu toch vooral ‘niet haatdragend’ te zijn jegens de Duitsers.Ga naar eind91 Dit maakte hem voorgoed tot persona non grata in de Ter Braakclan, wat gold voor allen die het waagden een vraagteken te plaatsen bij de zelfdoding, zoals Jo Planten-Koch. Hoewel zijzelf uit angst voor represailles van de bezetter alle brieven van Ter Braak vernietigde die ze in haar paniek kon verzamelen, meende ze achteraf dat zijn onomkeerbare handelen misschien toch niet nodig was geweest. Ant ter Braak-Faber zou haar deze twijfel nooit vergeven. Menno ter Braaks moeder, Geertruida Alida ter Braak-Huizinga, heeft sedert 10 mei 1940 te Eibergen een dagboek bijgehouden, waarin de volgende korte, prozaïsche notitie voorkomt: Menno is op 15 Mei gestorven, wij hebben het pas op 18 Mei gehoord en zijn er met ds Faber heengegaan. Hij was toen 's morgens begraven.Ga naar eind92 Méér zegt het dagboek niet over de dood van haar oudste zoon, alleen maar berichten over de oorlogsomstandigheden in Eibergen en de wederwaardigheden rondom huis. Op de 42e verjaardag van Menno, op 26 januari 1944, schreef zij wel een gedicht met de titel ‘10 Mei 1940’ waarin God wordt aangeroepen om het ‘arme menschenkind’ voor wanhoop te bewaren: ‘Recht en Vrede - Zij zullen wederkeeren / Op de geslagen aard’; / Maak ons die overbleven dan ook de offers waard'.Ga naar eind93 Vader Ter Braak toonde zich bij aankomst in Den Haag bijzonder geëmotioneerd: ‘hij drukte me [= Ant ter Braak-Faber] haast fijn van aandoening en verdriet’.Ga naar eind94 Ook Menno's jongste broer, de huisarts Jan en zijn vrouw Ly arriveerden op de avond van de 18e mei uit Eibergen in Den Haag en logeerden een nacht op het Statenplein. Diezelfde avond | |
[pagina 573]
| |
verscheen in Het Vaderland een annonce als ‘volstrekt eenige kennisgeving’ van het overlijden op 15 mei 1940 ‘in den ouderdom van 38 jaar’ van dr. Menno ter Braak, ‘in leven redacteur van “Het Vaderland”, uit aller naam ondertekend door A. ter Braak-Faber en Dr. J.W.G. [Wim] ter Braak’. Reeds toen is afgesproken dat Ant, Wim en Mien bij hun overlijden in hetzelfde graf zouden worden begraven, waarin nu Menno lag. Dan zou de intieme situatie hersteld zijn van de avond van 14 mei 1940, toen twee broers en twee zusters, hecht gehuwd en hecht bevriend, een laatste maal verenigd waren vóór een onherroepelijk afscheid. Maar opmerkelijk genoeg heeft Wim ter Braak na een zware hartaanval, twee jaar voor zijn dood, besloten dat hij toch liever gecremeerd wenste te worden, zodat het gebruiksrecht van het graf op 14 mei 1970 werd overgeboekt ten name van Ant ter Braak-Faber.Ga naar eind95 Het graf zal zodoende te zijner tijd de stoffelijke overschotten van drie personen bevatten. Maar ruim een halve eeuw droeg het sobere grafteken alleen het inschrift:Ga naar eind96 MENNO ter BRAAK Voor vader Hendrik ter Braak waren het uitbreken van de oorlog en vooral de zelfmoord van zijn zoon gebeurtenissen die zijn psychisch vermogen verre te boven gingen. Hij was reeds jaren in behandeling bij onder anderen een psychiater te Enschede, D.J. Beck,Ga naar eind97 voor manischdepressieve klachten. Na het overlijden van zijn oudste zoon hield hij zich overeind met het overschrijven van diens laatste artikelen en op 25 mei 1940 bedacht hij in een brief aan Beck: Niet de mogelijkheden, die niet konden worden verwezenlijkt, doch hetgeen wèl tot stand werd gebracht is beslissend voor de waarde van een leven. | |
[pagina 574]
| |
Hij voegde daarbij de overgeschreven tekst van een necrologie van Ter Braak uit het Groningse studentenblad Der Clercke Cronike van 24 mei 1940, een van de weinige die er door de oorlogsomstandigheden verschenen, en zeker een van de bijzonderste: Dr. Menno ter Braak† De ziekte van vader Ter Braak werd in de loop van de oorlog alleen maar ernstiger en zou hem uiteindelijk het leven onmogelijk maken. Hij verdronk zich in de zomer van 1952 in het riviertje de Berkel bij Eibergen. Zijn vrouw verhuisde hierop naar een pension in Velp te Gelderland, waardoor zij dicht in de buurt van haar geliefde broer Menno Huizinga Jr. kwam, die hier zijn dagen in verzorgingshuis Avondzon sleet. Trui Huizinga volgde haar man reeds een kwart jaar later in de dood.Ga naar eind100 De broodtrommel met boeken van Menno ter Braak, door zijn weduwe op 15 mei 's middags in allerijl onder de aarde verborgen, moest weer spoedig worden opgegraven. De huiseigenaar belde een week na Ter Braaks overlijden. Helaas moest hij mevrouw Ter Braak nu de huur opzeggen - hij vermoedde dat ze geen inkomsten had. Maar ze kon er tot 1 juli blijven wonen. De vierduizend gulden die zij hem geleend had als hypotheek op het door hem gekochte huis, vroeg zij pas na de oorlog weer terug. Van de levensverzekering die haar man in 1933 afgesloten had, ontving zij het bedrag van twintigduizend gulden,Ga naar eind101 ironisch genoeg bijna het bedrag waarmee Ter Braak op een vissersboot naar Engeland had kunnen vluchten. Uit beide gelden putte zij na de oorlog om | |
[pagina 575]
| |
een droom te kunnen verwezenlijken, waarover zij met haar man op de avond van zijn zelfmoord nog gesproken had: de uitgave van zijn Verzameld werk. Net als tijdens zijn leven bleef Ter Braak na zijn vroegtijdige dood een uiterst geduchte naam, maar een ongelezen auteur; een erflater met een versteende erfenis, het ergste wat hij zich gewenst kan hebben. De zeven delen Verzameld werk, typografisch schitterend verzorgd door Helmut Salden, gedrukt nota bene op bijbelpapier, moesten een monument worden, maar werden de sluitsteen op zijn graf. Een van de laatste literaire plannen van Ter Braak was een vertelling met de titel Strohtod, waarvoor Salden ongevraagd in enkele dagen een omslag leverde, zoals deze zelfs voor fictieve boeken omslagen ontwierp.Ga naar eind102 Strohtod zou het verhaal worden van een arme sloeber die heel zijn leven ploeterde om zijn naasten een aanvaardbaar bestaan te bezorgen. Het was Ter Braaks streven de heldhaftigheid van deze simpele ziel zo treffend mogelijk te doen uitkomen. Creperen op een strozak vond hij verkiesbaar boven een dood in de frontlinie. Ter Braak had voor valse illusies en pretenties altijd een populair rijmpje bij de hand: ‘de kater komt later’. De roman Strohtod bleef ongeschreven en veranderde in zijn hoofd ettelijke keren van vorm en titel. Zijn vooraangekondigde dood kreeg echter des te vaster gestalte en op het beslissende ogenblik bleef hij de kater voor: hoog vloog hij boven de storm uit. |
|