1919-1920 het ‘orgaan van de Tielsche gymnasiasten club’ opgericht: Nugae, wat wil zeggen ‘beuzelarijen’. Het blad, gefinancierd met advertenties van de plaatselijke middenstand, hield het door gebrek aan kopij helaas slechts één jaargang uit, maar Ter Braak heeft tussen zijn papieren altijd een plaatsje vrijgehouden voor de twaalf nummers. Schrijven (leren) was reeds toen zijn grote ambitie.
Het was dankzij de kwaliteit van zijn stukken in Propria cures dat hij in november 1924 door de schrijver Roel Houwink (1899-1987) werd uitgenodigd mee te werken aan het tijdschrift De vrije bladen. Dat jaar vormde Houwink samen met H. Marsman de redactie van dit nog piepjonge, in 1923 opgerichte blad. Binnendijk kwam er als redactielid bij in 1925, toen Menno ter Braak zelf ook metterdaad in De vrije bladen debuteerde en daarmee in feite zijn intrede deed in de Nederlandse literaire wereld. Het blad werd in zekere zin volgeschreven door een club van vrienden en kennissen, die in 1925 kort een formeel bestaan kreeg in ‘De Distelvinck’, ‘Kring van Vrienden van De Vrije Bladen’. In de nacht van 4 op 5 juli 1925 werd in de hofstede ‘De Zeven Linden’ onder Blaricum door de Distelvincken een Midzomernachtfeest gehouden. Er waren allerlei ernstige en minder ernstige bezigheden gepland, zoals voordracht van gedichten, zang, dans, voorrijden van dressuurpaardjes en bezichtiging van de Chinese stallen. Voor dit spektakel was de crème de la crème van de jonge schrijverswereld samengekomen. Het werd een memorabel nachtje, het feest ontaardde in een enorm zuipfestijn.
's Ochtends ging het gezelschap uit elkaar na eerst nog een ‘arcadisch ontbijt’ genuttigd te hebben. Een van de deelnemers vond het toen noodzakelijk bij de bewoners van de hofstede verschrikkelijk aan de bel te trekken. Hoofdorganisator Henrik Scholte wierp hem daarop bits de woorden toe: ‘Ik ontzeg U de toegang tot de verdere activiteiten van de Distelvinck’. Deze zouden echter niet meer volgen. Het Distelvinckje stierf datzelfde jaar een voortijdige dood. De vriendenclub had op haar hoogtepunt 223 leden geteld.
De vrije bladen vormde als blad geen gesloten front van gelijkgezinde geesten. Het was veeleer, zoals H. Marsman eens heeft gezegd, een verzameling van boeiende, maar afzonderlijke talenten, niet gebonden aan enig literair, artistiek of ideologisch credo. In deze kweektuin van persoonlijk en ongebonden elan voelde Ter Braak zich zeer goed op zijn plaats.