‘uitstoot’. Dit zijn eenzamen die, zo heet het, ‘voor allen de zware last der gedachte op zich’ genomen hebben. De een trekt, zichzelf kastijdend, met de flagellanten rond door Europa, een ander belandt op de brandstapel en nog een ander, eeuwen later, sterft op de barricaden. Als laatste wordt een man genoemd die men de wijsgeer gedoopt heeft omdat hij almaar zwijgt. Op de vragen die hij zich vertwijfeld stelt vindt hij geen antwoord. ‘Hij was slechts een ambteloos burger’, besluit het verhaal, ‘die het eenzame kruis had opgenomen; daarom slikte hij vergif, bij een apotheker bemachtigd. De hemel brak. Een ster werd tot een lichtfontein. En hij verging’.
‘Martyrium’ werd niet in De vrije bladen geplaatst. Bekijken we het verhaal inhoudelijk, dan halen we drie punten naar voren: de eenzaamheid van de enkeling tegenover de gemeenschap, de geestelijke uitzichtloosheid, en de ontwikkeling naar de dood toe. De vertelling lijkt hiermee een literaire neerslag van een bewustzijnscrisis die in Ter Braaks leven zelf in zijn Engelse reisdebâcle van augustus 1925 een uitdrukking had gevonden. Hoe autobiografisch het verhaal was, blijkt wel uit zijn notities voor Politicus zonder partij uit de nazomer van 1932. Onder het trefwoord ‘Dorp’ staat daar het volgende aangetekend: ‘In dit dorp is misschien niemand, die mij begrijpt, zelfs bij gebruik van eenvoudigste termen. De consequentie?’ Zeven jaar eerder had hij in ‘Martyrium’ al aangegeven wat die consequentie zou kunnen zijn. Het ligt voor de hand om voor de naam van het dorp Ter Braaks geboortedorp Eibergen in de Achterhoek in te vullen.
In de omgang met zijn dorpsgenoten moet voor de jonge Menno ter Braak een diepe communicatiestoornis voelbaar zijn geworden. We herkennen het beeld: het bevoorrechte dokterszoontje dat zijn lichamelijke zwakte tegenover een ruwe dorpsjeugd compenseert in een pose van geestelijke en misschien ook wel sociale superioriteit. Ter Braak heeft kennelijk al vroeg ervaren wat het is als individu min of meer machteloos tegenover een groep, een gemeenschap te staan. Toen hij naar Tiel verhuisde, veranderde dit niet. In de eerste klassen van het gymnasium geldt nog helemaal het recht van de brutaliteit en de biceps. Het beste jongetje van de klas wordt geminacht en gemeden en hij ondergaat zijn lot in een steeds verdere cultivering van de verstandelijkheid. Tiel was daarom niet in álle opzichten een gelukkige tijd voor Ter Braak. Maar