Een andere schoolgenote van hem, zij zaten samen op 6 gym, Anna Sophia van den Heuvell, schreef zo'n veertig jaar later de volgende karakteristiek (nooit gepubliceerd) van Menno ter Braak in zijn Tielse tijd: ‘een zéér knappe leerling, die vooral in de oude talen hoge cijfers behaalde. Al op jeugdige leeftijd gebruikte hij graag vreemde woorden waarvan hij toen misschien de betekenis niet begreep; wat een keer aan zijn Oom, Dr. ter Braak, bij wie hij in huis was de woorden ontlokte ('t was in 't begin van de eerste wereldoorlog): ‘Menno, gebruik toch niet steeds vreemde woorden; zo dadelijk ga je nog zeggen, dat de Duitschers zò-en-zòveel geallieerden naar Duitschland “getranspireerd” hebben. De Heer ter Braak was zeer muzikaal, speelde niet onverdienstelijk viool en als hij voor de piano ging zitten, speelde hij alles uit zijn hoofd zonder hierin les gehad te hebben. Hij had een gevoelige natuur; ik zou haast zeggen, dat hij vrouwelijk gevoelig kon zijn’.
Haast vrouwelijk gevoelig: een kant van Menno ter Braak die velen later niet hebben kunnen of willen opmerken. Of hij deze kant toen naar buiten toe helemaal heeft afgeschermd? Er zijn misschien ervaringen in zijn leven geweest die hem hebben doen verharden. Maar zijn gevoelige zijde is toch nooit verloren gegaan; hij zal haar in zijn innerlijk hebben bewaard en gekoesterd. De Tielse sfeer, de idylle van zijn puberteit, moet er een belangrijk deel van hebben uitgemaakt. Hoe vaak zal hij die keren dat hij later voor korte of langere tijd verstrikt zat in de netten van zijn eigen intellectualiteit, hebben terugverlangd ‘naar gras en primitieve geluiden, naar langzame schepen op bochtige rivieren’ (Propria cures, 29 maart 1924) - onmiskenbaar een echo van Tiel en het landschap van de Betuwe. Aan het eind van de zomervakantie van 1939 was hij nog een keer in het stadje en maakte er 's avonds een wandeling. In zijn dagboek schreef hij dat Tiel ‘voor mij na twintig jaar nog altijd in de eerste plaats is de stad van “Ina Damman”; iedere hoek, iedere straat een “erotisch perspectief”, een stuk verwachting, teleurstelling, onzekerheid etc.’ (Journaal 1939, 24 september). De mythe, zoals hij het noemde, werkte nog steeds. Ook hij kon het meisje van zijn jongensjaren niet vergeten. We weten nu wie deze beeldschone jongedame was. Maar als dochter uit een fabrikantenfamilie van streng katholieke confessie, de Daalderops, kon het tussen haar en Menno, die immers uit een vrijzinnig-protestants